Vergadering van Dinsdag 19 September 1911.
b. tot verkoop van een strookje gemeentegrond
aan de Westerplantage aan H. Bender alhier;
I
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 19 September 1911. 185
Tegenwoordig 20 leden, te weten de heeren
Berghuis, Wilhelmij, Fransen, van der Kooi, Oosterhoff,
Zandstra, Lautenbach, Haverschmidt, J. Koopmans,
Menalda, Hartelust, Tulp, G. W. Koopmans, Vonck,
Tijsma, Feitz, Beekhuis, Boosman, Komter en Schoon-
dermark.
Afwezig 5 leden, waarvan met kennisgeving de
heeren Burger, Feddema en van Messel.
Zonder kennisgeving de heerenBeucker Andreae
en de Jong.
Voorzitter: de heer T. Komter, wethouder, waar
nemend burgemeester.
I. De notulen der op Dinsdag 5 September 1.1.
gehouden vergadering worden gelezen en vastgesteld.
II. Wordt medegedeeld
1. dat blijkens schrijven van den Commissaris dei-
Koningin aan Burgemeester en Wethouders, bij Konink
lijk besluit van 6 September 1911, no. 40, is benoemd
tot burgemeester dezer gemeente de heer mr. J. A.
N. Patijn
2. dat door Gedeputeerde Staten zijn goedgekeurd
de raadsbesluiten dd. 22 Augustus 1911 no. 332R/143
en 330R/149
a. tot wijziging der gemeentebegrooting, dienst
1911
3. dat de Minister van Binnenlandsche Zaken
heeft goedgekeurd het raadsbesluit van den 22 Augustus
1.1. no. 2450/159, houdende benoeming van den heer
M. A. Schwartz tot tijdelijk leeraar in de oude talen
aan het gymnasium alhier.
De mededeelingen 13 worden voor kennisgeving
aangenomen
4. adres van B. J. Krottje te Midlum, waarbij
andermaal wordt verzocht hem tegemoet te komen
in de betaling van de pachtsom voor het tolhek „de
Koetille" aan den Harlinger trekweg.
Wordt voorgesteld dit adres voor kennisgeving
aan te nemen.
De heer Zandstra heeft den vorigen keer, toen een
dergelijk verzoek was ingekomen, aan Burgemeester
en Wethouders verzocht Krottje te hooren. Spreker
weet niet of aan dat verzoek is voldaan. De adres
sant schijnt erg in het nauw te zitten, anders kwam
hij niet telkens met een adres. Hij zou wel willen
dat Krottje nog persoonlijk werd gehoord.
De Voorzitter antwoordt dat van Krottje, voor
zoover hem bekend, geen verzoek om gehoord te
worden is ingekomen. In het adres zijn geen nieuwe
gezichtspunten geopend en de raadsbesluiten tot
afwijzing van vorige adressen liggen er een en ander
maal. Burgemeester en Wethouders hebben dan ook
geen ander voorstel kunnen doen.
De heer Zandstra wijst er op dat de Voorzitter
hem niet goed heeft verstaan. Spreker heeft gezegd
dat hij in eene vorige vergadering Burgemeester en
Wethouders heeft verzocht Krottje te hooren en dat
hij, indien dit niet is geschied, zou wenschen dat het
nog gebeurt.
De Voorzitter geeft te kennen dat, als de Raad
afwijzend heeft beschikt op een adres, er dan voor
Burgemeester en Wethouders weinig aanleiding meer
bestaat om adressant te hooren. Wanneer hij thans
had verzocht om ontbinding der huurovereenkomst
of iets dergelijks, dan was er voor Burgemeester en
Wethouders misschien aanleiding geweest de kwestie
opnieuw te bekijken. Krottje heeft dit niet gedaan
hij heeft precies hetzelfde gevraagd als de vorige
keeren en vandaar dan ook het gelijkluidende voorstel
van Burgemeester en Wethouders.
De heer Lautenbach meent dat men dit den adres
sant niet al te zwaar moet aanrekenen. Aan de
wijze van schrijven en styleeren kan men duidelijk
zien dat Krottje niet gewoon is te requestreeren.
Het is niet zoo'n wonder dat iemand, die een pacht
niet kan betalen, telkens hetzelfde vraagt, daar zijne
redeneering altijd gelijk is, nl. deze ik kom te kort.
Spreker herhaalt dat dit adressant niet te zwaar
moet worden aangerekend.
De Voorzitter zal het voorstel van Burgemeester en
Wethouders in stemming brengen.
De beslissing daarop verhindert Krottje niet met
een verzoek te komen in den geest als door spreker
is aangegeven.
De beraadslaging wordt gesloten.
Met 19 stemmen tegen 1 stem wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Vóór stemmen de heerenBerghuis, Wilhelmij,
Fransen, van der Kooi, Oosterhoff, Zandstra, Haver
schmidt, J. Koopmans, Menalda, Hartelust, Tulp,
G. W. Koopmans, Vonck, Tijsma, Feitz, Beekhuis,
Boosman, Komter en Schoondermark.
Tegen de heer Lautenbach.
5. adres van de besturen der afdeeling Leeuwarden
van den Nederlandschen Federatieven Bond van
Gemeentewerklieden en van den Christelijken Bond
van Gemeentewerklieden om artikel 36 van het Werk
liedenreglement toe to passen in dien zin, dat met
inachtneming van 's Raads beslissing inzake de motie-
Besuijen de verhooging der loonen van de gemeente
werklieden met 3, 6, 9 of 12 dienstjaren worden ge
rekend te zijn ingegaan met 1 Juli 1911
6. adres van de afdeeling Leeuwarden van den
Bond van Nederlandsche Gemeentewerklieden om de
verhooging der loonen van de gemeentewerklieden
te doen ingaan, gerekend van 1 Juli 1911 af.
Wordt voorgesteld de adressen sub 5 en 6 naar
Burgemeesteren Wethouders te renvoyeeren ten einde
ten aanzien van de motieven, die hen tot het bestre
den besluit hebben geleid, den Raad alsnog de ver-
eischte mededeelingen te doen.
De heer Lautenbach doet opmerken dat„den Raad
de vereischte mededeelingen te doen", iets anders is
dan het uitbrengen van prae-advies. Spreker vraagt
of het de bedoeling is van Burgemeester en Wet
houders om die mededeeliugen te doen en daarmede
uit, of dat Burgemeester en Wethouders prae-advies
zullen uitbrengen. Met het eerste kan spreker zich
niet vereenigen. Hij wil een prae-advies uitlokken.
De heer Schoondermark (wethouder) wijst er op,
dat er verschil bestaat tusschen hetgeen Burgemeester
en Wethouders voorstellen en wat de heer Lauten
bach eischt. Deze zaak behoort tot de competentie
van Burgemeester en Wethouders. Wanneer nu dit
college voorstelt de adressen in hunne handen te