220 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 October 1911. De hoer G. W. Koopmans wil geen ambtenaar een blaam aanwrijven. Integendeel respecteert hij den ambtenaar, die handelt zooals hij meent te moeten handelen volgens de wet. Wanneer spreker echter, om inzage te krijgen van de schoolgeldlijsten, zich bij den secretaris moet vervoegen en alle andere leden zullen in dergelijke gevallen ook dien weg hebben te bewandelen, dan zal de secretaris niet veel tijd over hebben voor ander werk. Spreker had echter gaarne gewild dat Burgemeester en Wethouders bij deze gelegenheid de schoolgeldlijsten ter inzage hadden gelogd. Het zijn geen stukken die veel beteekenen en dergelijke kunnen wel op de leeskamer worden gedeponeerd. De Voorzitter zegt den heer G. W. Koopmans toe, dat Burgemeester en Wethouders diens wensch gaarne zullen overwegen. De heer Haverschmidt kan zich, met alle respect voor den districts-schoolopziener, niet begrijpen, hoe deze zich voorstelt dat ouders met een inkomen van 25004500 en boven 4500 gulden hunne kinderen zullen zendon naar school 12. Het ligt toch voor de hand, dat deze naar de inrichtingen van hooger of middelbaar onderwijs zullen overgaan. Zoo zal het gaan met de kinderen uit de stad en van elders. Schijnbaar is de regeling, die Burgemeester en Wet houders voorstollen, onrechtvaardig voor de Leeuwarder leerlingenlaat men de buitenleerlingen 30 gulden betalen dan zal dit bedrag inderdaad blijken te zijn het maximum schoolgeld, dat op school 12 wordt betaald. Evenredige heffing van buitenleerlingen is onprac- tisch en met 50 gulden schoolgeld sluit men voor hen de school, hetgeen volkomen in strijd is met de wordingsgeschiedenis van school 12 en met het besluit van 26 Maart 1907. Het is daarom dat spreker de oplossing, door Bur gemeester en Wethouders gevonden, zeer aanbeveelt. De heer Schoondermark (wethouder) geeft te kennen dat de heer G. W. Koopmans wijst op de onbillijk heid dat menschen, die in Huizum wonenen ƒ4000. inkomen hebben, minder schoolgeld zullen betalen dan ingezetenen der gemeente met hetzelfde salaris. Die schijnbare onbillijkheid kan worden weggenomen door de met de betrokken gemeente aan te gane gemeenschappelijke regeling. Spreker wil er den heer G. W. Koopmans in de eerste plaats op wijzen dat dit raadslid niet heeft weerlegd de motieven, die Burgemeester en Wethouders hebben te berde ge bracht tegen de toepassing eener evenredige heffing voor de buitengemeenten. Zij hebben wel degelijk gezegd dat daaraan veel bezwaron zijn verbonden. Wat nu betreft de regeling met de buitengemeenten om een gemiddeld schoolgeld te heffen, dat is in overeenstemming met de wet op het Lager Onderwijs. De Minister van Binnenlandsche Zaken gaf bij be schikking van 16 April 1891 no. 1521 afd. BB om trent art. 52 dier wet de volgende toelichting „Voor kinderen van buiten de gemeente kan geen „sprake zijn van het vermoedelijk inkomen van de „ouders of van de kinderen zelve, dat tot grondslag „dient van den aanslag in den hoofdelijken omslag „in de gemeente een schoolgeld voor kinderen van „buiten de gemeente, gelijkstaande met ongeveer het „gemiddelde van het maximum en minimum voor „kinderen uit de gemeente, kan geacht worden, niet „met de eerste alinea van artikel 48 thans 52) der „wet in strijd te zijn". Spreker herhaalt dat de toepassing van een even redig schoolgeld voor de buitengemeenten aan vele bezwaren onderhevig is. Hoe moeilijk toch is het reeds om het inkomen der ingezetenen te schatten. Dit zal voor de menschen, die buiten de gemeente wonen, nog moeilijker gaan. De onbillijkheid door den heer G. W. Koopmans in het licht gesteld, kan door de gemeente Leeuwarderadeel worden ondervangen. Wat zal in de toekomst gebeuren? De gemeente of de ouders der leerlingen zullen het schoolgeld betalen. Wanneer de gemeente Leeuwarderadeel zegt: de gemeente zal 30.schoolgeld betalen en ook even redig schoolgeld heffen, dan is de onbillijkheid weg en de controle is beter. Hetgeen de heer Koopmans zegt is zeer imaginair, daar de school er op ingericht is deze beide catego rieën niet te hebben. Door aldus te doen krijgt de gemeente toch niet meer dan 30.en is het finan- cieël niet voordeeliger. Nog wil spreker er op wijzen dat de verordening vóór 1 Januari in orde moet zijn. Den 22sten Augustus is zij al in bespreking geweest en thans zijn wij nog niets verder. Gedeputeerde Staten moeten nog eerst hunne