234 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 30 October 1911. bedoeld de kosten voor de controle, terwijl de post „kosten voor het onderzoek naar de hoedanigheid van het gas", meer ziet op de kosten die gemaakt worden in het laboratorium der fabriek. Spreker meent dat het wel twee verschillende posten zijn. De heer van Messel dankt voor de ontvangen in lichtingen en is van oordeel dat, wanneer de door den Wethouder verstrekte inlichtingen juist zijn, de post van 150.moet worden geschrapt. De heer Burger is intusschen ter vergadering ver schenen. De Voorzitter geeft toe dat zulks het geval is. Hij kan dit evenwel niet beoordeelen. Do heer Tijsma meent dat van eene vergissing moeilijk sprake kan zijn. Artikel II toch betreft de bezoldiging en loonen, terwijl artikel V over den aankoop van grondstoffen handelt. Spreker meent dat hierin de oplossing van het raadsel is te zoeken, dat er f 150.voor den aankoop van grondstoffen, die bij het onderzoek naar de hoe danigheid van het gas noodig zijn, is uitgetrokken. De heer van Messel wil de regeling dezer zaak wel aan Burgemeester en Wethouders overlaten. De Voorzitter stelt voor artikel II voorloopig goed te keuren en Burgemeester en Wethouders te mach tigen om, indien blijkt dat het in verband met de gemaakte opmerkingen moet worden gewijzigd, de vereischte wijzigingen aan te brengen. Dienovereenkomstig wordt besloten. De artikelen IIIXVII worden met algemeene stemmen vastgesteld. Aan de orde zijn de „Baten". Artikel I wordt met algemeene stemmen vastgesteld. Aan de orde is artikel II. De beraadslaging wordt geopend. De heer van Messel ziet onder dit artikel „Ontvangsten wegens huur van gasmeters" 6400. In de toelichting nu staat „Voor de vermoedelijke ontvangsten wegens huur „van gasmeters is als basis aangenomen het werkelijk „ontvangen bedrag in 1910". Dit werkelijk ontvangen bedrag is volgens de re kening 7031.69. Spreker begrijpt niet hoe men er toe gekomen is, over 1912 een bedrag van 6400. te ramen. De heer Oosterhoff (Wethouder) vermoedt, dat de toelichting niet geheel juist is. Er wordt gesproken van de werkelijke ontvangst in 1910 en dit had waarschijnlijk moeten zijn de vermoedelijke ontvangst over dat jaar. Bij het opmaken der begrooting stond nog niet vast hoeveel de ontvangst over 1910 precies zou bedragen. De heer van Messsl antwoordt dat, als de verstrekte inlichting juist is, alle ontvangsten als vermoedelijk zouden moeten worden aangemerkt en het woord werkelijk moeten vervallen. Wanneer het echter toch juist is, dat het werkelijk ontvangen bedrag/7031.69 bedraagt, moet deze post tot voornoemd bedrag worden verhoogd. Het spijt spreker te moeten constateeren, dat de toelichting tot deze begrooting zeer schaarsch is. De heer J. Koopmans gelooft zich niet te vergissen, wanneer hij meent thans eene betere oplossing van dezen post te kunnen geven, dan zooeven. Hetgeen hij nu daaromtrent zal zeggen geldt ook van den post onder artikel II der uitgaven. Indien de heer van Messel niet zoo vaardig was geweest met zijne op merking, zou hij bij verder nazien van dit hoofdstuk bemerkt hebben, dat er nog een post in dit artikel voorkomt van 600. Het hoofdstuk luidt„Ontvangsten wegens den aanleg en het gebruik van Gemeentetoestellen". In 1910 en vroeger werden de gezamenlijke ontvangsten, zoowel moterhuur als kosten van het plaatsen der meters, onder één hoofd geboekt. Dit is met de nieuwe bedrijfsverordening op de gasfabriek gewijzigd. Deze ontvangsten worden nu ieder op eigen hoofd geboekt. Telt men de 6,400.en de 600. samen, dan bekomt men 7,000.