258 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 80 October 1911, Spreker wil den heer Schoondermark wel eens aan den tand voelen. In de Memorie van Antwoord staat „Voor het bijzonder onderwijs, het behoeft nauwe lijks te worden gezegd, kan de gemeente daarbij „geen kosten maken". Als dit waar was zou het met de wet al treurig gesteld zijn. Na al wat spreker tot nu toe heeft gehoord, gelooft hij dat Burgemeester en "Wethouders op den goeden weg zijn om de ver standhouding te verbeteren met den Raad en hij hoopt dat Burgemeester en Wethouders en de Raad ge negen zullen worden bevonden om, waar het geldt zaken van algemeen belang, een loyaler en royaler opvatting voor te staan. Wanneer spreker toch leest de toelichting tot het betrekkelijk wetsartikel, dan meent hij daaruit te kunnen opmaken dat het niet verboden is van deze gelegenheid kinderen van andere richtingen te laten profiteeren. De Minister van Binnenlandsche Zaken zegt toch als toelichting „dat de bedoelde woorden (art. 8 wet L. O.dan in de gevallen en ojider de voorwaarden in deze wet genoemd) in het ontwerp zijn opgenomen, niet alleen omdat in de overgangsbepalingen de gelegenheid is gelaten aan de gemeentebesturen om subsidie te geven aan de bijzondere scholen, maar omdat in artikel 82 (thans 108) gesproken wordt van het uitloven van openbare belooningen en eereblijken, om het getrouw schoolbezoek aan te moedigen 't welk heeft gegolden voor het openbaar- en bijzonder onderwijs en dat men in 't vervolg niet wil verhinderen". Spreker komt daardoor tot de conclusie dat de gemeente op deze manier kosten ten haren laste mag brengen voor alle schoolkinderen. De heer Schoondermark (wethouder) wijst er op dat men hier met een bijzonder geval heeft te doen. Burgemeester en Wethouders vragen voor een zeker doel f 210.en meenen daarmee te kunnen volstaan. Nu komt er een stem uit den Raad om hun ƒ200. meer te geven dan zij vragen. Zij zijn overtuigd dat bedrag niet noodig te hebben. Spreker stemt toe dat de projectielantaarn een zeer nuttig leermiddel is. Dat wordt ook niet tegengesproken. Tusschen deze lantaarn en de kinematograaf be staat echter dit duidelijk verschil, dat de eerste een dood, de laatste een levend beeld geeft. Het is zoo mooi gezegd door Jan Feith, die de kinematograaf beschrijftDe cinema brengt leven in de dingen. Spreker heeft een verslag te dezer zake laten maken door eene commissie van hoofden. Dezen zeggen ervan „De projectielantaarn is zelfs een zeer krachtig aanschouwingsmiddel geblekenechter er zijn zeer groote bezwaren aan verbonden. Hot is uiterst moeilijk, zoo niet ondoenlijk, een schoollokaal goed donker te maken. Een poging, indertijd hier ter stede in een der gymnastieklokalen gedaan, gaf met zeer veel moeite en groote kosten een onbevredigend resultaat. Verder en dit is de groote kwaal een stil staande projectie is nog niets anders dan een ver beterde plaatéén moment uit honderden, die samen pas een juiste voorstelling wekten. De bioscoop heeft het belangrijke voordeel dat ze alles te zien geeft wat we in 't kort met het woord „veranderen" willen aanduiden. Een plaat wordt dikwijls door onze leerlingen zoo moeilijk begrepen, vooral, wanneer ze een actie in beeld tracht te brengen. Als eerste beginsel nemen we dus aan dat de bios coop voor zijn rekening zal nemen alles wat we aan „actie" aan de leerlingen anders dan door aanschouwing der werkelijkheid willen verduidelijken. De plaat blijve daarnaast bestaan overal waar een beeld vol doend heldere voorstellingen kan wekken". Spreker is echter van oordeel dat er niet behoeft te worden gesproken van de cinema en de projectie lantaarn. Wil de Raad bij de toelichting van dezen post echter het woord „projectielantaarn" voegen, spreker heeft niets daartegen. Wanneer de post wordt goedgekeurd krijgen we immers ook een projectie- lantaarn. Hij heeft een opgaaf gekregen van de hoofden hoe deze zich voorstellen dat de films worden gemaakt. Een boot b.v. wordt eerst stilstaande ge projecteerd. Voordat de kinderen zoo?n projectie zien, hebben z' eerst in school een plaat, waarop een boot staat, goed bekeken. Die