8. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om hen
te machtigen aan J. J. Olastra, kantoor- en fabrieks-
bediende aan de gemeentelijke gasfabriek alhier, boven
zijne jaanvedde als zoodanig, tot wederopzeggens toe eene
maandelijksche toelage te verleenen.
62 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 16 April 1912.
tegen een jaarlijksch reeht van 13.50 in opstal af
te staan twee strookjes gemeentegrond, gelegen aan
het Vliet, alhier, om daarop een bootenhuis te bouwen
en een toegangspad aan te leggen, kadastraal bekend
gemeente Leeuwarden, sectie G, no. 8998, bouwter
rein groot 126 c.A., en no 8999, erf groot 30 c.A.,
een en ander onder de navolgende voorwaarden
1. de boorden van het Vliet naast het te bouwen
bootenhuis moeten ten genoegen van Burgemeester
en Wethouders over eene lengte van 1 M. wederzijds
behoorlijk door en ten koste van de opstalhoudster
tegen grondafslag beveiligd worden en blijven
2. het voetpad naar en bij het bootenhuis moet
door de opstalhoudster ten genoegen van Burgemeester
en Wethouders aangelegd, onderhouden, gebruikt en
des noodig van het omringende land afgescheiden
worden en blijven;
3. de opstalhoudster is verplicht aan eventueele
opstalhouders van gemeentegrond aan het Vliet, thans
nog deel uitmakende van het kadastraal perceol sectiê
G, no. 8828, gelegen ten westen van het door haar
in opstal verkregen kadastraal perceel no. 8998 der
zelfde sectie, voor zoover op dien grond eveneens
schip- of bootenhuizen zullen worden gebouwd, het recht
van pad naar en van hun schip- of bootenhuis van
en naar het voetpad van A. Burg, kadastraal bekend
in sectie G, no. 8827, kosteloos te verleenen over
den grond, kadastraal bekend in diezelfde sectie no.
8999. Voor de vestiging van de daartoe noodige
erfdienstbaarheid zal zij telkens wanneer dit wordt
vereischt hare medewerking hebben te verleenen
4. binnen twee maanden na het eindigen van het
recht moet door de opstalhoudster het bootenhuis en
hetgeen er zich verder op den in opstal bezeten
grond bevindt, geheel verwijderd zijn ten genoegen
van Burgemeester en Wethouders;
5. het verschuldigde recht moet bij vooruitbetaling
jaarlijks vóór of op den 15 December, voor het eerst
vóór den 1 Mei 1912 een '2/a gedeelte van het jaar-
lijksche recht, ten kantore van den ontvanger dezer
gemeente worden betaald;
6. door de opstalhoudster moet vóór 1 Mei 1912
do huurder van het terrein over het loopendo huur
jaar schadeloos gesteld worden voor gemis van genot,
welke schadeloosstelling volgens de betrekkelijke
huurovereenkomst wordt berekend en bestaat in twee
maal de som, welke als huur voor het afgestane terrein
geacht moet worden verschuldigd te zijn, zijnde in
totaal f 2.60. De door den huurder daarvoor af te
geven kwitantie moet dadelijk na die afgifte aan
Burgemeester en Wethouders worden overgelegd;
7. ieder der partijen zal het recht van opstal te
allen tijde kunnen doen eindigen, mits daarvan ten
minste twee maanden tevoren aan de andere partij
bij aangeteekenden brief kennis gevende
8. bij geheele of gedeeltelijke overdracht of over
gang van hot recht van opstal is de opvolgende ver
krijger, op straffe van het vervallen van het recht,
verplicht binnen een maand, nadat het recht in de open
bare registers te zijnen name is overgeschreven, daar
van, onder staving van zijn recht, aan Burgemeester
en Wethouders kennis te geven en alsdan tevens te
betalen hetgeen de vorige opstalhouder, blijkens vast
stelling door Burgemeester en Wethouders, terzake van
het opstal-contract nog aan do gemeente schuldig is
9. in het op den in opstal verkregen grond mag
geen vuur worden gehouden en daarin geen licht
branden anders dan in goed gesloten lantaarns
10. in geval van niet nakoming van een der ge
stelde voorwaarden zullen Burgemeester en Wethou
ders het recht hebben in het nagelatene te hunnen
genoegen te voorzien en de schade en gemaakte
kosten op den opstalhouder te verhalen
11. de kosten der akte, die van hare overschrijving
in de openbare registers, de kosten van uitmeting van
het terrein door een landmeter van het kadaster,
alsmede de kosten van levering van een notarieel af
schrift der akte ten behoeve van het gemeente-archief
komen ten laste van haar met wie het opstal-contract
is aangegaan.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Dit voorstel luidt als volgt
Bij nevensgevoegd schrijven stelt de Commissie voor
de gemeentelijke gasfabriek voor aan den kantoor-
en fabrieksbediende J. J. Glastra boven zijne jaar
wedde, met ingang van 1 April a.s. eene maandelijksche
toelage van 9.te verstrekken.
