802 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 December 1911. gesproken, dat Burgemeester en Wethouders wat meer royaliteit aan den dag zullen leggen. Spreker weet niet zeker of dit in het request staat, maar hij meent het zich te herinneren. Waar nu de Voorzitter er zelf op heeft gewezen, dat zoowel een goede bediening als de omstandigheden, waaronder die plaats heeft, een maatstaf moeten vormen voor de bepaling van het loon, is spreker van oordeel, dat de gaarder van de Wirdumerpoortsbrug, ondanks de dankbaarheid der organisatie, in aanmerking komt voor verhooging. Spreker ondersteunt dan ook gaarne het voorstel van den heer Wilhelmij om het loon te bepalen van f 10.tot f 12. De heer Tulp heeft na het gesprokene door de heeren Hartelust en Wilhelmij niets meer in het midden te brengen. De bruggaarder der Wirdumerpoortsbrug is bij spreker geweest en heeft hem zijne belangen opgedragen en zijn wensch medegedeeld om gelijk te worden gesteld met den gaarder van de Prins Hendrikbrug. Nog werd hem medegedeeld, dat de gaarder van deze laatste brug het niet aangenaam vond dat hij een hooger loon zou genieten. Spreker vindt het billijk de gaarders van de le Kanaalbrug, de Wirdumerpoorts-, Prins Hendriks- en Harlingervaarts- brug gelijk te stellen. De heer Lautenbach wijst er op dat het hem uit de ontvangen inlichtingen is gebleken dat de gaarder van de Harlingervaartsbrug bijzondere diensten pres teert, zelfs op Zondag is hij voor een groot deel aan huis gebonden om tegenwoordig te zijn bij het pas- seeren van de tram en spreker vindt het niet billijk, dat daarmede geen rekening is gehouden. Zooals spreker reeds zei passeerden er 39000 schepen, waar van 410 bij nacht. Door de le Kanaalbrug passeerden 38000 schepen. Dat zijn enorme cijfers. Spreker is niet bekend met de passage over de brug, maar de bruggaarders verrichten hun werk tot tevredenheid hunner suprieuren en dan doet de gaarder der Harlinger vaartsbrug zulks 13000 maal, die van de le Kanaalbrug 9000 maal vaker, tot tevredenheid der chefs, dan de gaarder der Prins Hendrikbrug. Men kan dan ook niet zeggen dat het loon moet worden geregeld on afhankelijk van de verrichte werkzaamheden. Welke is dan de maatstaf? Het komt spreker toch voor dat de gaarder der Wirdumerpoortsbrug de helft minder werk heeft dan die van de Prins Hendrikbrug. Spreker heeft de eer voor te stellen de loonen van de gaarders der Harlingervaarts-, Prins Hendrik- en le Kanaalbruggen, gelijk te stellen. Hij stelt daartoe de volgende motie voor ondergeteekende stelt voor dat de gaarders der le Kanaalbrug en Harlingervaartsbrug aan dien dei- Prins Hendrikbrug gelijk worden gesteld. De heer Fransen wenscht naar aanleiding van het door den heer Lautenbach gesprokene een kleine opmerking te maken. De heer Lautenbach heeft ge zegd dat er door de Harlingervaartsbrug 13000 schepen meer passeeren dan door de Prins Hendrikbrug en dat gezegde zou den indruk geven dat de gaarder daarvoor ook 13000 maal vaker moest draaien. Dat is een vergissing. Het gebeurt toch dikwijls dat er voor 4 of ft schepen slechts eenmaal behoeft te worden gedraaid. De Prins Hendrik- en Wirdumerpoorts brug worden meermalen voor één schip gedraaid, zoodat het best mogelijk is dat de gaarder der Harlingervaartsbrug niet vaker draait dan die der andere bruggen. Spreker heeft dit alleen willen zeggen om vergissing te voorkomen, maar hij onder steunt evenwel gaarne het voorstel-Lautenbach. De Voorzitter deelt mede dat door den heer Lau tenbach een voorstel is ingediend luidende ondergeteekende stelt voor dat de gaarders der le Kanaalbrug en Harlingervaartsbrug aan dien der Prins Hendrikbrug gelijk worden gesteld. Dit voorstel wordt ondersteund en maakt tegelijk met het voorstel van