10 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 Januari 1912.
en erf groot 63 cA., ondershands te verhuren voor
het tijdvak 12 Mei 1912 tot 12 Mei 1913, met bepa
ling dat de huur na expiratie van den huurtijd
uiterlijk tot 12 Mei 1915 stilzwijgend wordt ge
acht van jaar tot jaar te zijn verlengd, met de be
voegdheid van den kant der gemeente om, mits met
een opzeggingstermijn van drie maanden, de huur te
allen tijde te kunnen doen eindigen, tegen den prijs
van f 225.en verder onder de door Burgemeester
en Wethouders noodig geoordeelde voorwaarden.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Burger wenscht naar aanleiding van dit
voorstel een vraag te doen. Dit huis is het oude
schoorsteenvegershuis en behoort bij het complex van
gebouwen, dat bij den a.s. stadhuisverbouw zal worden
verwerkt. De Raad hoort tot nu toe echter niets
anders van Burgemeester en Wethouders dan dat
het daar op het oogenblik nog niet aun toe is.
Spreker zou evenwel gaarne iets meer positiefs willen
weten, b.v. hoe staat het met de plannen of waar
het aan ligt dat die plannen nog in hetzelfde stadium
verkeeren. Dat het niet snel opschiet zal wel ver
klaarbaar zijnspreker zou echter wenschen dat dan
de Raad zoo nu en dan eens op de hoogte werd
gehouden van den stand van zaken.
De Voorzitter kan den heer Burger antwoorden dat
hij feitelijk de schuldige is. Toen hij gekomen is,
hebben Burgemeester en Wethouders hem in de ge
legenheid gesteld kennis te nemen van het zeer lijvige
dossier. Niet later dan jongstleden Zaterdag heeft
spreker zijn conclusie neergelegd in een nota, die
rond gezonden is aan de Wethouders. Spreker kan
dus zeggen dat het oogenblik nabij is dat een besluit
zal kunnen worden genomen.
Dat dit nu wat lang heeft geduurd is dat spreekt
wel van zelf een gevolg van het feit dat spreker
zich eerst heeft moeten inwerken. Spreker kan er
thans niets naders van mededeelen.
De heer Burger dankt den Voorzitter voor de ver
strekte inlichtingen. De toestand van het oogenblik
is hem thans duidelijk het is te begrijpen, dat de
Voorzitter zich eerst in deze kwestie heeft moeten
inwerken. Spreker wil echter Burgemeester en Wet
houders verzoeken om ook, als de omstandigheden
mochten leiden tot nieuw uitstel, ook hangende de
voorbereiding van nieuwe plannen, den Raad daarvan
iets mede te deelen, opdat hij wete, hoe het met de
zaak staat.
De Voorzitter meent wel namens Burgemeester en
Wethouders de toezegging te kunnen doen dat de
Raad binnenkort mededeelingen zal ontvangen ten
opzichte van deze zaak.
De beraadslaging wordt gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
8. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders
inzake de adressen van 1. S. Krol, pachter van de
Vlietster- en Boomsbruggen, 2. H. Henses e. a., pachters
van de opkomsten van de Witte, de Blauwe en de Poppe-
bruggen, om schadeloosstelling wegens vermindering van
de opbrengst dier bruggelden, veroorzaakt door den lagen
waterstand gedurende den zomer.
Dit prae-advies luidt als volgt
Bij besluiten van 14 en 28 November 1911 zijn
door U naar ons college om praeadvies gerenvoyeerd
twee adressen, een van S. Krol, pachter van de
Vlietster- en Boomsbruggen en een van H. Renses,
K. A. Bakkers en A. van der Vegte, pachters van
de opkomsten onderscheidenlijk van do Witte, de
Blauwe en de Poppebruggen, alle drie in het vaar
water het Vliet gelegen. Bij de adressen wordt eene
schadeloosstelling verzocht voor de vermindering van
de opbrengsten der bruggelden tengevolge van den
buitengewoon drogen zomer en den daardoor ver
oorzaakten lagen waterstand, zoodat schepen, die
gewoonlijk niet onder de bruggen konden doorvaren,
thans, zonder bruggeld verschuldigd te worden, hebben
kunnen passeeren. Het laatste adres doet bovendien
een beroep op de duurte der eerste levensmiddelen
in de laatstverloopen maanden.
Dit laatste punt kan al dadelijk als grond, die voor
de inwilliging van het adres zou mogen pleiten, ter
zijde worden gesteld, omdat de gemeente van de
pachters geen werkgeefster is. Aanvaarding van dit
motief zou tot gelijk gunstbetoon aan andere aannemers
van de gemeente moeten leiden.