De jaarwedde van dien titularis bedraagt, ingevolge
artikel 8 der betrekkelijke verordening, gemeenteblad
no. 11 van 1911, van f 468—f 728.
Op de gronden door de commissie aangevoerd
zijn ook wij van meening, dat die betrekking hooger
dient te worden bezoldigd. Eene wijziging van de
verordening ware dan ook het eenvoudigst om tot de
gewenschte verbetering te geraken. Deze moet echter
waarschijnlijk, zoodra het gemeentelijk electriciteit-
bedrijf in werking is, toch aan eene herziening onder
worpen worden in verband met eene eventueele ge
bruikmaking voor dat bedrijf van sommige admini
stratieve krachten, bij de gasfabriek in dienst. Of
schoon wij in beginsel tegen het toekennen van toe
lagen wel eenig bezwaar hebben, meenen wij hot dus
als een tijdelijken maatregel in dit geval te mogen
bevorderen.
Wij hebben de eer U mitsdien in overweging te
geven te besluiten
Burgemeester en Wethouders te machtigen aan
J. J. Glastra, kantoor- en fabrieksbediende aan de
gemeentelijke gasfabriek alhier, met ingang van 1
April 1912 boven zijne jaarwedde als zoodanig tot
wederopzeggens toe eene maandelijksche toelage van
f 9.te doen verleenen.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
9. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders inzake
het adres van den Algemeenen Nederlandschen Opzichters-
en Teekenaarsbond, om aan de gemeente-opzichters en
-teekenaars, die in het bezit zijn van een der in de
memorie vermelde diploma's, hoven hunne bezoldiging
eene toelage toe te kennen.
Dit prae-advies luidt als volgt
Bij aan Uwe Vergadering gericht, om prae-advies
in onze handen gesteld en van eene memorie van
toelichting vergezeld adres van 20 November 1911
vragen de Voorzitter en de Secretaris van den Alge
meenen Nederlandschen Opzichters- en Teekenaarsbond
den Opzichters en Teekenaars in dienst der gemeente,
die in het bezit zijn van een diploma als landmeter,
bouwkundig opzichter of bouwkundig teekenaar van
de Maatschappij tot bevordering der Bouwkunst, op
zichter van den Rijks Waterstaat, meester van de
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 16 April 1912. 63
Vereeniging tot veredeling van het Ambacht of van
eene akte Middelbaar Onderwijs handteekenen, recht
lijnig teekenen en perspectief, eene gemeentelijke
toelage boven hunne bezoldiging toe te kennen van
50.per jaar. Hiermede zou het gemeentebelang
worden gediend, omdat het een prikkel zou vormen
voor de jongere opzichters en teekenaars om zich
verder in hun vak te bekwamen.
Wij kunnen dit laatste gereedelijk toestemmen en
in denzelfden gedachtengang zijn dan ook, bij de
laatste herziening van de jaarwedden-verordening voor
de secretarie-ambtenaren (gemeenteblad 1909 no. 3),
voor de lagere rangen, die gewoonlijk door het jonger
personeel worden bezet (klerk en adjunct-commies
der 2e klasse), dergelijke toelagen in uitzicht gesteld.
Bij de technische afdeelingen, gemeentewerken en
gasfabriek, is dit echter iets anders. Wel zijn bij
gemeentewerken jongere opzichters en teekenaars
aangesteld, doch slechts tijdelijk en voor een bepaald
werkzij gaan weer heen als het werk is afgeloopen
en vormen als het ware het vlottende lagere tech
nische personeel, dat steeds maar korten tijd in dienst
is. Zoodra een vaste opzichter moet worden benoemd,
wordt getracht de hand te leggen op iemand, die door
studie of ervaring, of door beide, voor de betrekking
ten volle berekend is.
Er kan niet over geklaagd worden dat zich hierbij
in het algemeen moeilijkheden voordoen en als dat
zoo is, dan blijkt, dat, voor deze gemeente althans,
bij de inwilliging van het door adressanten gedaan
verzoek geen direct gemeentebelang is betrokken.
