226 Verslag van de handelingen van den
a. dat te zijner tijd de school der le klasse b
no. 4 naar een gebouw, te stichten op een terrein
aan den Wissesdwinger en begrensd door den Opgang,
Achter de Witte Hand en gemeentebewaarschool no.
4, zal worden overgebracht
b. Burgemeester en Wethouders uit te noodigen
den Raad ter uitvoering van het besluit sub a zoo
wel voor de oprichting van het nieuwe schoolgebouw
als omtrent de onderbrenging eener andere school in
het vrijkomende gebouw aan de Schoolstraat de
noodige voorstellen te doen
c. hen te machtigen te zijner tijd op te zeggen
de huur van de op het sub a bedoelde terrein thans
nog verhuurd wordende gemeente-eigendommen.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
11. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om te
beschikken op ingekomen adressen, ivaarbij wordt verzocht
1°. invoering, gerekend met 1. Juli j.l., van eene loon
regeling voor de werklieden in dienst der gemeente, die
gegrond is op het raadsbesluit van 22 Augustus j.l.
2°. boven die loonen, met het oog op de stijging in
prijs der meest noodzakelijke levensbehoeften, een toelage
toe te kennen.
Dit voorstel luidt als volgt
Een tweetal adressen een van de plaatselijke af-
deelingen van den Nederlandschen Federatieven Bond
en van den Christelijken Bond van Gemeentewerk
lieden gezamenlijk en een van de afdeeling Leeuwarden
van den Bond van Nederlandsche Gemeentewerklieden,
is bij Uwe Vergadering ingekomen. Zij behelzen het
verzoek de loonregeling, gegrond op de bij raads
besluit van 22 Augustus 1.1. aangenomen motie van
orde, reeds gerekend van 1 Juli j.l. af te doen in
voeren en niet pas, zooals in het voornemen van
Burgemeester en Wethouders ligt, te beginnen met
1 Januari 1912. Beide adressen zijn naar ons college
gerenvoj'eerd, om ten aanzien van de motieven, die
ons tot het bestreden besluit hebben geleid, Uwe
Vergadering de vereischte mededeelingen te doen.
Duidelijkheidshalve volge hier de tekst der uitnoo-
diging in de bovenbedoelde motie vervat
„De Raad, van oordeel dat bij de vaststelling der
„loonen der gemeentewerklieden binnen do loonklasse,
„rekening moet worden gehouden met de dienstjaron
„in dien zin, dat zij die 3, 6, 9 of 12 dienstjaren
„hebben, respectievelijk op de le, 2e, 3e of 4e ver-
„hooging in hunne klasse worden gesteld (art. 36 W.R.),
„tenzij toewijding, geschiktheid of gedrag te wen-
„schen overlaten,
„noodigt Burgemeester en Wethouders uit een nieuwe
„vaststelling der loonen te doen plaats hebben en de
„nieuwe loonstaten aan den Raad over te leggen".
Bij de behandeling dezer uitnoodiging in onze ver
gadering hebben wij ons de vraag gesteld of vol- j
doening daaraan met ingang van 1 Juli 1911 zou zijn
in den geest van den Raad. Eene vingerwijzing daar
voor was in de motie, noch in de daarover gehouden
beraadslagingen te vinden. Wèl het tegendeelaan
de in de motie vervatte uitnoodiging kan feitelijk
pas worden voldaan als het Werkliedenreglement in
werking zal zijn getreden, wat, onvoorziene omstan
digheden voorbehouden, met 1 Januari 1912 het geval
zal kunnen zijn. Nu wijzen adressanten, die met deze
zienswijze van ons college, tengevolge van een ver
zoek hunnerzijds eerst aan ons, reeds in kennis waren
gesteld, wel is waar op de tegenstrijdigheid met de
overwegingen van ons besluit van 20/24 Mei 1.1., die
de door den Raad gedisqualificeerde loonregeling be
vatte en die inhielden dat ons college met 1 Juli die
regeling wilde treffen als gold reeds het Werklieden
van Leeuwarden van Dinsdag 24 October 1911.
reglement, doch van dien strijd kan bij de boven-
verdedigde opvatting van de motie geen sprake meer
zijn. De uitnoodiging is dan ook zoo verstaan, dat er
met het nieuwe dienstjaar, zoo het Werkliedenregle
ment dan in werking kan treden, aan zal worden ge
volg gegeven, terwijl de met 1 Juli j.l. volgens het
besluit van 20/24 Mei getroffen regeling dan zal moeten
worden beschouwd als eene van overgang en gegrond
op het nog altijd geldende in gemeenteblad 1900 no.