—, hetgeen gelijk luidend is aan den post van 1910. Met den zooeven bij de lasten besproken post is het evenzoo gesteld. De kosten van het onderzoek van het gas zijn uitgetrokken op f 600.waar onder is begrepen het salaris van den deskundige, den heer Dr. van Rijnde post van 150.zal zijn de benoodigdheden voor het laboratorium, als chemicaliën enz. Spreker meent derhalve, dat de oplossing van het misverstand is gelegen in de andere wijze van boeken. De loonen en de grondstoffen zijn nu gescheiden, wat zoowel voor de ontvangsten als voor de uitgaven geldt. De heer van Messel geeft te kennen dat het verwijt, hem door den heer J. Koopmans toegediend, niet op zijn plaats is. De heer Koopmans die als lid dor gascommissie met de détails dezer begrooting beter op de hoogte is geeft nu wel een nadere toelich ting, door de eene post bij de andere op te tellen om zoodoende tot het geraamd bedrag te komen, maar spreker beweert dat van de leden van den Raad niet gevergd kan worden, dat deze bij het onderzoek der begrooting het systeem Koopmans in dezen volgen. Spreker blijft er bij dat de toelichting schaarsch is en aan duidelijkheid te wenschen overlaat. De beraadslaging wordt gesloten. De artikelen IIIX worden met algemeene stemmen vastgesteld. De begrooting in haar geheel wordt met algemeene stemmen vastgesteld met de volgende balans. Ontvangsten537,814.58 Uitgaven517,055.36 Vermoedelijk batig saldo f 20,759.22 Aan de orde is de ontwerp gemeentebegrooting, dienst 1.912. De algemeene beraadslagingen worden geopend. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 30 October 1911. 235 De heer de Jong moet allereerst beginnen met te wijzen op eene kleine onjuistheid, die voorkomt in het sectierapport. In dat rapport staat: „In do eerste sectie werd door een lid zijn mis- „noegen uitgesproken dat de Raad steeds vasthoudt „aan de stelling om de sociaaldemocraten te weren „uit de vaste raadscommissiën, vond dit hoogst on billijk en wenschte daartegen op te komen. Het zelfde lid gaf zijne afkeuring te kennen over de „stemming voor een Wethouder van Onderwijs waarbij „minstens vier leden, behoorende tot de partijen van „links, hun stem hebben uitgebracht op den heer „Fransen, die als Roomscli Katholiek een tegenstander „moet zijn van het openbaar onderwijs. „Verder sprak hetzelfde lid zijn afkeuring uit over „de houding der politie bij de timmerliedenstaking. „Het was naar zijne meening de politie die de relle- „tjes uitlokte en ten slotte sprak hij nog zijne ver ontwaardiging uit dat voor de periodieke gemeente raadsverkiezing alle burgerlijke kiesvereenigiDgen „samen gingen om de sociaaldemocraten uit den Raad „te weren". Het is nu juist op dit laatste dat spreker het oog heeft n.l.hij sprak zijne verontwaardiging uit over enz. Dit is onjuist. Hij heeft zijne verontwaardi ging niet uitgesproken, daar dit niet op zijn weg ligt. Hij heeft alleen geconstateerd dat het gebeurd is en het is eene bevestiging van de theorie der sociaal democraten, dat het bij de stembus niet gaat tusschen geloof en ongeloof maar tusschen kapitaal en arbeid. Het is daar alleen de vraag zijt gij vóór of tegen het kapitalisme. Spreker, die dus alleen iets constateerde, was in het geheel niet verontwaardigd. Hij moot thans enkele dingen herhalen. Ten eerste doet hij, evenals vroe ger, opmerken, dat ook dit jaar 's Raads meerderheid dezelfde tactiek heeft gevolgd en het systeem heeft gehandhaafd om de sociaaldemocraten uit. te sluiten van do vaste raadscommissiën. Spreker hoort naast zich zeggende heer Zandstra zit in de muziekcom- missie. Het doet spreker genoegen de interruptie te hebben gehoord, want hij kan daardoor nog duide lijker zeggen dat hij bedoelt de vaste, belangrijke raadscommissiën. Stelselmatig worden de sociaal democraten uit die commissiën geweerd. De meerder heid wil dus blijkbaar de sociaaldemocratische raads leden niet erkennen als gelijkgerechtigde leden. Spre ker wil daartegen protesteeren. Hij heeft dit wel al zoo dikwijls gedaan zonder dat het heeft geholpen, maar hij zal zoolang blijven protesteeren tot er aan dezen toestand een einde komt. Spreker wil nu een enkel woord wijden aan de stemming bij de periodieke aftreding als Wethouder van de heeren Oosterhoff en Schoondermark. Bij die gelegenheid zijn op den heer Fransen 8 stemmen uitgebracht en ternauwernood is het den heer Schoon dermark gelukt de meerderheid te krijgen. Er hebben dus, waar er in den Raad vier leden zitten, die tot de rechtsche partijen behooren, vier leden