54 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 2 April 1912.
Wij hebben de eer U voor te stellen te besluiten:
met ingang van den dag, waarop de huurovereen
komst geteekend zal worden, tot 1 Maart 1913 onders
hands te verhuren
a. aan D. Postmus Sz. alhier, het gardeniersland,
kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, sectie Cl
no. 8309, groot 1.64.20 H.A., met de daarbij staande
woning, kadastraal bekend in dezelfde sectie no. 2271,
groot 2.15 A., behalve het aan Oege Bcrgsma ver
huurde kamertje, voor de door hem, Postmus, inge
schreven som van 250.
b. aan S. Postmus, alhier, het gardeniersland,
kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, sectie G no.
2278, groot 1.11.90 H.A., voor de door hem inge
schreven som van 120.—
c. aan S. Dames alhior, het gardeniersland, kadas
traal bekend gemeente Leeuwarden, sectie G no. 2299,
groot 49 A., voor de door hem ingeschreven som
van 85.
d. aan H. S. de Walle alhier, het gardeniersland,
kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, sectie G no.
2298, groot 62.20 A., voor de door hem ingeschreven
som van f 84.
en verder op de door Burgemeester en Wethouders
te stellen voorwaarden.
Met algemeeno stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
11. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op
het verzoete aan T. Zandleven alhier, om vergunning tot
het matcen en tot wederopzeggens toe hebben van twee
inritten in hel westelijk trottoir aan de Bisschopstraat,
vóór zijn ver/fabriek aldaar.
Dit prae-advies luidt als volgt
Onder weder-aanbieding van het in onze handen
om prae-advies gesteld adres van T. Zandleven, al
hier, waarbij vergunning wordt verzocht tot het hebben
van twee inritten in het trottoir van de Bisschopstraat
vóór zijn daar gebouwde verffabriek, hebben wij de
eer U te berichten, dat tegen de inwilliging van dat
verzoek bij ons geen bezwaar bestaat. Ook de ge
meentelijke Inspecteur voor het Woningtoezicht en
de Directeur der gemeentewerken hadden blijkens
het hierbijgaand advies daartegen evenmin be
denking.
Wij stellen U dan ook voor te besluiten
aan Thomas Zandleven, koopman te Leeuwarden
en zijne rechtverkrijgenden vergunning te verleenen
tot het maken en tot wederopzeggens hebben van
twee inritten in het westelijk trottoir van de Bisschop
straat vóór de aldaar door hem gebouwde verf
fabriek, kadastraal bekend in sectie G no. 7, de juiste
plaats nader door of vanwege Burgemeester en Wet
houders aan te wijzen, onder bepaling dat worden
in acht genomen de voorwaarden, gesteld bij raads
besluit van 26 Januari 1909 no. 12r/10, voor zoover
naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders
toepasselijk, met dien verstande, dat als termijn,
waarop de recognitie, ad 1.voor eiken inrit, of
te zamen f 2.ten kantore van den gemeente
ontvanger moet zijn betaald, worde gesteld 1 Mei,
vóór het eerst 1 Mei 1912.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
12. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders
inzake het verzoek van H. de Walle om den termijn,
binnen welken de bij raadsbesluit van 10 October 1905,
no. 205"1132 bedoelde straat Z X IJ op een bouwterrein
aan den weg Achter de Hoven moest zijn voltooid, ver
schijnende 1 April 1912, te verlengen tot den 1 Juli d.a.v.
Dit prae-advies luidt als volgt
Bij Uw besluit van 10 October 1905 (Handelingen
blz. 187) is aan H. de Walle en C. IJsbrandij ver
gunning verleend tot den aanleg van straten aan den
weg Achter de Hoven, de tegenwoordige IJpeij-,
Vegelin- en Vegelindwarsstraten. Tot dat straten
plan behoorde o. m. de straat onmiddellijk bezuiden
de spoorlijn naar Groningen, destijds op de teekenin-
gen gemerkt Z X IJ, op de hiernevens overgelegde
situatie met groene kleur aangegeven en door een
roode lijn begrensd. Deze straat moest vóór of op
1 April 1912 zijn voltooid en tevens namen de con
cessionarissen de verplichting op zich om bij dien
aanleg de straat gelijktijdig in westelijke richting
door te trekken tot den eersten spoorwegovergang
en ook dit gedeelte kosteloos aan de gemeente over
te dragen. Zooals de Raad zich herinneren zal, is,
ter bevordering van die doortrekking, reeds bij raads
besluit van 2 November 1910 (Gemeenteblad no. 4 van
1911) op laatstgenoemde strook bouwverbod gelegd.
Van een en ander is tot dusver echter nog
niet gekomen en blijkens hierbij overgelegd tot Uwe
Vergadering gericht adres, ingekomen 26 dezer, dat
wij spoedshalve reeds dadelijk om prae-advies tot ons
genomen hebben, vraagt de Walle, een der beide
concessionarissen, hem tot 10 Juli e.k. respijt te geven.
Reeds zijn de werkzaamheden, zegt hij, aangevangen
en desnoods zou de voltooiing nog wel eerder kunnen
plaats hebbon.