Burgemeester en Wethouders een punt van beraadslaging uit. De heer Zandstra zal van de andere bruggen niet spreken. Spreker is bekend met de Ververs- en Vrouwenpoortsbruggen. Spreker kan er niet bij dat zoo'n salaris wordt voorgesteld. Het begin- zoowel als het eindsalaris is te laag. Burgemeester en Wet houders stellen zelf voor om de menschen met loonen beneden f 11.per week f 1.toeslag te geven. Zij erkennen daarmee reeds dat f 11.niet toe reikend is en dan gaat het niet op de menschen voor minder te laten werken. De voorzitter zegt wel dat de gaarders vrij wonen hebben. Spreker erkent dat, maar als van hun loon ook nog woninghuur moest worden betaald, zou het in de verste verte niet vol doende zijn en zouden zij niets kunnen gebruiken dan aardappelen en brood. Dat is geen mensch- waardig bestaan. Met f 8.loon kan iemand niet rondkomen. Hij kan daarvoor alleen krijgen wat hij stoffelijk noodig heeft en er moet in een huishouding- meer zijn dan eten. Het komt spreker zooals hij reeds heeft gezegd voor dat de loonen te laag zijn en hij handhaaft dan ook zijn voorstel. De Voorzitter heeft straks gezegd dat de organi satie niet heeft gesproken over de Wirdumerpoorts brug. Spreker heeft bedoeld te zeggen dat de voor zitter der organisatie hem niet mondeling heeft gewezen op die brug. In het request evenwel komt de door den heer Hartelust bedoelde zinsnede wel voor. Wat de vergelijking van den heer Lautenbach ten opzichte van de Harlingervaartsbrug betreft, het komt spreker voor dat dit raadslid zich vergist, daar hij geen rekening houdt met het feit dat daar twee gaarders zijn. Alle cijfers zullen dus door twee moeten worden gedeeld. De heer Lautenbach is van oordeel dat de gemeente niet voor haar pleizier twee man op die brug plaatst, maar wel, omdat zulks noodig is. De Voorzitter wijst er op dat die beide gaarders elkander afwisselen. De heer Lautenbach repliceert dat er twee gaarders zijn aangesteld omdat de brug zwaar draait en er een drukke passage van schepen is. De Voorzitter stelt voor de algemeene beraadsla gingen te sluiten. Dienovereenkomstig wordt besloten. Art. 1 wordt met algemeene stemmen vastgesteld. Aan de orde is art. 2. Het amendement-Zandstra op artikel 2 onderdeel a wordt verworpen met 13 tegen 9 stemmen. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 December 1911. 303 Vóór stemmen de heeren Zandstra, van der Kooi, Tulp, Berghuis, Lautenbach, Hartelust, G. W. Koop- mans, Boosman en Tijsma. Tegen de heerenFransen, Wilholmij, Beekhuis, Oosterhoff, van Messel, Feitz, Schoondermark, Burger, Menalda, J. Koopmans, Vonck, Haverschmidt en Komter. Aan de orde is het amendement-Lautenbach. De heer Oosterhoff (wethouder) wil den Raad ernstig in overweging geven het advies van den voorzitter te volgen en geen wijziging in de onder linge verhouding te brengen. De heer Hartelust heeft daarvoor, zij het ook ongewild, een warm plei dooi gehouden. Hij is begonnen met te zeggen dat ieder voor zijn eigen parochie preekt en dat hij door dagelijkscho aanschouwing precies weet hoe de be diening der Wirdumerpoortsbrug geschiedt. Van de andere bruggen weet hij dat dus niet zoo goed. Spreker vraagtis het nu niet beter het advies te volgen van den man die met alle bruggen bekendis, dan dat van iemand die het van slechts één brug precies weet? Daardoor zal de onderlinge verhouding allicht kunnen worden verstoord, wat niet het geval zal zijn als het advies van den Directeur der Ge meentewerken wordt gevolgd. Bovendien loopt men gevaar tegenover minder bekende brugwachters on billijkheden te begaan. De heer Hartelust moet tot zijn spijt den wet houder tegenspreken. De gegevens die de Directeur der Gemeentewerken bezit en waarnaar hij de bepaling der loonen heeft voorgestold, zijn geput