Vergadering yan Dinsdag 3 October 1911.
198 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 19 September 1911.
Het voorstel van den lieer Gr. W. Koopmans wordt
niet ondersteund en maakt alzoo geen onderwerp
van bespreking meer uit.
De heer G. W. Koopmans vraagt of het niet beter
is dat alsnog woordelijk wordt opgenomen hetgeen
staat in de wet van 30 December 1909, n.l. dat den
ontvanger de verplichting kan worden opgelegd te
storten in eene „bewaarplaats of instelling''. Doet
men dit, dan is in elk geval aan de betrekkelijke
wet voldaan.
De Voorzitter antwoordt dat de Raad niet meer
behoeft te regelen hetgeen reeds door de wet is
geregeld.
De heer J. Koopmans vraagt of de in onderpand
aangenomen effecten bij Burgemeester en Wethouders
of bij den ontvanger in bewaring blijven.
De Voorzitter antwoordt dat die effecten worden
bewaard in de safe van de betrokken bankinstelling.
Burgemeester en Wethouders zullen daarvan een
afzonderlijken sleutel hebben.
De beraadslaging wordt gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeenkom
stig de voorstellen van Burgemeester en Wethouders.
Niets meer te behandelen zijnde, wordt de verga
dering door den Voorzitter gesioten.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 3 October 1911. 199
Tegenwoordig 22 leden, te weten de heeren de
Jong, van der Kooi, Beucker Andreae, Fransen,
Berghuis, Oosterhoff, Haverschmidt, Boosman, Feitz,
G. W. Koopmans, J. Koopmans, Hartelust, Zandstra,
Lautenbach, van Messel, Tulp, Vonck, Tijsma, Beek
huis, Feddema, Burger en Menalda.
Afwezig met kennisgeving de heeren Wilhelmij,
Komter en Schoondermark, allen wegens ongesteld
heid.
Voorzitter de heer mr. C. Beekhuis, tijdelijk wet
houder, waarnemend burgemeester; later de heer mr.
J. A. N. Patijn, burgemeester.
I. De Voorzitter stelt voor de lezing der notulen
van de vorige vergadering aan te houden tot de
volgende.
Met algemeene stemmen wordt dienovereenkomstig
besloten.
II. De Voorzitter deelt mede, dat blijkens het
daarvan opgemaakt proces-verbaal de nieuwbenoemde
burgemeester, de heer mr. J. A. N. Patijn, lieden in
handen van den heer Commissaris der Koningin in
deze provincie de vereischte eeden heeft afgelegd.
Deze mededeeling wordt voor kennisgeving aan
genomen.
III. Wordt overgegaan tot behandeling der voor
heden op den oproepingsbrief vermelde punten.
1. Benoeming van tijdelijke leeraren in het lijn- en
vakteekenen, het handteekenen, de wiskunde en de
Nederlandsche taal aan de Burgeravondschool.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Boosman zegt van plan te zijn, naar
aanleiding van dit punt enkele vragen te stellen.
Daartoe zou echter de vergadering moeten overgaan
in eene geheime. Spreker begrijpt zeer goed dat dit
op het oogenblik moeilijk is en hij ziet bovendien
zeer tot zijn leedwezen, dat de heer Wethouder van
onderwijs afwezig is.
Daarom stelt hij voor de behandeling van dit punt
uit te stellen tot de volgende vergadering.
De Voorzitter verklaart dat er bij Burgemeester en
Wethouders geen bezwaar bestaat tegen het aannemen
van dit voorstel.
De beraadslaging wordt gesloten.
Met algemeene stemmen wordt tot aanhouding van
de benoeming besloten.
2. Installatie van den nieuw benoemden Burgemeester,
den heer mr. J. A. N. Patijn, als voorzitter van den
Gemeenteraad.
De Voorzitter verzoekt de heeren Beucker Andreae.
Feitz en Oosterhoff den nieuwbenoemden Burgemeester
binnen te leiden en spreekt daarna het volgende
Mijnheer Patijn
Aan den Raad is mededeeling gedaan van Uwe
benoeming tot Burgemeester van Leeuwarden.