goedkeuring aan de verordening hechten, waarna de Kroon moet beslissen. Spreker kan niet inzien, waarom de heer Koopmans blijft aandringen op evenredige schoolgeldheffing voor de buitengemeenten. Do heer G. W. Koopmans wil eerst den heer Haver schmidt antwoorden. Dit raadslid veronderstelt dat kinderen van ouders met inkomens van 4000. niet op school 12 thuis behooren. Voor zoover spreker enkele leerlingen van school 12 kent, zijn dat kinderen van oudors, die als het moet wel ƒ100.schoolgeld willen en kunnen betalen. School 12 wordt dikwijls door ouders, die buiten de gemeente wonen, beschouwd als een soort kostschool, waar de leerlingen alge- meene ontwikkeling en kennis opdoen. De naam, die school 12 buiten de gemeente heeft, is dan ook uitstekend. De heer Schoondermark komt er alleen op dat spreker niet heeft weerlegd de bezwaren, die Burgemeester en Wethouders tegen de toepassing van evenredig schoolgeld in de buitengemeenten hebben opgeworpen. Spreker meent dat dit nog al eenvoudig is. Het staat zelfs in de stukken. Wanneer men niet weet hoeveel het inkomen bedraagt van de ouders van een leerling, vraagt men eenvoudig aan het bestuur der gemeente, waar zoo iemand woont, om inlichtingen. In verband daarmede wordt het schoolgeld berekend. De wethouder heeft gezegd dat het aan de gemeente Leeuwarderadeel lag om met Leeuwarden eene overeenkomst aan te gaan en bepalingen te maken. De Eaad van Leeuwarden zit er echter voor om voor Leeuwarden het best en het voordeeligst te werken. De heer Prakken zegt in zijn missiveblijkens de Memorie van Toelichting zijn do gemiddelde kosten per leerling voor deze school 65.en in het verslag van 12 Maart 1907 pag. 43 zegt de heer Schoondermark „Wat wenschen nu Burgemeester en Wethouders „Zij weigeren niet de toelating van leerlingen uit de „buitengemeenten, maar vragen alleen van die ge- „meenten dat zij den kostenden prijs zullen betalen". Spreker zou in verband met die uitlating willen beweren dat de Raad het maximum schoolgeld voor kinderen uit de buitengemeenten gerust op 50. mag stellen. De heer Schoondermark (wethouder) repliceert dat hetgeen spreker den 12en Maart 1907 heeft gezegd, verband hield met de wet en niet met een evenredige schoolgeldheffing. Toen was het schoolgeld een vaste som en de gemeenten zijn door de invoering eener even Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 October 1911. 221 redige schoolgeldheffing aan de wet gebonden. Wordt hier dan ook eene evenredige schoolgeldheffing inge voerd, dan kan de gemeente van de buitenwonende leerlingen niet nemen wat zij wil en dezen b.v. 50. laten betalen. Dat mag de gemeente niet doen, maar spreker zou bovendien bevreesd zijn vele leerlingen te moeten missen. De minister heeft gezegddit is het minimum, dat het maximum en daar tusschen in is het schoolgeld van de leerlingen uit de buiten gemeenten. De onrechtvaardigheid waarvan de heer G. W. Koopmans heeft gesproken, zal ook in Huizum door de minder bedeelden worden gevoeld. De heer Koop mans heeft gezegd dat menschen te Huizum met 4000.inkomen minder schoolgeld zullen betalen dan ingezetenen van Leeuwarden, in dezelfde positie verkeerende. Het is echter evenzeer waar dat iemand, die minder verdient en te Huizum woont, 30. betaalt, terwijl een ingezetene met 15.vrij is. Dat is ook onbillijk. Die onbillijkheden kunnen spreker herhaalt zulks uit den weg geruimd worden als Leeuwarderadeel de 30.betaalt en eene even redige schoolgeldheffing maakt. De heer G. W. Koopmans doet opmerken dat het beroep van den Wethouder op de wetsartikelen niet heel sterk kan zijn. Daaruit zou toch volgen dat de heer Prakken en Gedeputeerde Staten niet op de hoogte zijn en die zullen toch wel weten wat mag en wat niet mag. De Voorzitter vraagt of het de bedoeling is van den heer Koopmans dat van de ouders van leerlingen van school 12 uit de buitengemeenten het evenredig schoolgeld zal worden geheven. Wanneer dit gebeurt behoort school 12 niet in deze verordening thuis. Wanneer toch hetzelfde schoolgeld wordt geheven van de bewoners der buitengemeen ten als van de ingezetenen, behoeft de gemeente geene gemeenschappelijke regeling aan te gaan. Als spreker het voorstel van den heer Koopmans dus moet opvatten, dat ook voor de buitengemeenten een evenredig schoolgeld moet worden geheven, zullen Burgemeester en Wethoudersals het voorstel wordt aangenomen moeten nagaan, hoe de verordening moet worden geredigeerd en waar de bepaling op haar plaats is. Het amendement-Koopmans wordt niet ondersteund en maakt derhalve geen onderwerp van beraadslaging meer uit. De beraadslaging wordt gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 7. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het verleenen aan hen van een crediet om aan het politie personeel, wegens buitengewone dienstvervulling bij ge legenheid van de jongste staking der timmerlieden, eene gratificatie toe te kennen. Dit voorstel luidt als volgt De Burgemeester brengt bij ons college over een door hem van den Commissaris van Politie ontvangen voorstel, beoogende om aan het politiepersoneel, waar van gedurende de thans beëindigde timmerlieden staking, buitengewone zware inspanning is geëischt, terwijl over dien tijd alle verloven zijn ingetrokken of geweigerd, een extra uitkecring in geld toe te kennen. Ons geheel met de gunstige zienswijze van onzen Voorzitter vereenigende hebben wij de eer U voor te stellen te besluiten in afwachting van hun nader voorstel betreffende de op de loopende begrooting aan te wijzen uitgaaf Burgemeester en Wethouders ten laste van volgno. 175 dier begrooting „overige kosten van politie" een crediet te verleenen tot een bedrag van ten hoogste 650.noodig om daaruit gratificatiën aan het politiepersoneel toe te kennen tot het beloop als door den Commissaris van Politie in zijn aan den Burge meester gericht schrijven van 17 October 1911 no. 957 is aangegeven en zulks als belooning voor over de maanden Mei tot October 1911 door het korps betoonde ijver en plichtsbetrachting. De beraadslaging wordt geopend. De heer Zandstra was bij bet lezen van dit voor stel een oogenblik geneigd om in een lach te schieten, maar, beseffende welk een ernstige zaak aan het voor stel ten grondslag ligt, veranderde sprekers lachen spoedig in een minder gunstige stemming tegen dit voorstel. Spreker vraagt toch, hoe ter wereld hebben Bur gemeester en Wethouders den moed met dit voorstel te komen Bij zijne installatie toch heeft de voor zitter verklaard alles te zullen doen zonder politiek en deze ligt dik op bijna het eerste voorstel dat van de zijde van Burgemeester en Wethouders, onder leiding van den nieuwen burgemeester, wordt gedaan. Het is de politiek van do bezittende klasse en het voorstel is daarom dan ook niet zoo onschuldig als het bij eerste lezing wel lijkt. Voor spreker en zijne partijgenooten althans schuilt er een addertje onder het gras. Het voorstel toch strekt om Burgemeester en Wethouders een crediet te verleenen om aan het politiepersoneel wegens buitengewone dienstvervulling bij de jongste staking der timmerlieden een gratifi catie toe te kennen. Het voorstel schijnt zoo van zelf sprekend dat Burgemeester en Wethouders zich maar verder van eenigo toelichting onthouden en toch waren spx-eker en zijne partijgenooten naar eene dui delijke motiveering zoo belangstellend. Bij de stukken heeft spreker ook niets anders ge vonden dan wat in dit korte voorstel wordt gezegd. Hij zal toch niet mogen veronderstellen dat deze kortheid gebrek aan argumenten verraadt? Spreker, die de geheele timmerliodenstaking uit den aard der zaak meegeleefd heeft, verklaart het reeds bij voorbaat als een kunststuk deze staking te kunnen aanvoeren als een reden voor buitengewone diensten der politie. Do strijd der timmerlieden toch was een voorbeeld van een kalm, tactvol en ordelievend op treden. Van hun kant hebben zij nooit aanleiding gegeven tot verzwaring van den dienst der politie. Langs ordelijken weg hebben zij getracht werkwilli gen te overtuigen van de noodzakelijkheid om mee te staken, langs ordelijken weg hebben zij getracht den onderkruiper te wijzen op zijn laaghartige daad om de strijdende arbeiders in den rug aan te vallen. En daarom juist verklaart spreker dat nadere mo tiveering van dit voorstel niet alleen een zeer moei lijke taak, maar ook een kunststuk zou zijn. Buiten gewone dienstvervulling kan ook wel eens zijn over bodige dienstvervulling. Het is lang niet altijd eene noodzakelijke dienstvervulling en slechts in dat geval zou er reden bestaan voor het toekennen eener gra tificatie. En overbodig was die dienstvervulling stellig. Was het dit alleen dan zou het tamelijk onschuldig zijn, maar deze overbodige dienstvervulling, bedoeld als maatregel van orde en rust, was steeds oorzaak

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1911 | | pagina 3