Doch ook hetgeen in de eerste plaats is aangevoerd,
mag niet voor gunstige overweging in aanmerking
worden gebracht. Wij staan ten deze op geheel ander
standpunt dan de Directeur der gemeentewerken,
dio ons over beide verzoeken heeft geadviseerd en
voor eene schadeloosstelling wel termen aanwezig
acht. Bij de inschrijving op de openbare uitbesteding
en bij de onderteekening vervolgens van het contract,
ook in het geval van onderhandsche gunning, zooals
bij Krol, nemen de aannemers van de gemeente de
kansen van de hoegrootheid der opbrengst over.
Evenmin als er ooit iemand aan zou denken van
hen bij abnormaal hoogen waterstand of bij andere
omstandigheden buiten toedoen der overheid in het
leven geroepen, iets terug te vorderen, evenmin kan
er thans sprake zijn van eenige vergoeding. Voor
de Vlietster-, Booms- en Witte bruggen is hierop
een uitzondering gemaakt, ingeval van stremming
der doorvaart gedurende langer dan 30 dagen in
het pachtjaar (art. 6 der voorwaarden), doch met
deze gunstige bepaling hebben de gegadigden bij de
inschrijving rekening kunnen houden.
Bij raadsbesluit van 11 Februari 1908 no. 32r/21 is
aan de pachters der bruggelden eenige schadevergoeding
toegekend, doch dit is geschied als een gevolg van
eene door het gemeentebestuur getroffen veranderde
regeling iti de ligplaatsen, waardoor de opbrengst dier
gelden verminderde. Eindelijk is onlangs de vergoeding,
die J. Postma voor het afdraaien van de Oosterbrug
ontvangt, vau 300.op 350.gebrachtvoor
het afdraaien van deze brug is echter geen bruggeld
verschuldigd de belooning van Postma, die in zoover
gelijk te stellen is mot een gaarder, was onvoldoende
geoordeeld. In beide gevallen zijn do omstandigheden
dus geheel anders geweest dan de onderhavige.
Ons voorstel strekt tot afwijzing van der adres
santen verzoek.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
9. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op
het adres van leden van het Stedelijk Muziekkorps, om
evenals de kapelmeester opgenomen te worden in de
pensioenregeling der gemeente en hun salaris meer in
overeenstemming te brengen met dat van eerstgenoemde enz.
Dit prae-advies luidt als volgt
Bij adres, door Uwe Vergadering den 30 October
1911 in onze handen om prae-advies gesteld, verzoeken
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 Januari 1912. 11
twintig leden van het stedelijk muziekkorps dat in
hunne positie op eenige punten verandering worde
o-ebracht, die zij in hun adres en in de bijgevoegde
memorie van toelichting als volgt omschrijven
a. opneming van de leden van het korps onder de
pensioengerechtigde ambtenaren der gemeente
b. herziening van hunne instructie
c. overeenstemming in de salarisregeling en die
der bijverdiensten van den kapelmeester en de leden
d. vaste aanstelling
e. uitbetaling van een maand achterstallig ge
bleven salaris.
Ad. a en d. De raadscommissie van bijstand
voor het muziekkorps, door ons over het verzoek
gehoord, ontraadt ten stelligste op deze punten in
te gaan. Dit met het oog op de eigenaardige en
geheel bijzondere verhouding, waarin zij tegenover de
gemeente staan. Zullen de praestaties van het korps
op voldoend muzikale hoogte blijven, dan moet de
band die de leden bindt, juist een minder vaste zijn
dan bij den ambtenaar in den dagelijkschen zin van
het woord, m. a. w., de commissie moet volkomen de
vrije hand hebben om, is het noodig, door aanhoudende
mutatie het korps op peil te houden, zonder tegelij
kertijd aan geneeskundige keuring of leeftijdsgrens
met het oog op eventueel pensioen gebonden te zijn.
Ter bevordering van die vrijheid van beweging is
dan ook de aanstelling voor niet langer dan één jaar
bepaald. Aan de grief, dat leden na 50- of 60-jarigen
dienst zonder eenige waarschuwing vooraf niet meer
worden aangenomen, zal zonder bezwaar en op een
voudige wijze tegemoet kunnen worden gekomen, b.v.
door mededeeling een jaar te voren, dat op hernieuwde
aanstelling daarna niet meer zou mogen worden ge
rekend.
Ad. b. De verlangde wijziging der instructie
tusschen haakjes eene regeling die van ons college,
niet van Uwe Vergadering uitgaat beoogt de
invoering van een hooger beroep van door de com
missie toegepaste disciplinaire maatregelen. De Raad
is, om als zulk een beroepscollege op te treden, al
bijzonder weinig geschikt, maar de commissie ontkent
bovendien de door de adressanten aangevoerde feiten,
die voor de inwilliging van het verzoek moeten
spreken, of geeft daarvan een lezing, die zoover af
wijkt van de in het adres of de memorie gegevene,
dat daarin geene aanleiding kan worden gevonden
het denkbeeld in overweging te nemen, daargelaten
nog dat de ambtelijke positie der leden van het
muziekkorps, waarop reeds boven is gedoeld, hen
juist niet in de eerste plaats in aanmerking brengt
om van te hunnen aanzien genomen beslissingen
appèl te mogen inroepen. Daarenboven wordt in
de memorie voornamelijk de nadruk gelegd op
grieven jegens den kapelmeester, die moeilijk voor
beroep vatbaar zijn.
