26 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Februari 1912.
acte. Spreker onderschrijft dat niet. Zoo er onte
vredenheid bestaat zal het juist zijn bij de onderwijzers
met hoofdacte, want het verschil in salaris voor ge-
lijkbevoegden is hier veel te groot. Hier doet zich
een geval voor dat een jong onderwijzer als hoofd
met enkel hoofdacte en de onmisbare gymnastiekacte,
zonder meer, met geen enkele bijacte, geniet een
minimum salaris van 1600.terwijl aan dezelfde
school werkzaam zijn onderwijzers, 8 a 10 jaar ouder,
doch met dezelfde bevoegdheden, hoofdacte en gym
nastiekacte, die ontvangen een maximum salaris van
f 1125.gehuwd 1225.of f 400.— minder dan
de hoofdonderwijzer
De heer Haverschmidt: „het hoofd heeft een ver
gelijkend examen gedaan".
De heer Zandstra vervolgt en zegt dat een verge
lijkend examen toch geen meerwaarde geeft van vier
of vijf honderd gulden en dat men niet zal willen
beweren dat de onderwijzers met hoofdacte daartoe
niet in staat zouden zijn. Het verschil is te groot.
Spreker wil wijzen op Pruisen. In dat reactionaire
land betaalt men als minimum ƒ840.—het maximum
f 2500.Zelfs een klein plaatsje, Schwarzburg-
Sondershausen, geeft als minimum 1300, als maximum
3100 Mark. Er komt nog wat kijken voor Leeuwar
den zoover is. Zelfs in den Haag staat men daarbij
achter.
Wat de heer Schoondermark heeft gezegd dat de
salarissen nu wel en over twee jaar niet voldoende
zijn, is spreker een raadselof moeten de salarissen
soms zoo laag zijn omdat de meeste onderwijzers uit
de arbeidersklasse voortkomen?
Spreker meent dat zij moeten worden betaald naar
hetgeen zij prestoeren. De onderwijzer is een van
de nuttigste menschen in de samenleving en de heer
Haverschmidt schijnt te vergeten dat goed onderwijs
een groote factor is voor de volksverheffing. Zal dan
ook een onderwijzer ten volle voor zijn taak berekend
blijven, dan wordt hij nooit te duur betaald.
Nu mag men het betreuren dat de bezittende klasse
haar kinderen niet voor het openbaar lager onderwijs
laat opleiden. Zij doet dat niet, om de doodeen
voudige reden, dat zij de middelen bezit hare kinderen
naar andere onderwijsinrichtingen te zenden, waardoor
zij in staat worden gesteld beter bezoldigde baantjes
te krijgen. Men behoeft maar 2de of 1ste luitenant
te worden, iemand die lang niet zoo nuttig is voor
de gemeenschap als een onderwijzer en men heeft
al veel meer salaris.
Wat de heer van der Kooi heeft gezegd, dat vele
beste krachten bij het Middelbaar Onderwijs overgaan,
is juist. Daarom moet de salarieering goed. zijn, opdat
dit niet behoeft te gebeuren en de onderwijzers rustig
en blijmoedig hun taak kunnen vervullen.
In 1908 is het onderwijzerssalaris door het Rijk
verhoogd, niet door de gemeente. Er waren zelfs
gemeenten, en daaronder behoort ook Leeuwarden,
die een deel van het meerdere subsidie in den zak
wilden houden. De Raad heeft dat echter niet gewild.
De verhooging vanwege de gemeente heeft plaats
gehad in 1906 en waar nu Burgemeester en Wethou
ders herziening om de vijf jaar voorstellen, is het nu
daarvoor tijd en niet pas in 1913.
Er is niet weerlegd, dat de mutatie zoo groot en
het aanbod zoo gering is. Spreker weet toch dat er
dikwijls herhaalde oproepingen, ja, verkapte oproe
pingen verlenging van den sollicitatietijd zijn
gedaan om sollicitanten te krijgen. Niet altijd echter
gaat het even vlot.
Sneek met zijn 12000 inwoners heeft altijd aanbod
genoeg. Spreker en zijn partijgenoot zitten hier om
de belangen der ambtenaren te behartigen en daardoor
het algemeen belang. Het algemeen belang eischt
goed onderwijs, dit een goede salarieering. Als dit
de heeren niet naar den smaak is, spreker kan het
niet helpen. Hij en zijn partijgenoot zitten hier niet
om de heeren te pesten met lange speeches, maar
dienen het welbegrepen belang der gemeente door
dat van hare ambtenaren te behartigen.
Spreker heeft gezegd dat de Commissie van Toezicht
niet gerust is dat het aanvangssalaris hoog genoeg is
op grond hiervan, dat zij een paar onderwijzers heeft
gevraagd. Ook heeft spreker gezegd aan de ver
klaringen dezer onderwijzers niet veel waarde te
hechten, omdat zij niet allen evenveel ruggegraat
bezitten en dat hij alleen waarde hecht aan het advies
der organisatie. Spreker wil den heer Schoondermark
er op wijzen, dat niet de leiders, maar de afdeelingen
zelf in deze hun actie voeren. De heer Schoondermark
zou weten, als hij een beetje met de moderne vak
beweging bekend was, dat de leiders eerst dan komen
wanneer de actie naar buiten moet worden gevoerd.