23 opgenomen algemeen besluit.
Het spreekt intusschen van zelf dat Uwe Verga
dering wederom bij uitspraak zal kunnen doen blij
ken, dat zij de op de motie van 22 Augustus te
baseeren loonregeling met ingang van 1 Juli wil
hebben zien ingevoerd, evenals het geen betoog be
hoeft, dat deze meest tastbare gevolgen van hunne
geregelde rechtspositie bij de gemeentewerklieden
allereerst het liefst zullen worden gezien. Doch
daarnaast voegt de vraag of de Raad er voor te
vinden moot zijn, zijn besluit te schuiven in
plaats van dat van Burgemeester en Wethouders,
aan wie hij toch zelf de regeling van dit onderwerp
in handen heeft gelegd. Op grond van benadeeling
van de gemeentewerklieden, die reeds thans de loonen
volgens het besluit van 20/24 Mei ontvangen, zal
hij wat de adressen dan ook mogen doen ge-
looven dit echter zeker niet kunnen doen. En
laat hij de thans door Burgemeester en Wethouders
getroffen regeling in stand, dan hebbe hij de ver
zekering, dat voor hun college de weg is opengelaten,
waarlangs op de voor hen meest bevredigende wijze
aan de motie van 22 Augustus kan worden gevolg
gegeven.
Zouden Burgemeester en Wethouders op grond van
bovenstaande overwegingen de 1 Juli j.l. in werking
getreden loonregeling ongewijzigd willon laten bestaan
tot den dag der in werking treding van het Werklieden
reglement, tot een ander besluit zijn zij gekomen
tengevolge van do omstandigheid, waarop doelt het
verzoekschrift aan den Raad van 7 October j.l. van
den Christelijken Bond van Gemeentewerklieden in
Nederland, afdeeling Leeuwarden. Die omstandig
heid is de duurte van eenige levensmiddelen.
Burgemeester en Wethouders hebben gegevens ver
zameld, teneinde te beoordeelen in hoeverre de prijzen
in deze gemeente in den jongsten tijd zijn gestegen,
welke gegevens bij do stukken zijn gevoegd. Geheel
afdoende zijn de ingekomen opgaven niet. Meerdere
zijn gevraagd, doch nog niet ontvangen. Er blijkt
echter uit de reeds ingekomene, dat zoowel de Stads-
Armenkamer als het Stads-Ziekenhuis een aantal
artikelen tegen niet hooger, of niet belangrijk hooger
prijs botrekt dan in vorige jaren. Vergelijkt men
de prijzen van verschillende jaren, dan is er zelfs ten
aanzien van enkele een niet onaanzienlijke prijs
verlaging op te merken. Maar daar staan tegenover
andere artikelen van eerste levensbehoefte, zooals
kool, snijboonen, uien, suiker en koffie, die veel duurder
zijn geworden bij de onlangs gehouden aanbesteding
van aardappelen voor de Armenkamer word de levering
voor dezen winter gegund tegen 3.08 de H.L. tegen
2.78 in den vorigen winter. Dat oen dergelijke
prijsverhooging voor een arbeidersinkomen zeer be
zwarend is, valt niet te ontkennen. En al mag niet
geeischt worden dat de door de gemeente uitbetaalde
bezoldigingen bij voortduring in verhouding worden
gebracht met de prijzen van sommige levensmiddelen,
nu in beginsel besloten is tot de loonsverhooging die
met hot Werkliedenreglement in werking treedt, over
eenkomstig de bij raadsbesluit van 22 Augustus aan
art. 58 van dat reglement gegeven uitlegging, zouden
Burgemeester en Wethouders in de heerschende duurte
wèl aanleiding vinden die loonsverhooging iets vroeger
te doen intreden, en wel met 1 November e.k.
