248 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 30 October 1911. Burgemeester en Wethouders voor afwijzend op dat verzoek te beschikken. Wat gebeurt nu Een nieuw lid van den Raad komt met het voorstel om het adres te renvoyeeren aan Burgemeester en Wethouders ten fine van prae-advies en met een kolossale meerderheid wordt dit voorstel aangenomen. Bij een dergelijke houding van den Raad zal men moeten toegeven dat het voor Burgemeester en Wethouders zeer moeilijk is te weten met welk voorstel zij moeten komen. Het wordt hun dan ook zeer moeilijk gemaakt. Waar men nu de zaak van weerskanten eerlijk onder de oogen heeft gezien, hoopt spreker dat men elkander leert apprecieeren en dat is noodig wanneer men prijs stelt op een goede samenwerking. Het zij spreker nu veroorloofd een enkel woord te spreken naar aanleiding der door de heeren Haver- schmidt en Boosman te berde gebrachte kwestie van het badhuis. Dit is een onderwerp, dat Burgemees ter en Wethouders reeds zeer veel werk heeft ver schaft. Een goede oplossing te vinden is evenwel niet gemakkelijk. Men kan wel zoggen en spreker stemt dit toe dat in Leeuwarden een goede bad inrichting behoort te zijn, maar er is hier gebrek aan helder water, waardoor zoo'n inrichting verbazend duur komt. Dat de heer Haverschmidt het badhuis, zooals dit thans is gaarne ziet verdwijnen, kan spreker zich levendig voorstellen. Ook Burgemeester en Wet houders zagen zulks gaarne en zouden ook gaarne zien, dat in de behoefte aan een badinrichting op een andere wijze kon worden voorzien. Nu zegt de keer Boosman, de tegenwoordige badinrichting is verschrik kelijk vuil en die kost aan de gemeente ƒ600.per- jaar. Burgemeester en Wethouders beamen dit vol komen. Zij zijn het er echter niet mee eens, waar door dit raadslid wordt beweerd, dat men door kapi taliseering dezer 600.een eind op weg zou zijn om een nieuwe badinrichting te krijgen. Spreker is van oordeel, dat men daarmee niet zoo ver zou komen. Naar 6 °/0 (aflossing a 2 °/0 medegerekend) toch, is de 600.de rente van een kapitaal van ƒ10000. en Burgemeester en Wethouders zijn, na eene bere kening door den Wethouder van Financiën tot de conclusie gekomen, dat een badinrichting, zooals de heer Haverschmidt die gaarne zou zien, aan de ge meente 5000.'s jaars zal kosten en dan nog zou de badinrichting op eene eenvoudige manier worden gemaakt en zoodanig dat wij twee groote badkuipen krijgen maar geen badinrichting. Is het dan een wonder dat dergelijke zaken, waar Burgemeester en Wethouders tot het resultaat komen dat ze te duur worden, zoo lang duren De heer Zandstra heeft nog gesproken over school- voeding en kleeding. Spreker wil dat raadslid het zelfde antwoorden wat Burgemeester en Wethouders het vorig jaar in hun Memorie van Antwoord hebben gezegd n.l. dat „Onder de artikelen worden hier en daar wederom „zaken ter sprake gebracht, waaromtrent de Raad, „in sommige gevallen zelfs meermalen, zich reeds „met beslistheid heeft uitgesproken. Zoo bij volgno. „93, verhooging van het presentiegeld voor de leden „van den Raadeen voorstel in dien zin werd in „1908 (Handelingen bladz. 225) met 147, in 1909 „(Handelingen bladz. 224) met 16—3 stemmen ver worpen. Volgno. 219, voeding en kleeding aan „behoeftige schoolkinderen. Opvoering van dien post „tot 1000.is in 1905 (Handelingen bladz. 237), in „1907 (Handelingen bladz. 235), in 1908 (Handelingen „bladz. 248) en in 1909 (Handelingen bladz. 240), „verworpen. Thans wordt weer voor die verhooging „gepleit. Volgno. 228, kosten van schoolreisjes. „Verhooging van den post tot 1000.