206 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 October 1911. 4. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan J. Gorter op zijn verzoek eervol ontslag te verleenen als onderwijzer aan gemeenteschool no. 1. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. O O 5. Benoeming van tijdelijke leeraren in het lijn- en vakteekenen, het handteekenen, de wiskunde en de Neder- landsche taal aan de Burgeravondschool. Do beraadslaging wordt geopend. De heer Boosman zou, alvorens over te gaan tot de benoeming, enkele vragen willen stellen. Daar echter enkele personen zullen moeten worden be sproken, zou spreker gaarne zien dat de deuren werden gesloten, ten einde in geheime vergadering te beraad slagen. De Voorzitter doet den heer Boosman opmerken dat een voorstel om de deuren te sluiten moet uit gaan van vijf leden. De hoer Schoondermark (wethouder) wil, alvorens er besloten wordt tot het houden eener geheime vergadering, den heer Boosman vragen of het niet mogelijk is dat deze zijne vragen zóó stelt dat geen personen worden genoemd, dus zóó dat de vragen in openbare zitting kunnen worden behandeld. Spreker kan zich niet voorstellen dat er ten opzichte van één der aanbevolen personen iets kan worden miszegd. Het spijt spreker dat hij in de vorige vergadering niet aanwezig was. De oorzaak daarvan was onge steldheid en de heer Boosman kan dat niet helpen. De vragen moeten zeker wel zeer gewichtig zijn, want de heer Boosman kan wel wel weten dat de Burger avondschool reeds op 3 October is geopend, zoodat er nu reeds 8 dagen een 5-tal leerkrachten ontbreken, iets wat zeer nadeelig werkt. Spreker herhaalt zijn verzoek aan den heer Boosman om de vragen zoo in te richten, dat zij in openbare zitting kunnen worden behandeld. De heer Boosman kan alleen antwoorden dat hij in de vorige vergadering hetzelfde verzoek heeft ge daan en dat toen door den Voorzitter is gezegd dat er bij Burgemeester en Wethouders geen bezwaar bestond om de behandeling uit te stellen. Het voor stel werd toen dus door Burgemeester en Wethouders overgenomen, zoodat spreker van de hem door den heer Schoondermark toegediende reprimande niets begrijpt. Spreker blijft bij zijn verzoek om deze zaak in besloten vergadering te behandelen. Het verzoek van den heer Boosman wordt vol doende ondersteund, waarom de Voorzitter, tevens in verband met de behandeling van het volgend punt, de deuren laat sluiten. Na heropening stelt de Voorzitter voor over te gaan tot de benoeming. De heer van der Kooi vraagt liet woord en zegt dat als er één tak van dienst is die aanspraak heeft op zekeren voorrang in belangrijkheid, dan is dit, zijns inziens, het onderwijs. Dat de Raad dit met hem eens is bewijst de bijna vaste gewoonte om bij vacatures no. 1 der voordracht te benoemen. Dit is een gewoonte, die door de onderwijzers op hoogen prijs wordt gesteld en waarvan in 't belang van het onderwijs niet dan noode mag worden afgeweken. Alleen wanneer persoonlijke antecedenten buiten be kwaamheden overwegenden invloed uitoefenen, om iemand naar voren te schuiven, mag men zóó maar niet besluiten aan no. 1 den voorrang te geven bij het benoemen. De leider der inrichting, wien de taak is opgedragen, uit de sollicitanten met wettelijke be voegdheden zich op de hoogte te stellen van de meerdere of mindere practischo bekwaamheden, en die, gewapend met zijn verzamelde gegevens, in overleg treedt met Burgemeester en Wethouders of een afzonderlijk daarvoor fungeerend persoon of col lege, heeft een zeer moeilijke taak en verdient aller waardeering en vertrouwen. Waar verschil van ge voelen bestaat tusschen leider en autoriteit moeten we ons vertrouwen schenken aan den leider, tenzij de autoriteit het tegendeel aantoont. Bij gewone sollicitaties zullen we gewis de belangen van het on derwijs bevorderen, als we bij benoemingen dezen stelregel volgen. Doch we hebben hier met een buitengewoon geval te doen. Hier worden voor bij baantjes, uit de bevoegde en bij alle autoriteiten volledig bekende sollicitanten, voordrachten opge maakt en de antecedenten van allen in een uitvoerig rapport beschreven, zonder dat daaraan een expres onderzoek naar de practische bevoegdheid is ingesteld tenminste daarvan bleek spreker niets uit het rapport. Het verkrijgen van no. 1 op deze voordrachten staat gelijk met de kunst of het geluk om bij solli citaties in 't algemeen, waar zich velen aanbieden, onder de aandacht te vallen. Wie de eer heeft gehad, wel eens te solliciteeren, weet bij ondervinding, dat iemand in voorkomen of positie bij anderen uitmuntende, eer de aandacht op zich gevestigd ziet en zoodoende direct al als een gevaarlijk concurrent wordt beschouwd. 