Verslag van de handelingen van den
De kosten, die deze vervroegde inwerkingtreding
met zich brengt, zijn als volgt geraamd
voor de Openbare Werken f 120.
Stadsreiniging 700.
Gasfabriek 70.
Te zamen f 890.
Kan de Raad zich met het denkbeeld tot invoering
der loonsverhooging met 1 November vereenigen, dan
zullen daartoe verschillende begrootingsposten ge
wijzigd dienen te worden. Dit zal echter ook noodig
zijn in verband met andere niet verwachte of te laag
geraamde uitgaven. Burgemeester en Wethouders
zouden er de voorkeur aan geven de verschillende
begrootingswijzigingen bij eenzelfde voorstel eerlang
aanhangig te maken.
Burgemeester en Wethouders hebben mitsdien de
eer den Raad voor te stellen te besluiten
1. op do verzoekschriften van de plaatselijke
afdeelingen van den Nederlandschen Federatieven
Bond en van den Christelijken Bond van Gemeente
werklieden gezamenlijk, en van den Bond van Neder
landsche Gemeentewerklieden, te antwoorden, dat de
Raad, gehoord de med'edeelingen van Burgemeester
en Wethouders, zonder verdere uitspraak de uitvoering
van zijn besluit van 22 Augustus 1.1. thans overlaat
aan Burgemeester en Wethouders;
2. behoudens de daarvoor inde begrooting nader aan
te brengen wijzigingen, in beginsel goed te keuren
een meerdere uitgaaf van f 890.teneinde de
loonregeling, gelijk deze met inachtneming van 's Raads
besluit van 22 Augustus 1911 bij de in werking
treding van het Werkliedenreglement zou wordon,
te doen ingaan op 1 November e.k.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer de Jong had niet verwacht en hij stelt
zich voor dat zulks met meerdere leden het geval is,
dat Burgemeester en Wethouders zouden zijn gekomen
met een voorstel om de nieuwe loonregeling te doen
ingaan op 1 November en niet op 1 Juli. Spreker
had zich voorgesteld, dat het vanzelf sprak, dat de
datum van ingang de le Juli zoude zijn. Wat is
toch de zaak. Jaren lang is de behandeling van het
Werkliedenreglement aan do orde geweest, jaren lang
zijn verschillende verbeteringen verschoven tot de in
werkingtreding van dit reglement. Dit heeft zoo lang
geduurd dat Burgemeester en Wethoudors zelf tot
de overtuiging zijn gekomen dat het niet langer ging
de werklieden naar die inwerkingtreding te verwijzen.
Zij zijn tot de overtuiging gekomen, dat de finan-
ciëele voordeelen, die het Werkliedenreglement mee
brengt, eerder in werking moeten treden dan het
reglement zelf. Daarom hebben zij do loonregeling
zooals zij meenden dat die moest zijn, op 1 Juli in
werking laten treden. Toen nu deze loonregeling,
van kracht was geworden, zijn de voorstellen van de
heeren Lautenbach en Besuijen ingediend. Over deze
moties is breedvoerig gediscussieerd, maar, waarover is
gesproken? Over het tijdstip waarop de loonregeling
in werking zou treden Absoluut niet. De beide
moties sloegen op de loonregeling zelf en niet op het
tijdstip der inwerkingtreding. De motie-Besuijen is
aangenomen en de bedoeling van den Raad was dui
delijk deze: om eene andere uitlegging te geven aan
artikel 36 van het Werkliedenreglement, dan Burge
meester en Wethouders blijkens de vastgestelde loon
regeling hadden gedaan. Over het tijdstip waarop
de door den Raad, blijkens de aanneming der motie-
Besuijen gewilde loonregeling in werking zou treden,
is met geen enkel woord gesproken. Spreker kan
zich daarom niet voorstellen hoe Burgemeester en
Wethouders tot de conclusie komen dat het tijdstip,
waarop deze loonregeling zal ingaan, moet worden
van Leeuwarden van Dinsdag 24 October 1911. 227
verschoven tot 1 November. De Raad heeft toch
niets anders gedaan dan tot Burgemeester en Wet
houders gezegd: gij hebt een fout gemaakt en het
college den wenk gegeven haar te herstellen. Nu
zeggen Burgemeester en Wethoudersgoed, wij zullen
die fout op 1 November herstellen. Maar vraagt
spreker wat zou men zeggen van een werkman,
die een fout maakt en die, wanneer hem daarop ge
wezen wordt, antwoordt: ik zal het met 1 November
wel in orde maken. Zoo is het nu precies met de
loonregeling. De foutieve is in werking getreden op
den len Juli, de goede moet ook op dien datum in
gaan. Burgemeester en Wethouders mogen uit het
gesprokene niet de conclusie trekken, dat de inwer
kingtreding moet worden verschoven tot 1 November.