uit de cijfers van het ver voer. De directeur nu kan niet goed op de hoogte zijn van wat er voorvalt, als hij zich niet iederen dag persoonlijk overtuigt. Spreker kan zich niet voorstellen dat de directeur iemand heeft, die daar voor is aangesteld. Spreker had bijna gezegd had hij mij daarvoor maar genomen. Hij toch kan beoordeelen of de Wirdumerpoortsbrug buitengewoon goed wordt bediend of niet, omdat hij de brug dage lijks passeert. De Voorzitter gelooft dat de heer Oosterhoff be doeld heeft te zeggen dat de heer Hartelust de vergelijking niet kan maken. Spreker is straks be gonnen met te zeggen dat dit voorstel niet te be wijzen is met cijfers. De Directeur der Gemeente werken heeft spreker echter overtuigd, dat de thans voorgestelde verhouding juist is. Spreker geeft toe dat dit geen krachtige verdediging is en dat het gemakkelijker was als het voorstel op cijfers was gebaseerd. Waar echter met verschillende, niet onder cijfers te brengen omstandigheden rekening moet worden gehouden, en de directeur de toestanden zoo grondig kent, konden Burgemeester en Wethouders niet anders doen. De heer Lautenbach meent dat de Voorzitter zich in subjectieve gegevens verliest. Het is den Directeur der Gemeentewerken gelukt don Burgemeester te overtuigen. Deze ambtenaar kan echter ook niet anders een oordeel vellen dan op cijfers die hij van anderen heeft, hij is toch evenmin als spreker bij de brug woonachtig. Spreker heeft geen brug in zijn parochie. Hij heeft te dien opzichte dus vrij praten. Het wordt spreker nu wel wat sterk. Wethouder Oosterhoff zegt eenvoudig de Directeur denkt Lier of daar zus of zoo over en dan heeft de Raad omdat die Directeur-deskundige is maar ja en amen te knikken. Dat gaat spreker te ver. Het amendement-Lautenbach wordt aangenomen met 13 tegen 9 stemmen. Vóór stemmen de heerenFransen, Zandstra, Wilhelmij, van der Kooi, Tulp, Berghuis, Lautenbach, Hartelust, Q. W. Koopmans, Boosman, Feitz, Vonck en Tijsma. Tegen de heeren Beekhuis, Oosterhoff, van Messel, Schoondermark, Burger, Menalda, J. Koopmans, Haverschmidt en Komter. Aan de orde is het amendement-Wilhelmij. De heer Beekhuis wil even mededeelen, dat hij aanvankelijk geneigd was tegen te stemmen. Na aanneming echter van het amendement-Lautenbach zal hij vóór stemmen, omdat als het amendement- Wilhelmij niet wordt aangenomen, de verhouding verbroken wordt. De heer Boosman vraagt hoe Burgemeester en Wethouders de loonsverhoogingen denken te regelen. Wordt, vraagt hij, iemand die thans 3 jaar in functie is geweest, nu dadelijk in het genot der eerste ver hooging gesteld De Voorzitter antwoordt dat de interpretatie, die aan het betrekkelijk artikel van het Werklieden reglement is gegeven, ook geldt voor de brugwachters. Het amendement-Wilhelmij wordt met algemeene stemmen aangenomen. Artikel 2 wordt aldus gewijzigd, met algemeeue stemmen vastgesteld. De heer Zandstra doet opmerken dat nu de geheele verhouding verbroken is en er ten opzichte van de andere gaarders een onrecht is geschied. De Voorzitter antwoordt den heer Zandstra dat hij daarop niet kan terugkomen, daar artikel 2 is aan genomen. Aan de orde is art. 3, met het daarop door den heer Zandstra ingediende amendement. De beraadslaging wordt geopend. Den heer Zandstra komt het voor dat de gemeente bij verplaatsing van een gaarder of hulpgaarder van de eene brug naar de andere die minder salaris geeft, een toelage moet geven gelijk aan het ver schil in bezoldiging. De Voorzitter interrumpteert den heer Zandstra en deelt mede dat Burgemeester en Wethouders diens amendement overnemen. De beraadslaging wordt gesloten. Artikel 3, aldus gewijzigd, wordt met algemeene stemmen vastgesteld.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1911 | | pagina 4