290 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 November 1911. bij conversie is door den heer Koopmans terecht opgemerkt, dat de kans daarop gering is waar het een 3 1/2 °/0 leening betreft en de koers van staats- en gemeenteleeningen zich in den laatsten tijd eerder beweegt in dalende richting. Wat de wijziging in den tekst betreft, door den heer Koopmans voorgesteld, sprekor acht dat geen verbetering. De beraadslaging wordt gesloten. Onderdeel .1 wordt met algemeene stemmen onver anderd vastgesteld. Aan de orde is onderdeel B. De beraadslaging wordt geopend. De heer Hartelust heeft het niet goed begrepen. De wethouder sprak alleen van de aflossing die zou plaats hebben bij de Kasvereeniging, maar er is hier ook sprake van het inwisselen van coupons. Spreker is van oordeel dat het van het meeste belang is dat de gelegenheid bestaat die coupons in het centrum des lands te kunnen inwisselen. Hij meent dat aflos sing met het oog op conversie zeker niet voor zal komen. De heer Komter (wethouder) antwoordt dat de aan bieding der coupons en der sub 4 genoemde obli gation niet kan voorkomen, dan alleen in het sub 6 genoemde geval. Wanneer dus de leening blijft loopen zooals die is opgezet, is daarvan geen sprake. De beraadslaging wordt gesloten. Onderdeel B wordt met algemeene stemmen vast gesteld. Het geheele voorstel wordt hierna met algemeene stemmen aangenomen. 12. Voortzetting van de behandeling van het voorstel tot vaststelling van eene verordening, houdende voor waarden voor de levering van electrischen stroom door het gemeentelijk electriciteithedryf (bijlage no. 30). Aan de orde is art. 7 B in de uren van hoogtarief tegen 21 cent per K. W. U. De beraadslaging wordt geopend. De heer Burger heeft mot genoegen kennis genomen van de toelichting inzake de kwestie betreffende den dubbeltariofmeter, waarom het tarief in den spertijd hooger is dan in den gewonen tijd. Spreker had wel aanstonds verstaan, gelijk ook door den voorzitter is gezegd, dat hot de bedoeling was om degenen die een dubbeltariefmeter gebruiken, uit te lokken om 's avonds zoo weinig mogelijk stroom te gebruiken. Wanneer echter oen industrieel 's avonds 18 cent per K. W. U. moet betalen, terwijl hij over dag met 10 cent of minder vrij is, is dit oen voldoende druk voor hem om 's avonds niet te werken. Maar thans is spreker overtuigd door de opmerking van den heer Dresden, die zegt, dat als het hoogste tarief van den dubbele meter gelijk gesteld was aan den enkeltariofmeter, ook een niet-industrieel, namelijk ieder, die eeno eonigszins belangrijke lichtinstallatie heeft, met voordeel van het dubbeltarief gebruik zou kunnen maken. Deze regeling is dus bestemd om dezulken te nopen, bij het enkeltarief te blijven waar zij behooren. Spreker kan zich nu wel met het voorstel ver eenigen. De beraadslaging wordt gesloten. Art. 7 B sub 1 wordt hierna onveranderd met algemeene stemmen vastgesteld. De artikelen 812 worden met algemeene stemmen vastgesteld. De geheele verordening wordt met algemeene stemmen vastgesteld. 12. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om de gehouwen van de Stads Bank van Leening op naam van de gemeente te doen overschrijven en verder daarmee verhand houdende maatregelen te nemen. Dit voorstel luidt Bij de behandeling van artikel 8 van het nieuwe Reglement voor de Stads Bank van Leening in Lwe vergadering van den 9 Mei j.l. is, gelijk dit ook in de vergadering van den 8 November 1905 (Hande lingen 1905 blz. 236) is goschied, ter sprake gebracht liet foit dat de gebouwen der Bank ten namo van de instelling staan. Kwam overschrijving dier gebouwen op naam der gemeente ons destijds niet noodzakelijk voor, thans, bij nadere overweging dezer aangolegenheid en in verband met de omstandigheid, waarop wij reeds doelden bij het voorstel dat den 9 Mei aan de orde was (bijlago 12 van dit jaar), n.l. dat het karakter der instelling en der commissie van administratie bij hot nieuwe reglement, als gevolg van de Pandhuiswet 1910, een ander geworden is dan het was