—is ten vorigen „jare met 184 stemmen verworpen (Handelingen „bladz. 239). Wederom wordt thans op verhooging „aangedrongen". Burgemeester en Wethouders zullen nu wel niet verder behoeven te expliceeren, waarom zij deze posten gelijk hebben geraamd als het vorig jaar. De heer Oosterhoff (wethouder) zal zich bij de be antwoording bepalen tot enkele speciale punten door een drietal heeren tor sprake gebracht. In de eerste plaats wenscht spreker de beschouwingen door den heer J. Koopmans, naar aanleiding der Memorie van Antwoord gehouden, even nader te bezien. De heer Koopmans heeft in overweging gegeven thans reeds den Hoofdelijken Omslag eenigszins te verhoogen, omdat hij van oordeel is, dat de financiëele toestand der gemeente niet rooskleurig is. Burgemeester en Wethouders hebben de beschouwingen van den heer J. Koopmans tot zekere hoogto met genoegen gehoord, omdat de Raad daarin aanleiding zal kunnen vinden om zoo zuinig mogelijk te zijn. Burgemeester en Wethouders meenen echter dat de financiëele toestand der gemeente niet zoo ongunstig is als door den heer Koopmans wordt beweerd. Waar is het dat de post „Onvoorzien" niet hoog is, maar die is toch ook niet exceptioneel laag. Wanneer men het lijstje nagaat van 19011910, dan blijkt daaruit, dat in die jaren het hoofdstuk „Onvoorzien" is uitgetrokken geweest tot een bedrag gelegen tusschen 4400 en 11392. Het thans uitgetrokken bedrag van 5842 is dus niet exceptioneel laag. Burgemeester en Wethouders kunnen dan ook geen aanleiding vinden om tot verhoo ging van den Hoofdelijken Omslag over te gaan. De winst uit de gasfabriek, die vroeger werd gereser veerd voor buitengewone aflossing en die slechts bij uitzondering, gedeeltelijk voor gowone uitgaven werd gebruikt, zal nu van af 1913 geregeld voor een deel aan de gewone uitgaven ten goede komen. Ook met het oog daarop meenen Burgemeester en Wethouders goed te doen nog eens af te wachten, teneinde na te gaan of en in hoeverre er tot verhoo ging van den Hoofdelijken Omslag aanleiding bestaat. De heer Boosman heeft gevraagd of het niet wen- schelijk is een controleur voor de gemeentefinanciën aan te stellen. Spreker weet niet of het de bedoeling van den heer Boosman is, dat die controleur zal worden aangesteld voor de gemeentefinanciën in hun geheelen omvang. Is dit het goval, dan achten Bur gemeester en Wethouders de aanstelling van een zoo danig ambtenaar niet noodig. Er bestaat toch neiging- om de bedrijven buiten den gewonen dienst te houden. Bij de gasfabriek is dat reeds het geval. Viermaal per jaar wordt de boekhouder dezer inrichting ge controleerd door de gascommissie, daartoe bijgestaan door een accountant. Een controleur is dus daar over bodig. Heeft de heer Boosman op het oog gehad een controleur voor de belastingen, dan wil spreker dit raadslid verwijzen naar volgno. 5 der Memorie van Antwoord van het vorig jaar, waar Burgemees ter en Wethouders naar aanleiding dezer kwestie hebben gezegd „Burgemeester en Wethouders zelve willen niets liever, dan op den duur te geraken tot een naar de eischen ingericht controlebureau, voor de regeling van en behandeling der reclames tegen de aanslagen in den hoofdelijken omslag en mogelijk andere belastin gen. Doch zij staan nog geheel op het standpunt, meer uitvoerig ontwikkeld in den aanhef van bijlage no. 24 van 1908, naar de lezing waarvan zij mogen volstaan te verwijzen." Bij de behandeling is toen door Burgemeester en Wethouders medegedeeld, dat zij het, denkende aan eene mogelijke wijziging der Gemeentewet, waarbij het belastinggebied der gemeente zou worden ver ruimd, geraden achtten met de aanstelling van een controleur te wachten. De heer van der Kooi heeft over het aschland ge sproken. Tot zijn spijt heeft spreker het geheeló Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 30 October 1911. 