wordt behandeld en dan gaan ze naar de kinematograaf en daar krijgen ze het levende gedeelte te zien. Wat de heer van der Kooi dus wil wordt hiermee bereikt. Als de kinderen het stilstaande beeld goed tot zich hebben genomen, krijgen ze het levende. De bedoeling van Burgemeester en Wethouders is hiermee duidelijk uiteengezet en het is dan ook duide lijk dat zij niet meer verlangen dan f 210. De heer van der Kooi begrijpt niet hoe de heer Schoondermark kan beweren, dat voor 210.beider wenschen kunnen worden bevredigd. De Directeur van het bioscope-theater toch blijft eigenaar van de films en de gemeente heeft er feitelijk niets aan. Hoeveel beelden moeten nu in een korten tijd door de kinderhersentjes worden verwerkt en spreker acht het dan ook veel beter enkele stil staande beelden in de school te geven. Zelf heeft spreker de bioscope bezocht toen er twee mooie nummers werden gegeven n.l. de gevolgen van den drank en de huldiging van den Koning van Enge land. Tot slot kreeg men te zien een slaapzieke vrouw. Deze verschijnt op het tooneel met den mond zoo wijd open dat een zwaan erin zou kunnen nes telen. Zoo'n beeld zal wel blijven hangen in de hersenen der kinderen. Die mooie beelden niet. Dat is te veel om te verwerken. Door de som, die spre ker noemde te besteden, krijgt de gemeente een schat van beelden voor de school. De onderwijzers makon de lantaarnplaatjes en de gemeente kan geld voor platen uitsparen. Spreker weet niet of zijne medeleden bij de lezing over de kleurenphotografie zijn geweest. Wanneer zij daar geweest waren zouden zij erkennen dat hot beter is zulke beelden te zien dan die in de cinema. Er wordt toch al geklaagd dat de kinderen te veel moeten opnemen. Waar het dienstig is dat de kin deren heldere beoldon opnemen, meent spreker, dat zulks niet eerder kan geschieden dan in de hoogste klasse en in den herhalingscursus. Hij acht het echter beter dat de som wordt besteed voor alle leerlingen. De Voorzitter gelooft dat de heer Gr. W. Koopmans zich vergist in de interpretatie van de wet op het Lager Onderwijs. In slechts enkele gevallen is de gemeente bevoegd ander dan openbaar onderwijs te subsidieëren. Waar in artikel 111 staat: de thans genoten sub- sidieën enz., ziet dit alleen op de subsidieën die wer den gegeven bij de invoering der Wet. Er worden belooningen en eereblijken genoemd maar niet de hulpmiddelen die bij het onderwijs noo dig zijn. Spreker gelooft niet dat de heer G. W. Koopmans zich kan beroepen op de interpretatie der Lager Onderwijswet. De heer G. W. Koopmans is het niet met de uit legging van don Voorzitter eens. Er is iets ondui delijks in. Bij volgnos. 216218 worden wel degelijk de bij zondere scholen in de gelegenheid gesteld daarvan te profiteeren. Jaarlijks toch wordt er gevraagd of die inrichtingen ook meo willen deelen. Verslag vau de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 30 October 1511. 259 De Voorzitter antwoordt dat dit een ander geval is daar hetgeen de heer Koopmans bedoelt op de Leerplichtwet steunt. De heer G. W. Koopmans is van oordeel dat het verstrekken van goede hulpmiddelen zooals het be zoeken van bioscopen, het getrouw schoolbezoek ook zal bevorderen evenals het geven van eereblijken en belooningen. Wanneer men het schoolbezoek aan moedigt door het geven van boeken zal het bezoek aan de cinema ook een aanmoediging zijn omdat kan worden bepaald dat alleen zij die de school trouw bezoeken recht zullen hebben naar de kinematograaf te gaan. Spreker meent dat, wel opgevat, deze kosten ook mogen worden gemaakt voor het bijzonder onder wijs. De Voorzitter is van meening dat de wet zulks pertinent verbiedt. Spreker vraagt of de heer Koopmans ook een voor stel wil doen. De heer G. W. Koopmans zal dat niet doen waai de Voorzitter pertinent verklaart dat de wet het niet toelaat. Spreker zou echter gaarne willen dat er een nader onderzoek te dezer zake werd ingesteld en dat hem, indien mocht blijken dat de wet het wel per mitteert, de gelegenheid wordt gegeven een voorstel in te dienen. De Voorzitter zal den wensch van den heer Koop mans ter harte nemen. De heer Zandstra is den heer van der Kooi dank baar voor diens flinke verdediging. Hij staat nu echter voor het feit te moeten stemmen. Spreker is tot de conclusie gekomen dat de Kinematograaf goede diensten kan bewijzen bij het onderwijs. Waar het hier nu een proof' geldt zal hij stemmen voor het voorstel van Burgemeester en Wethouders. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van den heer van der Kooi wordt verworpen met 21 tegen 1 stem. Vóór stemt de heer van der Kooi. Tegen de heerenLautenbach, de Jong, Fransen, Boosman, Schoondermark, Zandstra, G. W. Koopmans, Tulp, Wilhelmij, Hartelust, van Messel, J. Koopmans, Beucker Andreae, Oosterhoff, Menalda, Haversclimidt, Feddema, Beekhuis, Vonck, Burger en Berghuis. De heer van der Kooi zegt dat de slag gevallen is en hij meent naar aanleiding daarvan te moeten zeggen, dat zijn vertrouwen in den wethouder van onderwijs oen gevoeligen schok gekregen heeft. In de sectie heeft spreker deze zaak reeds besproken en toen heeft de heer Schoondermark hem op den schouder geklopt, zeggende „het doet mij pleizier in u een „man te hebben gevonden die mij steunt waar het „geldt de belangen van het openbaar onderwijs te „behartigen. Doe uw best den post verhoogd te „krijgen, dan zal ik u steunen". De heer Schoondermark (wethouder) vindt de uitval van den heer van dor Kooi te ernstig, om die langs zich af te laten glijden. Hij moet verklaren dat de heer van der Kooi hem spreker verkeerd be grepen heeft. Spreker heeft duidelijk gezegdhet hindert niet als er staat èn projectielantaarn. Hij is van oordeel dat de andere leden der sectie dien indruk ook wel zullen hebben gekregen. Wel heeft spreker hem de door dat raadslid medegedeelde woorden toe gevoegd, maar op een voorstel tot verhooging van den post niet bij hem aangedrongen. De heer van der Kooi is met deze uitlegging niet content. Hij blijft er bij dat de heer Schoondermark hem gezegd heeft verhooging van den post voor te stellen, onder toezegging van zijn steun. De Voorzitter wijst er op dat dit een zaak is die den Raad niet aangaat. Hij geeft den heer van der Kooi in overweging de kwestie met den heer Schoon dermark te bespreken, Yolgno. 215a wordt thans ongewijzigd goedgekeurd. Yolgno. 216. Kosten van rechtstreeks van gemeente wege verstrekte voeding en kleeding aan behoeftige school kinderen f 450. De beraadslaging wordt geopend. De heer Zandstra komt weer met hetzelfde voor stel als altijd en dit jaar is er vooral reden om dezen post te verhoogen. De helft van de kinderen zullen uit dezen post slechts twee paar klompen krijgen en die zullen er wel noodig zijn. Bovendien hebben de kinderen behoefte aan kleeding. Als er ook nog voor voeding moet worden gezorgd, moet de post veel hooger worden aitgetrokken. Gelukkig zorgt St. Antoon voor vele kinderen, die daar een warm maal krijgen. De leerplichtwet gebiedt den ouders den kinderen naar school te zenden en artikel 35 is er om te zorgen dat arme ouders aan dit voorschrift kunnen voldoen. Waarom stelt de wet verplicht schoolgeld. Omdat zij erkent dat het onderwijs, aan het volk gegeven, in het belang der samenling is, omdat het nuttig en noodzakelijk is. De gemeente moet alles doen om de kinderen het schoolbezoek mogelijk te maken. Spreker stelt daarom voor, den post met f 550.te verhoogen en te brengen op 1000. De Voorzitter deelt mede, dat door den heer Zand stra wordt voorgesteld volgno. 216 met 550.te verhoogen en te brengen op f 1000. Dit voorstel wordt ondersteund en maakt tegelijk met de begrooting een onderwerp van beraadslaging uit. Do heer G. W. Koopmans zal vóór het voorstel stemmen. Al wordt de post uitgetrokken op 1000. de afwikkeling blijft in handen van Burgemeester en Wethouders, zoodat als het geld niet noodig is, het ook niet wordt opgebruikt. De zaak is in vertrouwde handen. De heer Hartölust zegt dat deze post elk jaar ge reserveerd wordt. Gewoonlijk wendt de heer Zandstra dan een poging aan om hem verhoogd te krijgen en dan volgt de mededeeling van den heer Lautenbach dat hij tegen zal stemmen. Daaraan is do Raad nu

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1911 | | pagina 14