'262 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 30 October 1911. markten gereed kon zijn en het antwoord was ont kennend. Spreker heeft toen in overweging gegeven in elk geval de voorjaarsmarkten af te wachten om te zien of de aanvoeren minder bleven. Men wenschte echter die markten niet af te wachten omdat men voor de najaarsmarkten gereed wilde zijn, wat nu toch blijkt niet het geval te zijn. Spreker moet daaruit conclu- deeren dat het toezicht, door Burgemeester en Wet houders uitgeoefend, slecht is geweest. Burgemeester en Wethouders hadden moeten zorgen dat de uitbreiding op tijd klaar was. Er is meer dan tijd genoeg geweest. Spreker durft dan nu ook constatoeren dat de uit breiding in dit jaar achterwege had kunnen blijven en men de begrooting van dit jaar niet met een uit gaaf van circa 30.000 behoefde te belasten. De heer Oosterhoff (wethouder) doet opmerken, dat zijn gewone logica den heer van Messol in den steek laat. Hij concludeert uit het feit dat het werk niet gereed is dat de uitbreiding niet noodzakelijk is. Dat ïs wel een eigenaardige conclusie. Spreker geeft den heer van Messel in overweging zijn oordeel ter zake op te schorten en eens af te wachten ten einde later te kunnen constateeren of de uitgaaf noodig was of niet. Spreker kan verder geen nadere inlichtingen geven. De heer van Messel (met verlof der vergadering voor de derde maal het woord erlangende) zegt dat de heer Oosterhoff hem zeker verkeerd heeft begrepen. Spreker heeft beweerd, waar nu niet gezorgd is, dat de uitbreiding voor de najaarsaanvoeren gereed is ge komen, spreker daaruit concludeeren mag, dat de uit breiding dit jaar niet noodzakelijk was. De beraadslaging wordt gesloten. Volgnos. 268—288 worden ongewijzigd goedgekeurd. Volgno. 289. Subsidie van onderscheidene drankbe- strijdersvereenigingen f 125. Hierbij komt in behandeling een adres van het plaatselijk Drankweercomité, om ten behoeve van de drankbestrijding op de begrooting voor 1912 een lioo- o-er bedrae: beschikbaar te stellen dan in 1911. O O De beraadslaging wordt geopend. De heer de Jong meent dat er voor de drankbe strijders reden bestaat een verzoek in te dienen tot verhooging van het subsidie. Spreker zal niet weer in den breede uitwijden over het belang dat de ge meente bij de drankbestrijding heeft. Verhooging is billijk omdat er een vereeniging is bijgekomen en het subsidie gelijk is gebleven. Adressanten voeren nog andere argumenten aan, die spreker tot de zijne maakt. De leden der vereeniging zijn meest arbeiders. De contributie kan niet meer worden verhoogd. Boven dien moet spreker wijzen op een plan dat bij de drankbestrijders voorzit n.l. de oprichting van een consultatiebureau. Spreker wil bijzonder billijk zijn en stelt voor den post te verhoogen met f 25.en hem te brengen op 150. Hij vleit zich dat dit nu eens met algemeene stemmen zal worden aangenomen. De Voorzitter doet opmerken, dat de Raad zichten vorigen jare, ondanks een dergelijk verzoek, heeft uit gesproken om het bedrag van het subsidie gelijk te laten. Spreker deelt mede dat de heer de Jong heeft voor gesteld volgno. 289 met 25.te verhoogen en te brengen op 150. Dit voorstel wordt ondersteund en maakt tegelijk met de begrooting een onderwerp van beraadslaging uit. De heer G. W. Koopmans heeft ook een adres ont vangen van den heer van der Meulen. Er is hem echter iets opgevallen dat niet opgaat. Spreker stelt voorop dat hij de drankbestrijding nuttig vindt en er vóór zal stemmen. Het gaat echter op den duur niet op rekening te houden met het aantal leden. Er wordt berekend dat dit toegenomen is. Het is niet een groote kunst om leden te krijgen. De gemeente kan echter niet subsidie geven naarmate van het aantal leden, dan is het einde niet te zien. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel-de Jong wordt verworpen met 15 tegen 7 stemmen. Vóór stemmen de heerenLautenbach, de Jong, Boosman, Zandstra, G. W. Koopmans, Tulp en van der Kooi. Tegen de heeren: Fransen, Schoondermark, Wil- helmij, Hartelust, van Messel, J. Koopmans, Beucker Andreae, Oosterhoff, Menalda, Haverschmidt, Feddema, Beekhuis, Vonck, Burger en Berghuis. Volgnos. 289297 worden ongewijzigd goedgekeurd. Volgno. 