van links gestemd op den heer Fransen. Dat is een bedenkelijk verschijnsel De Voorzitter interrumpeert den heer de Jong en wijst dezen er op dat wij in den Raad niet hebben leden van een bepaalde politieke kleur. Zoodra iemand lid van den Raad wordt, zit hij daar zonder politieke kleur. Wat de heer de Jong dus thans in het debat brengt kan buiten beschouwing blijven. De heer de Jong is dit niet met den Voorzitter eens. Spreker meent dat de leden van den Raad wel een bepaalde politieke kleur bezitten en dat het juist die kleur is die do richting, waarin zij optreden, bepaalt. De zaak, waarover spreker wilde spreken staat in verband met het gemeentebelang. In het afgeloopen jaar toch hebben vier vrijzinnige raadsleden hun stem uitgebracht op den heer Fransen, toen het ging om de benoeming van een wethouder van onderwijs De heer Fransen interrumpeert den heer de Jong zeggende dat dit laatste niet waar is. De heer de Jong vervolgt en wijst er op dat het logisch gevolg van de benoeming van den heer Fransen tot wethouder zou zijn geweest, dat hij den heer Schoondermark als wethouder van onderwijs zou zijn opgevolgd. Nu kan men wel beweren dat men den heer Fransen wethouder van openbare werken had willen maken, maar zoo dwaas zal men niet zijn om een aannemer als wethouder te belasten met openbare werken. Dit zou toch zeker een verhouding zijn, die allerminst deugt. Uit het gebeurde concludeert spreker dat bij de vrijzinnigen de liefde voor het openbaar onderwijs vermindert. Het is hetzelfde ver schijnsel dat we in Amsterdam zien. Ook hier zijn blijkbaar vrijzinnige leden, die een tegenstander van het openbaar onderwijs, wethouder van onderwijs willen maken. Dit is tegen het belang van het onder wijs. Wij kunnen immers met recht zeggen De liefde van een clericaal toch voor het open baar onderwijs staat gelijk met de liefde van een slager voor een varken De Voorzitter interrumpeert den heer de Jong en verzoekt deze niet over de politiek te spreken naar aanleiding der plaats gehad hebbende wethouders benoeming en terug te keeren tot de begrooting. De heer de Jong wil nu eenige oogenblikken wijden aan de houding der politie, gedurende de afgeloopen timmerliedenstaking. Hij wil allereerst wijzen op de uitlating van den Burgemeester in de Memorie van Antwoord luidende „Met betrekking tot hetgeen gezegd is over de „houding der politie bij de inmiddels geëindigde tim- „merliedenstaking, heeft de voorzitter aan Burgemees ter en Wethouders medegedeeld, dat hij niet in staat „is de betreffende opmerkingen te beantwoorden, „omdat hij eerst bij het einde dier staking als bur gemeester is opgetreden. Indien hem mocht blijken „dat do politie niet krachtig genoeg is om aan de haar „gestelde eischen te voldoen, zal hij niet nalaten aan „Burgemeester en Wethouders te verzoeken, aan den „Raad de noodige voorstellen tot uitbreiding te doen. „Uit de overgelegde rapporten blijkt niet dat de be hoefte daaraan bestaat." Naar aanleiding nu van het optreden der politie, heeft spreker dit kunnen constateeren veel politie, veel herrie, minder politie, minder herrie, geen politie, geen herrie. Anders zal spreker er niet van zeggen, maar hij zou gaarne willen dat de Voor zitter zijne ernstige aandacht zou willen wijden aan hetgeen door spreker en zijn partijgenoot in de sectie is te berde gebracht. Wanneer de Burgemeester toch de oplossing wil zoeken in uitbreiding van het politiecorps, dan is spreker overtuigd dat zoo'n maatregel averechtsch zal werken. Dat het ten opzichte der openbare ordo niet is gegaan zooals het had moeten gaan is niet een gevolg van te weinig politie, maar van te veel. Spreker hoopt dat de Voorzitter zijne ernstige aan dacht zal schenken aan hetgeen door spreker en den heer Zandstra in de sectie is gezegd en dat hij, als de politie ontactisch optreedt, met vaste hand daaraan een einde zal maken in de toekomst. Wanneer spreker nu den toestand overziet waarin de gemeente zich bevindt en nagaat, wat er in de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1911 | | pagina 2