Ik zou thans kunnen volstaan met mijn zetel voor
U in te ruimen en U te verzoeken Uw ambt te willen
aanvaarden, en daartoe bestaat eigenlijk alle aanleiding,
daar het slechts aan de toevallige omstandigheid
dat de Raad mij 14 dagen geleden tot tijdelijk wet
houder benoemde, en aan de omstandigheid dat de
twee oudste wethouders ongesteld zijn, is te wijten
dat de raadsvergadering van heden door mij wordt
gepresideerd. Intusschen ik ben aanmatigend en egoïst
genoeg om niet afstand te doen van het voorrecht
dat mij nu te beurt valt, om aan Uwe installatie
een enkel woord te kunnen toevoegen, ten einde in
de eerste plaats U geluk te wenschen en verder U
de verzekering te geven dat de raadsleden, en, ik
mag zeggen, de meeste ingezetenen dezer gemeente
Uwe benoeming met vreugdevolle belangstelling heb
ben vernomen.
In de eerste plaats dan een gelukwensch.
Het zal velen gemakkelijker schijnen dit woord uit
te spreken dan te motiveeren hoe het voor U een
geluk zou kunnen zijn de schoone Hofstad, met alles
wat zij haren inwoners op allerlei gebied schenkt, te
verlaten en U metterwoon te vestigen in een stad,
die, wat hare naaste omgeving betreft, helaas niet op
natuurschoon kan bogen, en waar tot dusverre niet
die genietingen, vooral op het gebied van kunst,
worden aangeboden, welke den intellectueel en artistiek
aangelegden mensch een behoefte zijn geworden.
Toch wensch ik U geluk, want, niet waar, Gij, die
het U toevertrouwde ambt hebt begeerd, hoewel Gij
wist in hoeveel opzichten Leeuwarden bij 's Graven-
hage moet achterstaan, Gij zijt tot ons gekomen in
het volle besef van het vele goede dat onze stad
toch bezit, en in de volle illusie dat veel van Avat
zij nog mist, onder Uwe leiding en op Uw initiatief
kan worden tot stand gebracht.
Ja, ik wensch U van harte geluk, want het lijkt
mij heerlijk op Uwen leeftijd een ambt te aanvaarden,
dat U in de gelegenheid stelt in zeer groote mate
bij te dragen tot het verhoogen van den bloei dezer
gemeente en van de geestelijke en stoffelijke wel
vaart harer ingezetenen.
Ik zeide in de tweede plaats dat wij allen Uwe
benoeming met vreugdevolle belangstelling hebben
vernomen.
Hoe zou het anders kunnen dan dat de geheele
burgerij de grootste belangstelling betoonde bij de
vraag Avie haar Burgemeester zou AA'orden Wij staan
aan den vooravond van de totstandkoming van hoogst
belangrijke werken die de industrie, den handel en
het verkeer in de gemeente tot hoogeren bloei kunnen
brengen en de openbare gezondheid kunnen verhoogen.
Ik noem slechts de electrische centrale, de tramlijn
naar Drachten en het abattoir. Of dergelijke inrich
tingen Averkelijk aan haar doel zullen beantwoorden
hangt stellig vooral af van de leiding, die aan de
exploitatie daarvan zal Avorden gegeven. En die
leiding berust hoofdzakelijk bij den Burgemeester,
AArant Avel staat hem een Raad en een college van
dagelijksch bestuur ter zijde, doch hij is het hoofd,
van hem zal het vooral afhangen op welke wijze die
organen hunne functiën zullen vervullen.
En ook andere, nog niet in voorbereiding zijnde
zaken, welke het stoffelijk of het geestelijk heil der
gemeentenaren raken, wachten op het initiatief van
den Burgemeester.
Verklaarbaar is het dus zeker dat geheel Leeuwarden
met gespannen aandacht wachtte op het Koninklijk
besluit, waarbij aan haar een nieuwe Burgemeester
zou worden gegeven.
Een gevoel A*an vreugde mengde zich in die be-