306 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 December 1911. dan die ménschen, die deze levensmiddelen wel ge bruiken, moeten worden ondersteund en dat men dezen niet nog extra-belasting laat betalen om een uit- keering aan de arbeidersgezinnen die van de duurte niet te lijden hebben, mogelijk te maken. De gedachtengang van Burgemeester en Wethou ders lijkt spreker volkomen onlogisch en hij kan dan ook niet anders doen dan zich aansluiten bij den heer Fransen. Burgemeester en Wethouders drukken het motief voor hun voorstel niet daarin uithet heeft nu den schijn dat bij het college vrees voor onte vredenheid het motief is. Nu is vrees altijd een slechte raadgeefster en spreker is van oordeel dat een dergelijk motief niet mag worden gebruikt. Het is hoogst spitsvondig dat Burgemeester en Wethou ders beweren, dat het voorstel door hen is gedaan als werkgeefster en niet als overheid. Praktisch komt de zaak echter hierop neer dat een deel der burgerij eenige bedeeling zal ontvangen en dan nog dat gedeelte die gemeentewerklieden die in allerlei opzichten bij de particuliere arbeiders niet achter staan. Spreker noemt den gedachtengang van den heer Fransen logisch. Wanneer het toch blijkt dat de gemeentewerk lieden in een enkel opzicht het loon bij de particuliere arbeiders ten achter staan, welnu, dan moet het loon worden verhoogd. Dat is de manier om een eind te maken aan den verkeerden toestand. Een maatregel als de nu voorgestelde zal strekken om andere goede maatregelen achterwege te doen blijven, een dergelijk lapmiddel zal een betere rege ling der geheele zaak tegenhouden. Spreker zal tegen het voorstel stemmen, tenzij hij betor wordt ingelicht. De heer Haverschmidt zegt dat eenige weken ge leden een prae-advies over dezelfde kwestie is ver schenen van Burgemeester en Wethouders van Rot terdam en het algemeen de aandracht heeft getrok ken, dat de conclusie volstrekt niet klopte met de toelichting. Hetzelfde is hier het geval. Terwijl ons college aan de hand der verzamelde gegevens uitvoerig betoogt dat er van een eigen lijken noodtoestand geon sprake mag zijn, neemt hot prae-advies plotseling een draai om te geraken tot do conclusie dat er voor een toeslag wel aanleiding bestaat, omdat een ander hot ook doet. Spreker betreurt dit besluit, vooral omdat het geriuge bedrag van 1100 gulden allicht aanleiding- geeft tot het aannemen van dit voorstel, terwijl spreker van meening is dat do voorstemmers ook waren meegegaan, wanneer de conclusie afwijzend en dus meer in overeenstemming mot den aanhef was geweest. Spreker zal Burgemeester en Wethouders op hun weg niet volgen. Hij denkt er sterk over zich tegen het voorstel te verklaren al verspeelt hij daardoor de kans om te worden ingedeeld bij de „nobele, royale monschen met warm gemoed", waarvan de Leeuwarder Courant van gister gewaagde. De heer G- W. Koopmans hoopt niet de laatste te zijn, hij weet echter dat hij wol de eerste is, dio opkomt tegen de sprekers die over deze zaak het woord hebben gevoerd. Hij is overtuigd dat do heer Fransen een goede bedoeling met zijn voorstel hoeft en dat zullen alle leden van den Raad met spreker eens zijn. Als toch het loon der gemeentewerklieden te laag is moot dat worden verhoogd. De motie van don heer Fransen evenwel acht spreker onaannemelijk en hij had dan ook gaarne gezien dat dit raadslid die motie had gesplitst. Dan zou zij beter voor be handeling vatbaar zijn geweest en dan had zij ook beter de bedoeling van den heer Fransen weerge geven. De heer Fransen gaat uit van het denkbeeld dat de gemeentewerklieden meer en beter profiteeren dan de werklieden in dienst van particuliere patroons. Spreker durft den heer Fransen direct te antwoorden met deze vraagals de arbeiders van particuliere patroons zoo weinig verdienen, dat zij half verhon geren, moet dan de gemeente aan hare arbeiders ook zoo weinig geven dat zij niet kunnen leven De leden van den Raad zitten hier thans niet voor de arbeiders in het algemeen, maar wel om te beoor- deelen of den gemeentewerklieden een behoorlijk loon is verzekerd. Dat is ook de bedoeling van den hoer Fransen en spreker is er ook voor om dien menschen, als ze te weinig verdienen, meer te geven. Spreker en de heer Fransen loopen dus niet tegen elkander op. Om tot loonsverhooging te komen, kan het tweede ge deelte der motie dienen, dat in handen van Burge meester en Wethouders zou kunnen worden gesteld ten fine van prae-advies. Spreker en de heer Beekhuis verschillen echter wel degelijk van standpunt tegenover de werklieden. De heeren moeten het spreker niet kwalijk nemen, maar de heer Beekhuis en meer leden van den Raad denken