onder vigeur van het Koninklijk besluit van 31 October 1826, achten wij den bestaanden toestand minder regelmatigde commissie toch is, gelijk reeds was opgemerkt, niet een rechtspersoon die eigendommen kan bezitten. In verband met een en ander zijn door ons college pogingen in het werk gesteld om tot eeno bevredigonde oplossing te geraken. De commissie van administratie, om voorlichting gevraagd, deelde ons bij schrijven d.d. 6 September 1911 mede, dat ook zij met Burgemeester en Wethouders van gevoolen was, dat het gebouw der Bank ten name der gemeente moet worden overgeschreven, nu door de Pandhuiswet en het nieuwe reglement de positie der instelling en van hare commissie eene geheel andere was geworden. Zij achtte het evenwel wen- schelijk dat eene bespreking met ons college do over deze zaak te treffen regeling vooraf gin"-. Bij die bespreking, welke 11 October j°l. plaats had, werd, behoudens Uwe nadere goedkeuring, het volgende overeen gekomen le. de op naam van de Stads Bank van Leening staande gebouwen dier Bank worden overgeschreven ten name der gemeente 2e. do waarde der gebouwen wordt gestold op eene som van 14000.zijnde het bedrag waarvoor zij op de balans der Bank voorkomen 3e. de door do Bank van de gemeente te ontvangen som ad 14000.wordt door eerstgenoemde aange wend tot aflossing van schuld aan do gemeente, Verslag van de handelingen van den gemeenteraad waartoe de door de commissie d.d. 30 Mei 1908 aan de gemeente afgegeven obligatie ad 80000.(zie bijlage 9 tot het verslag der Handelingen 1908) met gemelde som wordt verminderd en alzoo teruggebracht tot 16000.— 4e. de huur, door de Bank aan de gemeente te betalen voor het gebruik der gebouwen, wordt, in overleg met een deskundige, gesteld op het bedrag dat in gewone omstandigheden hiervoor zou worden berekend, doch met inachtneming dat het onderhoud en de verbeteringen der gebouwen, op den bestaanden voet, blijven ten laste der Bank. Volgens eene door den Directeur der gemeentewerken gemaakte schatting zouden de gebouwen der Bank bij een eventueelen openbaren verkoop ten hoogste f 15500.opbrengen. In aanmerking genomen dat het onderhoud en de verbeteringen der gebouwen, ook in het vervolg, zullen worden bekostigd door de Bank, moet naar de meening van den Directeur, welke meening ook wij deelen, de huurprijs gesteld worden op 4 °/o van het gemelde bedrag ad 15500. 620.vermeerderd mot de grondbelasting (die in het vervolg op naam der gemeente komt te staan) on assurantie ad 80.— te zamen rond ƒ700. Tengevolge van het aanbrengen in het nieuwe reglement, dat 1 Juni 1911 in werking is getreden, van voorschriften omtrent de opneming van gold door de Bank van Leening bij den gemeenteontvanger (artikelen 1721), vroeger belichaamd in eeno afzon derlijke verordening, behoort de rentevoet, overeen komstig artikel 17, tweede lid, opnieuw door den Raad te worden bepaald. Waren wij oorspronkelijk van meening, opdat het bedrijf der Bank niet te veel zou worden gedrukt, dat deze rentevoet moest blijven bepaald op het percentage waarop het tot dusver was gesteld (3.4) en was ook de commissie blijkens haar aan ons gericht schrijven dezelfde meening toegedaan, bij het hiervoren gemelde onderhoud op 11 October j.l. werd de rente te laag bevonden en het ten slotte het meest wen- schelijk geoordeeld haar op een normaal bedrag te stellen, zoodat de gemeente voor hare aan de Bank verstrekte gelden eene vergoeding zou ontvangen van 4 Deze rente is inderdaad moer in overeenstem ming met den tegenwoordigen stand der geldmarkt, terwijl dio van 3.4 °/0, welke thans betaald wordt, nog een uitvloeisel is van de rentebepaling uit don tijd dat de gemeente op hare beurt de noodige sommen voor de geldverstrekking aan de Bank had op te nemen. Bezwaar kan tegen deze verhooging niet bestaan daar het verlies der Bank toch over de gemeente-begrooting loopt en zij heeft het voordeel dat de rekening aldus zuiverder wordt. Op grond van het bovenvermelde en onder over legging van eene nota, samengesteld uit diverse rapporten, waarin