249 betoog van dit raadslid niet goed kunnen volgen, maar hij geeft hem in overweging eens goed na te lezen wat omtrent deze zaak in den Raad is gezegd. Burgemeester en Wethouders hebben een voorstel ingediend tot verbetering van het aschland. De Raad heeft dit voorstel niet aangenomen, maar eene com missie benoemd en nu zijn verschillende omstandig heden de oorzaak, dat de Raad nog niet tot een be sluit is kunnen komen. Hij moet nu beslissen of de commissie zal blijven voortbestaan of niet, daar er van deze commissie slechts één lid is overgebleven. Burge meester en Wethouders hebben zoolang hun geen voorstellen hebben bereikt, alleen datgene gedaan wat noodig was om het bedrijf zoo goed mogelijk gaande te houden. Waar echter juist op het gebied der reiniging in den laatsten tijd zooveel voorvalt, achten Burgemeester en Wethouders het wenschelijk af te wachten wat de toekomst geeft. De heer van der Kooi heeft gevraagd of Burge meester en Wethouders de verschillende brochures over het verwerken van afval wel hebben gelezen. Spreker kan daarop antwoorden, dat zij dit wol hebben gedaan en spreker raadt den heer van der Kooi nog maals aan eens na te lezen wat er over het aschland reeds in den Raad is voorgevallen. De post voor de compostloods komt op de begroo ting voor, omdat met het oog op den onvoldoenden toestand van het terrein een deel van de compost naar het terrein aan het Nieuwe Kanaal moest worden overgebracht. Ook heeft de heer van der Kooi gesproken over de lantaarns aan den Stienserweg. Hij is daar niet over tevreden. Spreker wil dit raadslid doen opmer ken, dat het hier een proefneming geldt. Blijkt het dat het niet gaat zooals Burgemeester en Wethouders dat wenschen, dan zullen zij hunne maatregelen wel nemen. Toch is de toestand niet zoo ongunstig als de heer van der Kooi dat doet voorkomen. Het is spreker gebleken dat in 15 minuten alle lantaarns branden. Dat zal wel zoo blijven en is ook het geval bij de andere lantaarns, die door de opstekers worden aan gestoken. Dat alle lantaarns op hetzelfde oogenblik zullen aangaan, kan eenvoudig niet worden verwacht. Er is wel een systeem, waarbij alle lantaarns op hetzelfde oogenblik worden ontstoken n.l. door het plotseling aanbrengen van een hoogere druk aan de fabriek. Dat systeem heeft echter ook zijn bezwaar, want ten gevolge van den daardoor veroorzaakten schok kunnen de dagbranders uitgaan en dat is gevaarlijk. Daarom is een proef genomen met de uurwerkjes. Spreker verzekert echter den heer van der Kooi dat Burge meester en Wethouders, als het blijkt dat de lantaarns niet behoorlijk werken, maatregelen zullen nemen om er in te voorzien. De heer Tijsma heeft wel weinig, maar toch iets te zeggen. De heer Schoondermark haalde als marquant voorbeeld aan het adres der onderwijzers om herzie ning der salarisregeling. Dit was een ingekomen stuk, ten opzichte waarvan Burgemeester en Wethouders aanneming voor kennisgeving voorstelden. De Raad echter heeft het Dagelijksch Bestuur toen geïnviteerd prae-advies uit te brengen. Een dergelijke kleinigheid had spreker echter niet op het oog. Spreker had speciaal het oog gericht op de historie van de tram. Dat was een zaak van veel belang. Het standpunt van Burgemeester en Wethouders in die zaak werd door niemand anders ingenomen als door den heer van Messel, die uit samenhoorigheid