't Wil spreker voorkomen, dat zulk een toeval hier aanwezig is, vooral bij de voordrachten voor wiskunde en Nederlandsche taal. Wanneer men de stukken en het rapport leest dan meent hij, dat we in 't belang van 't onderwijs handelen door voor deze beide va catures ons volle vertrouwen te schenken aan de heeren Dijkema en van der Molen, zonder daarmee eenige mindere geschiktheid der nos. 1 te willen doen vermoeden. Het algemeene kenmerk om onder de aandacht te vallen, bij ieder solliciteerende volledig bekend, heeft hier klaarblijkelijk parten gespeeld. Bij benoeming van de hier slechts eenige maanden wonende hoofden en het passeeren van hier reeds jaren met succes en tot groote tevredenheid werkende onderwijzers, die bovendien in practische en wette lijke bevoegdheden als geheel gelijkwaardig mogen worden beschouwd, zullen we een slechten dienst be wijzen aan ons lager onderwijs. Met recht zullen de onderwijzers dan mogen beweren, dat bij de beharti ging der belangen van het personeel bij het onder wijs de hoofden een voorsprong hebben, wat aanlei ding moet geven tot toestanden, waarvan niet alleen de onderwijzers maar ook de leerlingen de treurige gevolgen moeten ondervinden. De bereidwilligheid der heeren hoofden om hun practische bekwaamheden, ook buiten hun gewone schooluren, te willen dienstbaar maken voor de alge meene ontwikkeling en tevens de belangen van hun eigen gezin, stelt spreker op hoogen prijs. Bij in voering van verplicht herhalingsonderwijs, dat zoo we hopen spoedig komt, is het te wenschen dat ieder hoofd een belangrijk deel voor zijn rekening neemt tegen voldoende bezoldiging. Daar althans is de voorrang van het hoofd als eerste leeraar met degelijke gronden te bepleiten, waarvoor bij deze sollicitatie geen motief is aan te voeren. De thans aangevoerde motieven, ofschoon niet gezien bij de stukken voor den voorrang van den heer Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 October 1911. 207 Ferwerda, stelt spreker op hoogen prijs, omdat hij bij ondervinding de bron kent, die daartoe meewerkte, doch het aangevoerde van den leider voor den heer Dijkema weegt bij hem zwaarderhet aangevoerde voor den heer Nubé zou doel treffen bij verplicht onderwijs, doch moet nu volkomen minderwaardig worden erkend bij dat voor den heer van der Molen, waar we hier met leerlingen hebben te doen, die met het doel om te leeren de school gaan bezoeken. Bovendien moeten we onze volle waardeering betui gen aan alle sollicitanten om door inspanning hunner krachten, nuttig werkzaam te willen zijn en tevens hun positie te verbeteren. Vooral in deze tijden zal zoo'n extraatje dubbel welkom zijn, en, waar het tevens in 't belang van den dienst kan worden gedaan, mogen we dat met geen onzer laagst gesalarieerden, in welke betrekking ook geplaatst, over het hoofd zien. Alphabetische aanbevelingen waren in dit geval wen- schelijker geweest en spreker is zoo vrij in zulke gevallen daar voor het vervolg do aandacht op te vestigen. De beraadslaging wordt gesloten. Wordt overgegaan tot de benoeming. Voor de eerste vacature voor het lijn- en vak teekenen zijn uitgebracht 23 stemmen, te weten op den heer D. de Vries 16 stemmen, J. J. Gerstel 6 terwijl 1 briefje in blanco is ingeleverd. De heer D. de Vries is alzoo benoemd. Voor de tweede vacature zijn uitgebracht 23 stemmen, te weten op den heer S. Goud 16 stemmen, J. J. Gerstel 7 De heer S. Goud is alzoo benoemd. Voor de vacature in het handteekenen zijn uit gebracht 23 stemmen, verdeeld als volgt op den heer H. de Bruin 12 stemmen, J. J. Gerstel 11 De heer H. de Bruin is alzoo benoemd. Voor de vacature in de wiskunde zijn uitgebracht 23 stemmen, verdeeld als volgt op den heer N. Dijkema 16 stemmen H. T. Ferwerda 6 terwijl 1 briefje in blanco is ingeleverd. De heer N. Dijkema is alzoo benoemd. Voor de vacature in de Nederlandsche taal zijn uitgebracht 23 stemmen, te weten op elk der heeren P. v. d. Molen en A. C. Nubé 10 stemmen, op den heer K. Postma 2 terwijl 1 briefje in blanco is ingeleverd. Daar niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt overgegaan tot eene tweede vrije stemming, waarvan de uitslag is dat zijn uitgebracht op den heer A. C. Nubé 12 stemmen, P. v. d. Molen 11 De heer A. C. Nubé is alzoo benoemd. 