zich niet „kunnen" zal hij niet zeggen in den toestand van een arbeidersgezin dat van 10.of minder moet leven. Dat zij dat niet doen bevreemdt spreker niet en hij neemt hun dat ook niet kwalijk. De heer Beekhuis echter heeft gezegd dat Burge meester en Wethouders met hun voorstel gekomen zijn uit vrees. Spreker gelooft niet dat Burgemeester en Wethouders bang zijn. Wat is bang zijn Er is spreker eens door een hoog geplaatst inge zetene gezegd „je bent bang voor den arbeider" en spreker heeft daarop toen geantwoord „ik ben bang voor niemand". Burgemeester en Wethouders hebben hun voorstel ook niet uit vrees gedaan en zijn ook nergens bang voor, maar trachten de werklieden, ten minste eenigszins, te helpen. Spreker vindt dat heel nobel van Burgemeester en Wethouders en het spijt hem dan ook alleen maar dat zij niet nog wat verder zijn gegaan. Spreker meent hiermede de verschillende sprekers te hebben beantwoord. De heer Boosman heeft met bijzonder veel belang stelling het voorstel gelezen en hij kan het werkelijk toejuichen, dat er althans iets wordt gedaan om de ellende, die in vele arbeidersgezinnen heerscht, eenigs zins te verzachten. Het is spreker toch al een raadsel, hoe de menschen kunnen bestaan van 10.— of 12.per week. Hij kan zich dat absoluut niet begrijpen en het doet hem dan ook zeer veel genoe gen, dat er thans iets wordt gedaan om de menschen met die lage loonen wat tegemoet te komen. Wel was spreker liever wat verder gegaan dan thans wordt voorgesteld en nog veel liever had hij een voorstel gehad tot blijvende verbetering, maar, waar de loon regeling pas is herzien, begrijpt hij dat het moeilijk is daar nu weer mee te beginnen. Hij zal zich dan ook vóór het voorstel van Burgemeester en Wet houders verklaren. Hij meent echter hierbij nog een voorstel te mogen doen van eenigszins wijdere strekking. Zoo juist reeds memoreerde spreker, dat hij zich niet kan voor stellen hoe een gezin van f 10.tot 12.— per week kan bestaan. Nog minder begrijpt hij hoe de gemeente van die arme stakkers nog geld kan vragen voor de gemeentekas. Hij acht het noodig dat daarin verandering wordt gebracht en hij meent dan ook. al is dit onderwerp thans niet aan de orde, den Raad oen motie te moeten voorstellen van den volgenden inhoud Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 December 1911. 307 „De Raad, „het noodzakelijk achtende de inkomens tot een „bedrag van 600.— per jaar vrij te stellen van „belasting naar het inkomen, besluit „eene commissie te benoemen aan wie worde op gedragen „1°. te onderzoeken welke wijzigingen daardoor „gebracht dienen te worden in de verordening tot „het heffen van een hoofdelijken omslag naar het „inkomen, en „2°. daaromtrent zoodra doenlijk voorstellen aan „den Raad in te dienen". Spreker wil hierbij nog opmerken dat dit een ver strekkend voorstel is, en dat hij begrijpt, dat het niet mogelijk zal zijn er direct op in te gaan. Hij meende echter reeds nu die motie te moeten voorstellen, omdat in Februari, Maart, de vaststelling van het kohier van den hoofdelijken omslag aan de orde komt en hij deze zaak van zooveel belang acht, dat hij gaarne zou zien, dat de Raad zoo spoedig doenlijk tot het benoemen eener commissie zou willen overgaan, opdat reeds bij de vaststelling van het kohier 1912 met eventueele voorstellen van die com missie rekening zou kunnen worden gehouden. De Voorzitter deelt mede dat door den heer Boosman een motie is ingediend, luidende „De Raad, het noodzakelijk achtende de inkomens tot een bedrag van 600.per jaar, vrij te stellen van belasting naar het inkomen besluit eene commissie te benoemen aan wie worde opge dragen 1. te onderzoeken welke wijzigingen daardoor ge bracht dienen te worden in de verordening tot het heffen van een hoofdelijken omslag naar het inkomen, en 2. daaromtrent zoodra doenlijk voorstellen aan den Raad in te dienen." Ook dit voorstel is vreemd aan de orde van den dag en spreker zal straks dan ook weer vragen of de Raad het in overweging wenscht te nemen. De heer Zandstra kon, toen hij gisterenavond op het stadhuis was om de stukken na te zien en het rapport der duurtecommissie onder de oogen kreeg, een vloek niet onderdrukken. Waar donder, dacht spreker, halen de heeren de wijsheid weg en wat geeft hun het recht om met zooveel gevoelloosheid over de arbeiders en vooral over hunne vrouwen te spreken. Wel komen de heeren tot de conclusie dat de weke- lijksche uitgaven met 25 a 50 cent gestegen zijn, maar zij achten dat van zoo weinig beteekenis dat hot niet der moeite waard wordt geacht om daar lang bij stil te staan. Daarna komen zij met het baker praatje dat er, als de huisvrouw de kunst