Het komt ons voor, dat, nu de betrokkene van
zijne begeerte tot nakoming zijner verplichting blijk
geeft, hem de medewerking der gemeente niet moet
worden onthouden. De termijn kan dus tot 1 Juli,
een uitstel van drie maanden alzoo, worden verschoven,
doch het schijnt wenschelijk thans een boete te stellen
op de overschrijding van den termijn.
Wij hebben alzoo de eer U voor te stellen te be
sluiten
aan H. S. de Walle en C. IJsbrandij, aan wie bij
raadsbesluit van 10 October 1905 no. 205r/132 ver
gunning is verleend tot straataanleg op een terrein
aan den weg Achter de Hoven, onder meer onder
verplichting dat de in het stratenplan begrepen straat
Z X IJ moest zijn voltooid vóór of op 1 April 1912
en mede onder gehoudenheid die straat alsdan gelijk
tijdig met dien aanleg in westelijke richting door te
trekken tot den weg Achter de Hoven, van beide
verplichtingen uitstel te verleenen tot 1 Juli 1912,
een en ander onverminderd de rechten die de gemeente
aan de bepalingen van genoemd raadsbesluit ontleent
en onder voorwaarde, dat voor eiken dag vertraging
door adressant de Walle aan de gemeente zonder
nadere inmorastelling een boete zal verbeurd zijn van
10.tot welk einde hij, nadat dit besluit te zijner
kennis zal zijn gebracht, een waarborgsom zal hebben
te storten van 500.waarop de gemeente het ver
schuldigde kan verhalen.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
13. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om hen
te machtigen met het Gemeentebestuur van Menal
dumadeel eene overeenkomst aan te gaan inzake de
levering van élecirischen stroom aan genoemde gemeente
(bijlage no. 8).
De beraadslaging wordt geopend.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 2 April 1912. 55
De heer J. Koopmans heeft het voorstel van Burge
meester en Wethouders tot levering van stroom van
de gemeentelijke electrische centrale met belang
stelling gelezen. Uit de correspondentie heeft hij
ook nog gezien, dat er nog onderhandelingen zijn
gevoerd met andere gemeenten met hetzelfde doel
en op dezelfde basis als in dit voorstel is belichaamd.
Wat de prijsberekening betreft, spreker kan zich
daarbij wel neerleggen, want hij gelooft dat deze
regeling èn voor Leeuwarden èn voor de gemeente
Menaldumadeel wel goed zal zijn. Het is trouwens
zeer moeilijk eene prijsregeling, die op de toekomst
is gegrond, juist te beoordeelen. In de eerste zes
jaren zal ze voor Menaldumadeel voordeeliger zijn
dan wanneer deze gemeente een eigen centrale op
richt, terwijl ze aan Leeuwarden zeker voordeel
aanbrengt, omdat we hier nog aan het begin staan
van de exploitatie, in de eerste jaren de stroomafname
voor Leeuwarden zeker niet groot zal zijn en daardoor
wel stroom aan buitengemeenten kan worden af
gegeven.
Spreker heeft echter bezwaar tegen den langen
duur van het contract. Men is in het onzekere wat
in de toekomst, zelfs in de naaste toekomst, op het
gebied van het electrisch bedrijf kan plaats vinden, waar
dit bedrijf als het ware nog in wording is en men
aan allerlei verrassingen blootstaat. Men zou dan
een geheel anderen kijk op de dingen kunnen krijgen
en zit dan voor langen tijd aan het contract verbonden.
Een ander bezwaar tegen het voorstel is, dat in
het contract niet wordt opgenomen een maximum
van stroomlevering. Dit bezwaar is niet te licht te
achten. De electrische centrale hier is betrekkelijk
klein. Met de beide machines heeft ze ongeveer 400
tot 500 K.W- vermogen; men mag echter slechts op
het vermogen van één machine rekenen, omdat er
steeds eene in reserve moet staan. Het werkelijk af
te geven vermogen is derhalve niet meer dan 250
K.W., waarop mag worden gerekend. Voor de Staats
spoor moet ongeveer 50 K.W. disponibel worden ge
houden. De ingezetenen van Leeuwarden zullen toch
ook iets afnemen; rekent men dan dat de afname
van Menuldumadeel het eerste jaar op 40. K.W. wordt
geraamd, Leeuwarderadeel en Ferwerderadeel ook
ieder een dergelijke hoeveelheid noodig zullen hebben,
dan is de centrale reeds vol belast vóór zij nog goed
en wel in werking zal zijn gebracht. Een gevolg
hiervan zal zijn dadelijke uitbreiding, terwijl in den
loop der volgende jaren, bij toenemend stroomver
bruik, wederom uitbreiding kan worden verwacht.
En men zal tot die uitbreiding kunnen worden ge
dwongen, doordat geen maximum in het contract
wordt genoemd.
Het telkens partieële uitbreiden maakt dan ook dat
de centrale oeconomisch niet gunstig werken zal,
afgezien nog van het feit, dat de risico voor Leeu
warden door de groote kapitaalsbehoefte te groot
zal worden.
