316 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 19 December 1911. De heer Komter (wethouder) heeft zooeven gezegd, dat de toelage voor bureaukosten reeds verhooging heeft ondergaan en de berekening van het salaris van het personeel geheel aan de werkelijkheid is ontleend. Op het kantoor van den ontvanger is niet anders noodig dan een klerk en een jongen die daar zijn eerste kantoorwerk leert en vandaar later naar een ander kantoor gaat. Waar nu de ontvanger reeds op twee manieren gebaat wordt, moet spreker sterk ontraden in die richting verder te gaan. De nu voorgestelde wijzigingen kosten de gemeente reeds 670.per jaar meer en na 3 jaar 770.—per jaar. De strekking van deze voorstellen gaat dan ook al vrij wat verder dan Gedeputeerde Staten bedoelden, toen zij in overweging gaven, dat de Raad het salaris van don ontvanger met 500.zou verhoogen. De heer Haverschmidt is van meening, dat de ontvanger in vergelijking met zijne collega's over een zeer beperkt personeel beschikt. Yoor een tweede hulp heeft hij nu drie gulden per week beschikbaar en als zoo'n jongen wat wegwijs is moet hij worden weggezonden, omdat het bedrag voor zijn salaris is uitgeput, tenzij de ontvanger hem van zijn eigen traktement gaat betalen. Spreker acht het door hem voorgestelde niet onbillijk. De heer Schoondermark (wethouder) gelooft, dat de heer Haverschmidt op gevaarlijk terrein is. Dit raadslid redeneert aldus. De ontvanger kan een jongen krijgen voor 1.in de week. Later echter, als de jongen wat bekend is met het werk, en meer moet verdienen, moet de ontvanger hem wegsturen. Dit acht de heer Haverschmidt niet goed. Spreker is echter van oordeel dat zulks moet. Op welk oogenblik moet hij dan weggezonden worden, op 16-18 of 23 jarigen leeftijd? Hij zou dan ten slotte wel 1000.— moeten verdienen en op die manier zou er op het ontvangerskantoor een nieuwe betrekking geschapen zijn. De heer Zandstra zegt dat de Raad toch geen invloed kan uitoefenen op de belooning van het overige personeel van den ontvanger. Al wordt het bedrag dan ook tot 400.verhoogd, toch is de Raad niet zeker, dat het zal worden uitgekeerd. De heer Komter (wethouder) heeft den heer Haver schmidt hooren spreken over de kantoren van andere gemeente-ontvangers. Spreker acht het zeer bedenkelijk om te dozen opzichte vergelijkingen te maken. Hij is echter van oordeel dat de ontvanger hier een be perkten werkkring heeft. Andere gemeente-ontvangers b.v. zijn behulpzaam bij het opmaken van het kohier, de begrooting en meer van dergelijke werkzaamheden. Hier is de ontvanger hoofdzakelijk de kassier der gemeente. De heer Haverschmidt zegt dat ƒ400.het maximum is dat kan worden besteed, maar het is van algemeene bekendheid, dat een bedrag dat voor dergelijke doel einden disponibel is, in den regel ook wordt uitgegeven. De heer Haverschmidt trekt zijn amendement in nu hij merkt dat het zoo weinig bijval vindt. Het amendement van den heer Haverschmidt is in getrokken en maakt derhalve geen onderwerp van beraadslaging meer uit. Art. 5 wordt hierna gewijzigd zooals door den heer Feddema is voorgesteld met algemeene stem men vastgesteld. De artikelen 68 worden met algemeene stemmen vastgesteld. Aan de orde is art. 9. De heer Menalda wijst er op dat er staat„tot waarborg strekken van". Spreker vraagt of het niet juister en mooier is als er gelezen wordt„tot waar borg strekken voor". De Voorzitter voelt meer voor de redactie zooals die is voorgesteld. Hij zal over de opmerking van den heer Menalda intusschen zijn gedachten eens laten gaan. De artikelen 910 worden met algemeene stemmen vastgesteld. Aan de orde is art. 11. De beraadslaging wordt geopend. De heer Menalda zegt dat in art. 11 staat „hij zorgt, dat de te zijnen kantore te betalen „gelden, waarvoor termijnen van betaling zijn gesteld, „vóór of op de bepaalde verschijndagen worden be- „taald." Spreker