eenige bijzonderheden, de Bank van Leening betreffende, zijn gegeven, hebben wij de eer IT voor te stellen te besluiten I. a. de gebouwen der Stads Bank van Leening, ten kadaster bekend, sectie B, nos. 682 en 1559, huizen en erven, gezamenlijk ter grootte van 5 are 82 centiare, en eene massale steeg sectie B no. 2975, van den naam dier Bank te doen overschrijven op naam der gemeente b. te bepalen dat de door de commissie d.d. 30 Mei 1908 afgegeven obligatie ad 30000.wordt teruggebracht tot 16000. c. bij wijze van vergoeding voor het gebruik dei- gebouwen jaarlijks aan do Bank oen bedrag van 700.in rekening te brengen, onder voorwaarde dat het onderhoud en de verbeteringen der gebouwen, op den bestaanden voet, blijven ton laste van de Bank een en ander evenwel onder voorbehoud dat op een door Burgemeester en Wethouders aan II. M. de ran Leeuwarden van Dinsdag 28 November 1911. 291 Koningin te richten verzoek vrijstelling van de rechten van registratie en, zoo mogelijk, van over schrijving wordt verleend. II. gerekend te zijn ingegaan den 1 Juni 1911, de jaarlijksche rente, door de Bank van Leening aan de gemeente te vergoeden voor van haar ten behoeve der instelling opgenomen fondsen, te bepalen op 4 °/0. De beraadslaging wordt geopend. De heer Hartelust wenscht een kleine inlichting te vragen. Spreker heeft in den brief van den Direc teur der Gemeentewerken gelezen dat deze aanbeveelt een huur voor de gebouwen te vragen van ƒ1172. de grondlasten. Terwijl nu Burgemeester en Wet houders verklaren dat zij meegaan met het voorstel van den Directeur, stellen zij voor de huursom vast te stellen op 620.Spreker begrijpt die tegen strijdigheid niet en vraagt of dit soms een vergis sing is. De Voorzitter antwoordt, dat het voorstel van den Directeur der Gemeentewerken was om een andere waarde aan te nemen. Die kon op tweeërlei wijze worden bepaald, n.l. óf de verkoopwaarde óf die van herbouw. Burgemeester en Wethouders hebben nu gemeend dat het rationeel was de Bank te debiteeren voor het bedrag der verkoopswaarde. Zoo zijn zij tot een lager bedrag gekomen. In het prae-advies staat, dat de Directeur der Gemeentewerken van oor deel is, dat de huurprijs moet worden gesteld op 4 van het bedrag. De overeenstemming tusschen Burgemeester en Wethouders en den Directeur be paalt zich dan ook alleen tot de 4 °/o- Dit is nu misschien niet duidelijk aangegeven, maar het is de verklaring van hetgeen de heer Hartelust heeft op gemerkt. De heer Hartelust kan dat met den besten wil der wereld niet uit den brief lezen. De Voorzitter wijst er nogmaals op dat het vast staat dat Burgemeester en Wethouders, wat het be drag betreft waarvoor de rente moet worden berekend, niet met den Directeur zijn meegegaan. De heer Hartelust heeft tegen het voorstel geen bezwaar, maar hij heeft er op willen wijzen dat er tegenstrijdigheid bestaat tusschen de conclusie van Burgemeester en Wethouders en den brief van den Directeur der Gemeentewerken. De heer G. W. Koopmans kan zeggenlang gewacht en toch verkregen Wanneer men de verslagen leest van 1905 en 1906 zal men kunnen constateeren dat er te dezer zake al veel discussies zijn gevoerd, zoodat een lid van den Raad heeft gezegd dat de Raad zoo overvoerd was met moties en voorstellen, dat er geen tijd was om een dergelijk voorstel te behan delen. Het voorstel, ook toen door spreker ingediend, om de onroerende goederen op naam van de gemeente over te brengen werd onberaden en onbekookt ge noemd en kon dan ook geen genade vinden in de oogen van den Raad. Noch op juridische, noch op practische of financiëele gronden kon het worden aangenomen. Het doet spreker dan ook genoegen dat do zaken zijn veranderd. Burgemeester en Wet houders zeggen nu wel dat de Pandhuiswet mede oorzaak is van het voorstel, maar spreker is van oor deel dat deze wet de zaak zelf niet raakt. De per- ceelen moesten al lang op naam der gemeente hebben gestaan. Het doet spreker genoegen dat het nu zal gebeuren.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1911 | | pagina 6