Er is over het tijdstip van inwerkingtreding niet ge
sproken, eenvoudig omdat men het niet noodig achtte,
daar het vanzelf sprak dat zulks op den len Juli
zou zijn.
Burgemeester en Wethouders moeten nu niet
beweren dat het eene tegemoetkoming is aan de
werklieden, wanneer zij, met het oog op de duurte
der levensmiddelen, de inwerkingtreding op den
ln November voorstellen inplaats van op den In Januari.
Neen, zij krabbelen terug en zij moeten vooral niet
denken dat het zoo mooi is, dat zij nog niet verder
terugkrabbelen. Waarom doen zij dat Spreker heeft
er geen reden voor kunnen vinden. Of het moest
zijn een soort van wraakzucht, omdat de Raad op
22 Augustus heeft besloten dat de door Burgemeester
en Wethouders gemaakte regeling moest worden ge
wijzigd. Anders kan spreker er geen motief voor
vinden. Het is niet zoo'n mooi motief en spreker
hoopt hieromtrent straks van de tafel van het Dage-
lijksch Bestuur wel iets naders te vernemen.
De Raad heeft zich er bij neergelegd dat Burge
meester en Wethouders de loonregeling van het
Werkliedenreglement den ln Juli in werking hebben
doen treden en nu is er geen enkele reden, waarom
na de wijziging die inwerkingtreding tot 1 November
moet worden verschoven.
Spreker is overtuigd of de Raad kan niet anders van
oordeel zijn, dan dat do nieuwe loonregeling in werking
zal treden op 1 Juli 1911. Burgemeester en Wet
houders nu hebben gezegd dat de Raad, als hij zulks
wenscht, zich in eene motie daaromtrent kan uitspreken.
Spreker heeft de eer mede namens den heer Zandstra
de volgende motie voor te stellen
„de Raad,
waardeerende dat Burgemeester en Wethouders de
loonregeling volgens het Werkliedenreglement op 1
Juli wilden doen ingaan,
constateerende dat de Raad de opvatting van Burge
meester en Wethouders van artikel 36 van het
reglement onjuist heeft geoordeeld,
spreekt den wensch uit dat de uitbetaling der
loonen naar de door den Raad juist geoordeelde op
vatting vanaf 1 Juli 1911 zal plaats vinden".
De heer Beekhuis is intusschen ter vergadering
verschenen, de heer Tijsma heeft haar verlaten.
Den heer Burgsr zal het vergund zijn om tegenover
den heer de Jong het een en ander in hot midden
te brengen ten opzichte der loonregeling en de in
werkingtreding daarvan. Spreker zal zich daarin vlak
tegenover dat raadslid en zijne beschouwingen moeten
stellen. Het zal den heer de Jong wel aangenaam
zijn dat juist spreker zulks doet omdat spreker
indertijd, en hij is zulks nog, een voorstander is
geweest van de motie-Besuijen. Het zal hem dan
ook wel aangenaam zijn te vernemen, wat spreker
tegen zijne conclusies die van den heer de Jong
heeft in te brengen. Voor het debat is in die con
clusies eene goede grondslag te vinden. De heer