is van oordeel dat deze redactie taalkundig onjuist is en hij had dan ook een andere z. i. betere redactie van dit artikel gemaakt. Deze redactie luidt Met uitzondering van hen die op kohieren of lijsten van belastingplichtigen zijn gebracht doet hij aan hen, die te zijnen kantore te betalen gelden, waarvoor termijnen van betaling zijn gesteld, niet vóór of op de verschijndagen hebben betaald, terstond (zie verder art. 11 2e lid). De Voorzitter vraagt den heer Menalda of het dus diens bezwaar is dat de ontvanger, volgens de voor gedragen redactie, er voor moet zorgen dat de ten zijnen kantore te betalen gelden worden betaald. Spreker deelt mede dat door den heer Menalda wordt voorgesteld art. 11 aldus te lezen „Met uitzondering van hen die op kohieren of lijsten van belastingplichtigen zijn gebracht doet hij aan hen, die te zijnen kantore te betalen gelden, waarvoor termijnen van betaling zijn gesteld, niet voor of op de verschijndagen hebben betaald, terstond enz." (zie verder art. 11 2e lid). De heer Boosman vraagt of het bezwaar van den heer Menalda niet is te ondervangen door in plaats van het woord„zorgt" te lezen „ziet toe". Het amendement van den heer Menalda wordt niet ondersteund en maakt derhalve geen onderwerp van beraadslaging uit. De heer J. Koopmans vraagt of wij hier niet hebben te doen met twee soorten van termijnen, n.l. termijnen waarop aan leveranciers moet worden uitbetaald en termijnen van gelden, die aan den ontvanger moeten worden betaald. Wanneer b.v. een belangrijk werk is aanbesteed en de aannemingssom moet in termijnen worden uit betaald, dan heeft de ontvanger te zorgen dat hij op die vervaldagen geld in kas heeft. De andere alinea ziet op de belastingplichtigen. De ontvanger moet deze aanmanen als de gelden niet op tijd zijn aangezuiverd. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 19 December 1911. 317 De heer G- W. Koopmans wil wel even toelichten hoe het nu reeds 30 a 40 jaar op het ontvangkantoor is gegaan. Het betreft alleen de termijnen van betaling van huur, grondpacht enz., die ten kantore van den ontvanger moeten worden voldaan. Wanneer deze niet op tijd binnen zijn, zendt de ontvanger direct een schrijven daarover aan Burgemeester en Wethou ders. Het artikel is dan ook naar sprekers meening goed geredigeerd en er is nog nooit kwestie over geweest. De heer Komter (wethouder) kan het door den heer G. W. Koopmans gesprokene misschiens nog eenigszins aanvullen. De bepaling heeft alleen deze strekking om den ontvanger met zooveel woorden te verplichten er voor te zorgen dat de termijnen, die voor zekere betalingen zijn gesteld, niet worden overschreden. Het kan toch gebeuren dat de gemeente door het overschrijden dier termijnen nadeel lijdt, omdat het verschuldigde later niet meer invorderbaar is. Hierop is het artikel ingericht. Het slaat niet op de belastingplichtigen. De beraadslaging wordt gesloten. De artikolen 1115 worden met algemeene stem men vastgesteld. Aan de orde is artikel 16. De heer Vonck wenscht een redactie-wijziging voor te stellen. In de tweede alinea staat „hij moet een en ander steeds voorhanden hebben „en mag de kas en de waarden noch met zijn eigen, „noch met die van andereu vermengen". Spreker zou hiervoor willen lezen „hij moet een en ander steeds voorhanden hebben „en mag de kas en do waarden niet vermengen met „waarden, hem zelf of aan anderen toebehoorende". De Voorzitter deelt mede dat Burgemeester en Wethouders het amendement overnemen. De artikelen 16 en 17 worden met algemeene stem men vastgesteld. Aan de orde is artikel 18. De heer G. W. Koopmans kan niet nalaten den Raad erop te wijzen dat hetgeen in dit artikel is bepaald, onuitvoerbaar is. Do rekening moet op tijd aan Gedeputeerde Staten worden ingezonden. Spreker gelooft echter Burgemeester en Wethouders hebben het altijd gedaan dat zij daarmee de hand wel