verstaat of wil verstaan om de tering naar de nering te zetten - door het betrachten van zuinigheid en het ver mijden van niet strikt noodige uitgaven geen vuiltje .aau de lucht is. Want, zeggen de heeren „aangezien suiker meer als een genot- dan als een voedingsmiddel is te beschouwen, zal de kloeke huisvrouw door ge paste bezuiniging de evenaar gemakkelijk in het huisje brengen." Hetzelfde geldt, volgens de commissie, zij het dan ook in mindere mate voor de koffie. Toen spreker dat gelezen had, vloog hem die als arbeider het geheele arbeidersleven heeft door gemaakt, het bloed naar het hoofd. Hier wordt niet in ronde woorden, maar in bedekte termen gezegd: laat staan die suiker, laat staan die koffie. Als voe dingsmiddel zijn die artikelen van geen beteekenis en als genotmiddel beteekenen zij zoo weinig dat gij ze gemakkelijk kunt ontbeeren. Moet dan een ar beider met zijn gezin van water en brood leven? Is een gemeente-ambtenaar of werkman nog minder dan een werkpaard Als hooi en haver duurder wor den, zal men dan ook dat paard op diëet zetten en zeggen: ja paardje, haver is wel goed voor je, maar och, het is eigenlijk als een genotmiddel te beschou wen en dus krijg je voortaan stroo, omdat de ge paste zuinigheid zulks eischt. Zou men dan niet erg gek doen daar het paard door ondervoeding onbruikbaar wordt? Wat voor een paard niet kan, kan ook niet voor een mensch. Spreker zou hier harde woorden aan het adres der duurte-commissio kunnen bezigen. Hij zal dat niet doen, omdat hij weet dat de leden uit pure onbe kendheid met het arbeidersleven zoo hebben gespro ken, omdat zij niet weten hoe de arbeiders leven. Zij weten niets van den hartbrekenden strijd, dien de arbeiders hebben te voeren om zich een klein beetje welstand te verzekeren. Zij weten niet van de misère van het arbeidersleven, van den gewoonlijk weinig verheffenden arbeid, van het onvoldoende loon, en van donkere tijden als de tegenwoordige. Zij weten niets van de slechte woningtoestanden, van den onvermijdelijken vrouwenarbeid en het daardoor ver waarloosde gezinsleven. Zij weten niets van den vloek van den kinderarbeid. In hunne schooljaren moeten de kinderen toch tus- schen de schooluren iets bijverdienen, tengevolge van het ontoereikend loon. Zij weten niet dat de arbeiders al lang hebben geleerd zich aan te passen aan de toestanden der laatste jaren en dat er van bezuiniging geen sprake kan zijn. Men heeft toch al lang geleerd met bui tengewone inspanning elke niet strikt noodzakelijke behoefte met geweld omlaag te drukken. Daarom zal spreker zich onthouden van harde woorden. Het arbeidersleven is voor de commissieleden een onbe kend land. Waarom echter bekennen zij dit niet ronduit en zeggen wij kunnen daar niet over oor- deelen, in plaats van een air aan te nemen of zij het wel kunnen. Beter ware het dan ook geweest dat de commissie, inplaats van met een bakerpraatje, met een staat gekomen was, waarop staat aangegeven hoe een arbeidersgezin met 8—12 kan rondkomen en een menschwaardig bestaan hebben. Waarom hebben de heeren niet weerlegd hetgeen door spreker en zijne partijgenooten vier achtereen volgende jaren in verband met de stijging van de prijzen der levensmiddelen is te berde gebracht, waarom hebben zij niet weerlegd het staatje van het arbeidersbudget, door spreker en zijne partijgenooten aau den Raad overgelegd Dit ware beter geweest dan te komen met deze oude en verouderde bezuini- giDgspraatjes. Waarom hebben de heeren niet mede gedeeld wat de arbeiders voor acht gulden per week kunnen koopen? Eenvoudig omdat ze dit niet kunnen doen. Hoe zou men dat ook kunnen, waar men zelf in een week meer verteert dan een arbeider een heel jaar mag beuren. Men kan er zich niet aan wagen het oordeel der minderheid te weerleggen, die een toeslag op een loon van f 12.noodzakelijk achtte. Zal de arbeider suiker een bijna onmisbaar voedings- en genotmiddel, zal hij koffie een verkwikkende drank moeten ontberen Dat toeslag noodig is staat bij spreker, en hij hoopt ook bij de meerderheid van den Raad, zoo vast als een huis. Het rapport der duurte-commissie heeft op spreker en zijne partijge nooten niet den indruk gemaakt dat hunne motie, zooals die bij de begrooting is ingediend om een toeslag aan de gemeente-ambtenaren en -werklieden te geven, niet meer noodig zou zijn. Spreker zal dan ook zoo vrij zijn die motie eenigszins gewijzigd op nieuw in te dienen, daar het voorstel van Burge meester en Wethouders zijne goedkeuring niet kan wegdragen. Spreker is van oordeel dat niet alleen gehuwden en kostwinners, maar ook ongehuwden

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1911 | | pagina 6