298. Voorschotten aan ambtenaren tot het doen van verschotten f 3000. De beraadslaging wordt geopend. De heer van Messsl heeft zich reeds vroeger bij de behandeling der begrooting in principe tegen die voor schotten verklaard. Dit is hoegenaamd niet uit wan trouwen tegenover den betrokken ambtenaar, maar, men begrijpe spreker goed, louter principieel. Spreker heeft destijds aan Burgemeester en Wethouders de middelen aan de hand gedaan, om daarin een ver andering te brengen, en deze werden toen met een toestemmend hoofdknikje door den wethouder Ooster hoff beantwoord. Nu komt deze post weder op de begrooting voor. Spreker vindt het zeer onaange naam dat met de gegeven wenken der Raadsleden zoo weinig rekening wordt gehouden. De heer Oosterhoff (Wethouder) zal op de kwestie zelf niet ingaan. Hij herinnert zich niet dat er over gesproken is. Alleen wil spreker doen opmerken, dat het hier gelden betreft die moeten worden gebruikt voor uitbetaling van loon bij da reiniging. Die loonen worden op het aschland uitbetaald en zoolang de toestand blijft als die is, kan dat niet anders. Burgemeester en Wethouders zijn echter bezig te overwegen om van de reiniging een bedrijf te maken. Als dit gebeurt, vervalt de post van zelf. De heer van Messel neemt aan dat de lieer Ooster hoff zich de zaak niet herinnert, maar hij geeft hem in overweging de handelingen der begrooting voor 1910 na te slaan. Dan kan hij lezen op welke wijze spreker heeft voorgesteld dezen post te veranderen. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 30 October 1911. 263 De beraadslaging wordt gesloten. Volgnos. 298—304 worden ongewijzigd goedgekeurd en volgno. 305, Onvoorzien, aangehouden tot na de behandeling der INKOMSTEN. Volgno. 1. Batig slot der door Gedeputeerde Staten gesloten rekening over het dienstjaar 1910, zoover de gemeenteraad daaraan niet reeds een bepaalde bestem ming heeft gegeven, f 72,606.49. De heer van Messol zegt, dat hij, waar de wethouder van financiën door ziekelijke omstandigheden verhinderd is, deze vergadering bij te wonen, niet in beschou wingen zal treden over dezen post, maar zich alleen zal bepalen tot het stellen van ééne vraag. Spreker leest, en de rest ad f 20789.22 te reserveeren, zonder dat daarbij eene toelichting wordt gegeven. Spreker zou gaarne vernemen, waarom dit bedrag wordt gereserveerd. Wanneer Bux-gemeester en Wet houders door afwezigheid van den wethouder van financiën niet in staat zijn die vraag te beantwoorden, zal spreker zich bij den post neerleggen. De heer Oostorhoff (Wethouder) gelooft dat de heer van Messel vei-keerd leest. De overblijvende f 20,000. is eenvoudig de reserve. Het bedrag blijft in de begrooting zitten en wordt bewaard om er later zoo noodig eene bestemming aan te kunnen geven. De heer van Messel is door het antwoord nog niet bevredigd, maar zal op verdere inlichtingen niet aan dringen en zich bij de zaak neerleggen, De beraadslaging wordt gesloten. Volgnos. 184 worden ongewijzigd goedgekeurd en daarna volgno. 305, onvoorzien, vastgesteld tot een bedrag van 5842.835. De begrooting wordt met algemeene stemmen in ontvang en uitgaaf vastgesteld tot een bedrag van 1,825,830.56. 2. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het doen van inschrijvingen op de grootboeken der Nationale Schuld. Overeenkomstig het voorstel wordt met algemeene stemmen besloten Burgemeester en Wethouders te machtigen, de in 1912 ontvangen sommen wegens afkoop van grond- pachten, grafgelden, onderhoud van grafzerken, het voortdurend onderhoud der van pax-ticulieren over genomen straten, den verkoop van gebouwde en ongebouwde eigendommen aan het Nieuwe Kanaal en de bijdragen voor gemeentelijk pensioen, te doen inschrijven op de grootboeken der Nationale Schuld. 3. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het aangaan van een tijdelijke geldleening ter voorziening in cle eventueele behoefte aan kasgeld. Overeenkomstig het vooi'stel wordt met algemeene stemmen besloten Burgemeester en Wethouders te machtigen, om ter voorziening in de eventueele behoefte aan kas geld, tot het gaande houden van den geregelden dienst, de daarvoor op de gemeentebegrooting voor 1911 uitgetrokken tijdelijke geldleening, voor zoover noodig aan te gaan, uiterlijk voor den tijd van een jaar, tegen een rente hoogstens gelijkstaande met 1/2 boven de beleeningsrente van binnenlandsche effecten bij de Nederlandsche Bank en verder op de wijze en onder zoodanige voorwaarden en bepalingen, als zij in het belang der gemeente nuttig en noodig achten. Niets meer te behandelen zijnde sluit de Voorzitter de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1911 | | pagina 16