Ad. c. Bij de beoordeeling van het adres in zijn
geheel, het is boven reeds gezegd, moet op den
voorgrond staan dat de leden van het stedelijk
muziekkorps hunne betrekking als zoodanig geheel
als een bijbetrekking uitoefenen. Allen hebben maat
schappelijk eene burgerlijke hoofdbetrekking. Het
onlogische van de adres-beweging zit nu hierin, dat
zij hunne relatie tot de gemeente dienstbaar trachten
te maken om de voordeeïen te gonieten die de in haren
vollen dienst zijnde ambtenaren deelachtig geworden
zijn. Uit den aard der bijbetrekking vloeit voort,
dat de regeling van salaris en bijverdiensten eene
andere is en moet blijven dan die welke bij het leger
bestaat, waar voor de stafmuziekkorpsen de mede
werking verkregen wordt van beroepsmusici.
Ad. e. Inhouding van een maand salaris, die bij
ontslag weer wordt uitgekeerd, is noodzakelijk in
verband met het bepaalde bij artikel 1, slotlid. der
instructie voor de leden van het korps, gelijk de
commissie mededeelt, terwijl de ervaring heeft aan
getoond dat deze regeling niet kan worden gemist.
Onder weder aanbieding van het adres en over
legging van het schrijven der raadscommissie hebben
wij de eer U in overweging te geven naar aan
leiding van het eerste te besluiten
adressanten te doen weten, dat van den Raad
geene medewerking ter bereiking van hetgeen daarbij
is verzocht, is te verwachten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
10. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders
omtrent het adres van de af deeling Leeuwarden van den
Bond van Nederlandsche Onderwijzers, om de salaris
regeling voor de onderwijzers in dier voege te wijzigen, dat:
a. het aanvangssalaris zoowel als het maximum worde
verhoogd
b. de termijnen van verhooging bekort en het eind-
salaris eerder bereikt worde.
Di prae-advies luidt als volgt
Vergezeld van eene Memorie van Toelichting is den
4 October 1.1. bij U ingekomen een adres van de
plaatselijke afdeeling van den Bond van Nederlandsche
Onderwijzers en na eenige discussie den lOen d.a.v.
in onze handen om prae-advies gesteld. Het adres
verzoekt geheel in het algemeen en zonder verwijzing
naar de geldende regeling alhier en naar plaatselijke
omstandigheden
1°. verhooging van aanvangs- en eindsalaris en
2°. verkorting der verhoogingstermijuen.
Het is niet te ontkennen dat de afdeelingen van
den Bond, althans de afdeeling Leeuwarden e. o., in
het vragen van betere bezoldigingsvoorwaarden een
bijzondere vrijmoedigheid ten toon spreidt, grooter
dan welke andere gemeenteambtenaren ook. Pas was
in 1908 eene algeheele herziening der jaarwedden-
verordoning door den Raad ter hand genomen en af
gedaan, of reeds in 1910 kwam, ook in de maand
October, een adres van de thans requesteerende af
deeling in om oen nieuwe herziening; drie leden van
Uwe Vergadering hebben toenmaals vóór, zestien
tegen inwilliging van het verzoek gestemd (handelingen
1910 blz. 245).
Nogmaals, en nu bij de reorganisatie-voorstellen die
dit jaar (1911) aan de orde waren, werd naar aanleiding
van een voorstel van den heer Zandstra door den Raad
met 16 tegen 2 stemmen te kennen gegeven, dat de tijd
voor eene herziening op dezelfde punten, waarop ook
thans vorandering wordt verzocht, nog niet kon zijn aan
gebroken (handelingen 22 Augustus 1911 blz. 168). Niet
temin heeft men den moed om in October met eon
nieuw adres te komen. Bij de behandeling der ge-
meentebegrooting voor 1912 heeft Wethouder Schoon-
dermark dan ook nader uiteengezet hoe Burgemeester
en Wethouders dienaangaande niet anders hebben
kunnen voorstellen dan het af te wijzen. Uwe Ver
gadering heeft echter gemeend daarover ons prae-
advies te moeten vragen, met do blijkbare bedoeling-
het naderhand aan eene opzettelijke bespreking te
onderwerpen. Op ons verzoek heeft do Commissie
van Toezicht op het Lager Onderwijs dus do moeite
genomen de zaak wederom opnieuw onder de oogen
te zien. Haar doorwerkt rapport leggen wij hierbij
aan U over. Ten aanzien van hetgeen gevraagd is.
meent zij dat het aanvangssalaris voldoende, verhoo
ging van het maximum, althans voor de bezitters der
hoofdakte of voor hen dio op andere wijze getoond
hebben het tekort in hun eerste opleiding te hebben