misschien, reeds bij den wethouder Oosterhoff ging zitten. Verder heeft spreker op het oog het Werkliedenreglement, de loonen der gemeentewerklieden, in welke zaken Burgemeester en Wethouders bijna alleen bleven staan. Sproker hoopt dat de leden hun best zullen doen elkander wederkeerig te apprecieeren en dat die weder- zijdsche appreciatie er toe zal leiden do verhouding te verbeteren, opdat wij het volgend jaar kunnen constatoeren dat, hetgeen dit jaar den leden uit den mond moest vloeien, niet meer behoeft te worden herhaald. De heer Zandstra wijst er op dat het hem bekend is, dat de Raad steeds afwijzend beschikt en dat Burgemeester en Wethouders dan verklaren, dat de zaak is afgedaan. Voor spreker en zijn partijgenoot zijn echter zaken niet afgedaan, waarmee dat ook niet werkelijk het geval is. Zij zullen dan ook bij elke begrooting, waarop niet meer voor schoolvoeding en kleeding is uitgetrokken dan op deze, daarop terug komen, want zij vallen niet van één slag. Er zal wel een tijd komen dat zij het ten slotte zullen winnen, want zij zullen hard en stoer strijden voor alles wat in het belang der samenleving is. Zoolang zij in den Raad zitten zullen zij blijven hameren op het artikel schoolvoeding en kleeding. De heer de Jong wijst er op dat door den heer Lautenbach is gezegd dat menschen van zijn richting de openbare school met open visier bestrijden, terwijl de sociaal-democraten steeds wroeten om die school in hunne richting te drijven. Die bewering van den heer Lautenbach is volkomen onjuist. Het kan nooit het streven zijn van de sociaal-democraten om de openbare school in hunne richting te drijven. Zij toch zijn van oordeel dat zaken van politiek en geloof niet des kinds zijn en daarom zijn zij voorstanders van neutraal onderwijs en van de openbare school zoolang deze neutraal is. Spreker leest geregeld het orgaan van den Bond van Nederlansche Onderwijzers „de Bode" en daarin kan men sterke staaltjes vinden hoe men schen van de richting van den heer Lautenbach zich schuldig maken aan handelingen, die men met den naam „wroeten" veel te zwak zou bestempelen. Door allerlei ongeoorloofde pressie op de ouders tracht men vaak van die zijde kunstmatig het bijzonder onderwijs te bevorderen en de openbare school af te breken. Iemand van de richting van den heer Lautenbach heeft daarom allerminst het recht, anderen in dezen te beschuldigen van wroeten. De heer Menalda zou gaarne van Burgemeester en Wethouders vernemen of het gesprokene omtrent het hulpziekenhuis aanleiding geeft aan die zaak hunne aandacht te schenken. Hij meent te mogen ver wachten dat dit wel het geval zal zijn. De heer Lautenbach heeft herhaaldelijk in de bladen gelezen dat de onderwijzers herhaaldolijk weigeren nationale liederen te doen aanheffen of mee te werken op nationale feestdagen. Dat is toch wel een bewijs dat zij de school in hunne richting willen dringen. Zij moeten dit echter zelf weten. Of de kerkelijken de kinderen met hunne dogma's onderwijzen of de sociaal-democraten zulks doen met het dogma van den klassenstrijd, dan is dat een spelen met woorden. Ieder menscli heeft zijn dogma's en men kan er ook niet zonder. In antwoord aan den Wethouder zegt de heer Haverschmidt dat indertijd aan den Raad werd voor gelegd een uitgebreid tramplan., dat met veel instem ming werd ontvangen. Die instemming gold niet alleen de tram, maar ook de bijkomende voordeelen, zooals de verbetering van Weerklank, terreinuitbrei ding gasfabriek en zoo was voor spreker een aan-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1911 | | pagina 9