De heer Schoondermark (wethouder) wil nog een enkel
woord zeggen. De heer de Jong heeft gezegd dat spreker
zou hebben beweerd dat de onderwijzers op een
moreel laag peil staan, omdat de meeste onderwijzers
voortkomen uit den lageren stand. Dit heeft spreker
niet beweerd. In verband met hetgeen de heer Tyde-
man heeft gezegd in de Kamer, heeft spreker gespro
ken van het lage peil van het onderwijs.
Spreker heeft in het geheel niet over moreel peil
gesproken.
De heer Zandstra schijnt maar niet te kunnen ge-
looven dat het met de mutatie niet zoo erg is en dat
het aantal sollicitanten soms zoo gering is. Zoo nu
en dan heeft men dit verschijnsel in elke gemeente.
Spreker heeft gesproken met den Inspecteur van
het Lager Onderwijs te Enschedé, een gemeente, die
hooge salarissen geeft en ook daar treft men nu en
dan hetzelfde verschijnsel aan.
Dat hangt niet af van de salarisregeling.
De heer Zandstra is niet van plan het debat te
rekken, maar wijst er op dat aan school 10 twee
vacatures waren en daarvoor opkwamen 12 sollicitanten.
Dat is toch niet veel. Allen zijn ze niet bruikbaar
en spreker herhaalt dat de hoofden, als zij wilden
spreken, zouden verklaren dat de keus moeilijk is.
Voor school no. 8 was op de eerste oproeping een
onvoldoend aantal sollicitanten. Voor school no. 9
is een herhaalde oproeping geplaatst. Het ziet er
toch niet zoo rooskleurig uit.
De heer Schoondermark (wethouder) vindt het ge
vaarlijk van den heer Zandstra met voorbeelden te
komen. Spreker zal de oorzaak van één geval, waarin
herhaalde oproeping moest plaats hebben, mededeelen.
Van een der sollicitanten duurde het te lang voor hij
gekeurd was, deze solliciteerde op twee plaatsen, zoo
dat hij in de andere gemeente al eerder benoemd was.
Hij heeft spreker verklaard dat hij, indien hij geweten
had op de voordracht voor Leeuwarden te hebben
gestaan, voor de andere gemeente bedankt zou hebben.
Het geringe aanbod zit ten minste niet altijd in de
salarisregeling. Daar komen dikwijls andere oorzaken
in het spel.
De heer de Jong is niet bevredigd door de toelichting
van den heer Schoondermark. Deze zegt nu wel heel
handig dat hij het moreele peil der onderwijzers niet
bedoelde, maar spreker neemt dit zoo maar niet aan.
De uitlating van den wethouder had in elk geval,
wat peil ook werd bedoeld, een beleedigende strek
king ten opzichte van de onderwijzers en de arbei
dende klasse.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Februari 1912. 27
De Voorzitter sluit de beraadslagingen en zal om
aan den wensch van den heer Haverschmidt te vol
doen, het voorstel van Burgemeester en Wethouders
gesplitst in stemming brengen.
De heer Zandstra vraagt of het voorstel van Burge
meester en Wethouders nu vóór dat van spreker en
den heer de Jong gaat. Hij is van oordeel dat dit
voorstel het eerst in stemming moet komen, omdat
het van de verste strekking is.
De Voorzitter wijst er op dat de beide voorstellen
vierkant tegenover elkander staan, zoodat er van een
verste strekking feitelijk geen sprake is. Burgemeester
en Wethouders toch stellen voor afwijzend te beschik
ken, terwijl het voorstel van de heeren Zandstra en
de Jong strekt om aan het verzoek te voldoen.
Spreker meent dat het het meest praktisch is, het
voorstel van Burgemeester en Wethouders het eerst
te behandelen.
De heer Zandstra vraagt nu zijn stem nog te mogen
toelichten.
De Voorzitter wijst er den heer Zandstra op dat
zulks niet gaat.
Wordt overgegaan tot de stemming over het voor
stel van Burgemeester en Wethouders.
Vóór stemmen de heeren: G. W. Koopmans, Ooster-
hoff, Hartelust, Wilhelmij, Feitz, Beekhuis, Feddema,
J. Koopmans, Tijsma, Fransen, van Messel, Schoonder
mark, Haverschmidt, Komter, Menalda, Burger en
Yonck.
Tegen de heerende Jong, Berghuis, Zandstra,
Tulp, Boosman en Lautenbach.
De heer Zandstra vraagt welke strekking de nu te
houden stemming heeft.
De Voorzitter doet opmerken dat bij aanneming
van het voorstel van Burgemeester en Wethouders,
dat van de heeren Zandstra en de Jong van de
baan is.
De heer Zandstra zegt nu vóór het tweede gedeelte
van het voorstel te zullen stemmen, omdat spreker en
zijne partijgenooten de herziening der onderwijzers
salarissen liefst zoo spoedig mogelijk in orde zien
gebracht.
Het tweede gedeelte herziening om de 5 jaar
wordt met op één na algemeene stemmen aangenomen.
De heer Haverschmidt stemt tegen.
Hiermede is tevens voldaan aan het verzoek,
vervat in het adres der af deeling Leeuwarden van
het Nederlandsch Onderwijzers Genootschap.
Het eerste gedeelte afwijzend beschikken wordt Niets meer aan de orde zijnde, wordt de vergadering
aangenomen met 17 tegen 6 stemmen. door den Voorzitter gesloten.