wat zullen lichten. Wanneer zij toch streng de hand aan de bepaling van den termijn houden, zal het den ontvanger bijna onmogelijk zijn eraan te voldoen. De heer Komter (wethouder) wijst er op dat deze termijn een punt van overweging is geweest met den ontvanger en de secretarie. Men heeft de zaak van alle kanten bekeken en den beschikbaren tijd billijk verdeeld tusschen den ontvanger en de secretarie. Spreker meent dus dat de termijn voor den ontvanger niet te kort is. Men moet niet vergeten dat de reke ning vroeger in triplo moest worden opgemaakt, ter wijl thans één exemplaar voldoende is. De bij de rekening behoorende staten kunnen wel vooraf worden klaar gemaakt. Op de secretarie daarentegen is het werk vermeerderd. Het nieuw artikel 5 der voor schriften van Ged. Staten luidt„Posten, waarop be langrijk meer of minder is ontvangen of belangrijk minder is uitgegeven dan geraamd is, worden in de verantwoording afzonderlijk vermeld, met opgaaf van de redenen van het verschil". De secretarie moet du- de oorzaak opsporen van de verhoogingen of verlas gingen en daarover rapporteeren en zoo is aan den eenen kant het werk afgenomen terwijl het aan den anderen kant is toegenomen. Deze overwegingen hebben er toe geleid den termijn van 15 Juli voor te stellen en spreker hoopt dat hij kan worden na geleefd. De artikelen 1825, en vervolgens de instructie in haar geheel, worden met algemeene stemmen vast gesteld. Aan de orde is onderdeel 3 van het voorstel (bij lage no. 39). De beraadslaging word.t geopend. De heer Tijsma heeft in de stukken gelezen dat de gemeente-ontvanger heeft geschreven dat de le klerk, met het oog op den omvang van zijn werk, gelijk dient te worden gesteld met de adjunct-commiezen le klasse. Burgemeester en Wethouders stellen echter voor gelijkstelling met de eerste klerken aan de gas fabriek en aan het bureau voor gemeentewerken. Gaarne zou spreker de reden daarvan vernemen. De heer Komter (wethouder) zegt dat Burgemeester en Wethouders zich hebben afgevraagd, met welke betrekking die van len klerk bij den gemeente-ont vanger het best kan worden vergeleken. Zij zijn tot de overtuiging gekomen dat de werkzaamheden die van den klerk worden gevorderd, het meest overeen komen met die van de eerste klerken van gemeente werken en de gasfabriek. De voorgestelde salaris- regeling is een gevolg van die overweging, daar ook die klerken een salaris hebben dat variëert van ƒ750. tot 1000.Nu heeft volgens de stukken de klerk bij den ontvanger 850.Daaruit valt af te leiden, dat ook volgens het oordeel van den ontvanger het voorgestelde salaris evenredig is aan de betrekking. De heer Tijsma heeft geïnformeerd en het is hem gebleken dat de le klerk werkt van 's morgens 9 tot 's avonds 7 uur met 11/2 uur pauze. Spreker vindt de belooning in verband daarmee niet hoog en hij zou wel willen voorstellen die te bepalen op ƒ900. tot 1200. De heer Komter (wethouder) doet opmerken dat de werktijd van den klerk nog bij instructie moet wor den geregeld en er zal hem geen belangrijk langer werkdag worden opgedragen dan het personeel, waar mee hij wordt vergeleken. Het is wel mogelijk dat thans van het werk bij den ontvanger veel in handen is van den eersten klerk, maar Burgemeester en Wet houders behoeven zich daarvan niets aan te trekken. De Voorzitter heeft den heer Tijsma hooren spreken van een advies van den ontvanger, waarin wordt ge zegd dat de klerk gelijk moet worden gesteld met de adjunct-commiezen le klasse. Spreker kan dat advies niet in de stukken vinden. De heer Tijsma heeft toch ergens gelezen dat de ontvanger dit voorstelde. De Voorzitter antwoordt dat er een schrijven van den ontvanger is van 19 Februari over de positie van den eersten klerk. In dien brief komt de door den heer Tijsma medegedeelde opmerking niet voor.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1911 | | pagina 3