6. Het eerste suppletoir kohier van den Hoofdclijkcn Omslag, dienst 1911. Het le suppletoir kohier wordt vastgesteld met een totaal der cijfers van aanslag van 342,205 en een totaal der aanslagen van 9988.49. 7. Rapport der Commissie, lelast geweest met het onderzoek van de gemeenterekeningdienst 1910. De conclusie van het rapport, strekkende o.a. tot voor- loopige vaststelling der gemeente-rekening, dienst 1910, in ontvangad 1,760,454.13 in uitgaaf1,640,105.165 batig saldo f 120,348.965 wordt met algemeene stemmen aangenomen. 8. Rapport der Commissie, belast geweest met het onderzoek omtrent de begrooting van ontvangsten en uitgaven van het Stads-Ziekenhuis, dienst 1912. De conclusie van het rapport, strekkende tot het goedkeuren der begrooting, wordt met algemeene stemmen aangenomen. 9. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging der gemeentebegrooting, dienst 1911. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 10. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders inzake het adres van de firma van Creveld en Fabre te Rotterdam om vergunning tot het leggen en hebben van een dam in de sloot tusschen hun per ceel, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden sectie I) no. 857 en den Harlingertrekwegvoor het verkrijgen van uitweg naar dien weg, enz. Dit prae-advies luidt als volgt Door de firma Van Creveld en Fabre te Rotterdam wordt bij het hiernevens teruggaand adres, dat in handen onzer vergadering om prae-advies werd ge steld, vergunning verzocht tot het leggen en hebben van eon dam met een kruinbreedte van 3 M. in de sloot tusschen het perceel, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, sectie D., no. 857, en den Harlinger trek- wog, ten einde daarover een uitweg te verkrijgen naar dien trekweg, ten behoeve van eene op gemeld perceel voor de firma M. Dwinger te stichten beenderen- bewaarplaats, ter vervanging van de daarop reeds aanwezige. Tevens vraagt adressante van de betaling eener recognitie te worden vrijgesteld, daar zij krach tens raadsbesluit van 26 Juli 1910, no. 260r/120, voor het berijden van genoemden trekweg, het daar langs plaatsen van een steiger en daarin leggen van rioolbuizen reeds een beduidende recognitie heeft te voldoen en voorts, omdat door M. Dwinger eveneens een recognitie uit gelijken hoofde wordt betaald. Tegen inwilliging van het verzoek, voor zoover dit het leggen en hebben van den dam betreft, hebben wij, mede op grond van het nevensgevoegd rapport van den gemeentelijken Inspecteur voor het woning toezicht, geen bezwaar. Echter wenschen wij de vergunning slechts verleend te zien onder voorwaarde, dat een recognitie worde betaald. Deze behoeft niet hoog te zijn het bedrag van 1.- komt ons vol doende voor maar is noodig als erkentenis van den eigendom der gemeente in do massale sloot, waarin en den weg, waartegen de dam wordt geplaatst. Deze overweging heeft ons ertoe gebracht Uwe Vergadering hierbij tevens voor te stellen Uw boven aangehaald besluit van 26 Juli 1910 aan te vullen met de destijds ten onrechte weggelaten bepaling, dat ook voor den in dat besluit bedoelden dam voortaan een jaarlijksche recognitie van 1.- zal verschuldigd zijn. Met betrekking tot het door adressante gememo reerde ten opzichte van de door M. Dwinger te betalen recognitie merken wij op, dat deze niet verschuldigd is voor het leggen en hebben van een dam, maar voor de aan Dwinger bij raadsbesluit van 11 Februari 1896, no. 4, verleende vergunning om van den Har-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1911 | | pagina 3