Spreker kan daarom niet medewerken tot het aan
nemen van dit voorstel, maar meent dat er wel eene
andere regeling is te vinden tot samenwerking met
de omliggende gemeenten, waarbij genoemde bezwaren
worden vermeden en men komen kan tot een goed
kooperen stroomprijs. Hij bedoelt het oprichten van
een grootere centrale, waarvoor de Leeuwarder centrale
dienen kan. Men plaatse hierbij dan dadelijk een
grootere machine. De buitengemeenten zouden dan
echter moeten deelnemen in het stichtingskapitaal in
den vorm van eene Naamlooze Vennootschap, waarvan
de gemeenten de aandeelhouders zouden zijn. Op
deze wijze zou men kunnen komen tot een veel
goedkooperen prijs der energie, terwijl de lusten en
lasten aan het bedrijf verbonden naar evenredigheid
van de deelname kunnen worden genoten en gedragen.
Het is zeer wel mogelijk dat de gemeente Menal
dumadeel haast bij de zaak heeft, doch zooveel haast
zal ze toch niet hebben, dat ze niet genegen zou
zijn eene zoo belangrijke zaak nog eens ernstig te
overwegen. Het zou toch niet alleen in het belang
van Leeuwarden, maar ook in haar eigen belang zijn,
indien ze op een lageren prijs van den stroom voor
licht en kracht zou kunnen rekenen. Spreker heeft
een motie voor zich, waarin wordt voorgesteld de
behandeling van deze zaak op te schorten, teneinde
eerst nog met Menaldumadeel te kunnen raadplegen.
Hij wenscht echter de verdere discussie af te wachten
en zal haar na afloop daarvan indienen.
De heer Oosterhoff (wethouder) zal in het kort de
door den heer J. Koopmans tegen het voorstel van
Burgemeester en Wethouders geopperde bezwaren
beantwoorden. Het eerste bezwaar is dat de termijn,
waarover het contract loopt, hem te lang voorkomt.
Spreker gelooft dat de heer Koopmans zich wel wat
veel heeft laten afschrikken door het genoemde aantal
jaren, n.l. 30 en daarbij geheel over het hoofd heeft
gezien, dat juist de mogelijkheid wordt opengehouden,
om na verloop van zeker tijdvak, misschien wel na
enkele jaren, met Menaldumadeel nader te onderhandelen
over de tarieven. Ten opzichte hiervan is nog geen
vast voorstel gedaan. Burgemeester en Wethouders
zijn met Menaldumadeel nog niet tot overeenstemming
gekomen, maar in het contract wordt eene clausule
opgenomen, die zulks mogelijk maakt.
De voorwaarden worden dus niet onveranderlijk
voor 30 jaar vastgesteld. Hierdoor is dus wel eenigs-
zins aan het bezwaar van den heer Koopmans tege
moet gekomen.
De heer J. Koopmans vraagt verder waarom in het
contract geen maximum verbruik is bepaald. Deze
vraag klinkt spreker vreemd in de ooren. Wanneer
men toch een zaak opzet, is men blij zooveel moge
lijk afnemers te krijgen en men zal niet zoo licht
zeggen die afname wordt te groot. Spreker is dan
ook van oordeel dat de heer Koopmans zich de
risico, die de gemeente Leeuwarden daardoor op zich
neemt, te groot voorstelt. De gemeente toch zal
niet eerder tot uitbreiding overgaan dan wanneer
dat noodig is en als dit het geval is, dan rendeert
de zaak ook. Wanneer na 2 jaar die afname van
stroom zoo is toegenomen, dat de centrale moet
worden uitgebreid, is het een bewijs dat zij rendeert.
Het geval is precies gelijk als wanneer de gemeente
eene centrale voor zich alleen oprichtte. Ook dan zal
uitbreiding niet eerder plaats hebben dan wanneer
het blijkt, dat zij niet meer aan de aanvragen om
stroom zal kunnen voldoen en dan is het bedrijf
zeker rendabel.
Door den heer Koopmans is een andere manier om
de zaak aan te vatten aan de hand gedaan. Het is
niet onmogelijk dat de door dat raadslid voorgestelde
wijze van handelen tot het doel zoude voeren, maar
dat dit noodig zou zijn om aan het groote risico te
ontkomen, gelooft spreker niet. Te zamen met de
andere gemeenten eene centrale oprichten, zal noch
in het belang van Leeuwarden, noch in dat van de
omliggende gemeenten zijn. Het bezwaar toch hier
tegen is dat men dan dadelijk een te groote centrale
krijgt, wat tengevolge zal hebben dat zij in de eerste
5 a 6 jaren niet zal rendeeren door de enorme uit
gaven voor rente en afschrijving. Het is onvoordeelig
eene centrale op te richten voor een bepaald raijon.
Veel beter is het met een kleine centrale te be
ginnen, die naar gelang van het aantal aansluitingen
kan worden uitgebreid.
Spreker gelooft dan ook dat de weg door Burge
meester en Wethouders aangewezen de meest ver
kieselijke is, ofschoon eene andere regeling wel moge
lijk zou zijn geweest.