De Directeur van de gasfabriek, over het adres door
ons gehoord, adviseert op nagenoeg gelijke gronden
in denzelfden geestde Directeur der gemeente
werken is echter vóór dezen vorm van salarisver-
hooging.
Ons voorstel strekt tot afwijzing van het ingediende
verzoek.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer van der Kooi kan zich niet indenken hoe
Burgemeester en Wethouders ertoe komen om voor
te stellen afwijzend op het verzoek te beschikken.
Spreker meent dat vooral bij de technische bedrijven
het bezit van een diploma een waarborg is voor meer
volwaardigen arbeid en dat het daarom aanbeveling
verdient het behalen van een diploma aan te moedigen
door het geven van een gratificatie. Spreker voelt
dan ook meer voor het advies van den Directeur der
Gemeentewerken dan voor dat van den Directeur der
Gasfabriek. Spreker zal tegen het voorstel van Bur
gemeester en Wethouders stemmen.
De Voorzitter kan den heer van der Kooi niet
anders beantwoorden dan met de argumenten van
het prae-advies van Burgemeester en Wethouders.
Spreker wil er echter den heer van der Kooi aan
herinneren dat deze nog niet lang geleden gezegd
heeft dat er onderwijzers zijn die den tijd, welke zij
moeten gebruiken voor hun werk in de school, bezigen
voor de studie voor bijacten. Dat gevaar nu bestaat
hier ook en als men to veel premies stelt op het be
halen van diploma's zal het kunnen gebeuren, dat het
gewone werk onder de examenstudie gaat lijden.
Bovendien komt het personeel bij Gemeentewerken,
dat in de termen zou vallen, niet in aanmerking, daar
het tijdelijk is. Burgemeester en Wethouders voelen
meer voor het denkbeeld van den Directeur van
de Gasfabriek.
De heer G. W Koopmans zou don Vooizitter willen
vragen of hij nu niet te hard van stal loopt. Spreker
kan toch de stelling niet huldigen dat het werk onder
de studie voor het examen moet lijden, wanneer er
een premie op het bezit van een diploma wordt
gesteld. Hij heeft zelf ondervonden dat het niet
zoo is. Spreker gaat dan ook gaarne mee met
het denkbeeld van den Directeur der Gemeentewerken
en hij kan niet meegaan met wat in het prae-advies
staat. Hier staat o. a. in
„Zoodra een vaste opzichter moet worden benoemd,
„wordt getracht de hand te leggen op iemand, die
„door studie of ervaring, of door beide voor de be
trekking ten volle berekend is.
„Er kan niet over geklaagd worden dat zich hier-
„bij moeilijkheden voordoen enz."
Spreker is van oordeel dat de Directeur der Gemeente
werken in dit opzicht niet veel ondervinding heeft.
Zoolang spreker hier is zijn de tegenwoordige op
zichters al in dienst.
Bij de gasfabi-iek zijn wel andere opzichters ge
komen.
Ook zeggen Burgemeester en Wethouders dat het
geven van een dergelijke verhooging niet in het ge
meentebelang is. Spreker is van oordeel dat zulks
wel het geval is en hij wil dan ook voorstellen om
aan adressanten te berichten, dat te zijner tijd op hun
adres zal worden gelet. Dan bindt de gemeente zich
nergens toe en bestaat de mogelijkheid om de grati
ficatie alleen voor rijksdiploma's te geven.
De heer Feddema wijst er op dat in het adres van
den Opzichters- en Teekenaarsbond deze clausule voor
komt, dat door het geven van f 50.verhooging
voor het bezit van een diploma het gemeentebelang-
zal worden gediend, daar het een prikkel zal zijn
voor do jongere opzichters en teekenaars om zich
verder in hun vak te bekwamen.
Burgemeester en Wethouders zeggen dit gereedelijk
te kunnen toestemmen. Daaruit blijkt dat zij het
met adressanten eens zijn. Verder zeggen Burge
meester en Wethouders dat in denzelfden gedachten-
gang aan de secretarie-ambtenaren dergelijke toelagen
in uitzicht zijn gesteld. Waar nu het beginsel om
eene toelage voor eene bij-akte te geven, eenmaal
is aanvaard, is er alle reden om ook bij Gemeente
werken dezelfde gedragslijn te volgen. Spreker staat
dan ook aan de zijde van den Directeur der Gemeente
werken, die adviseert om de gevraagde toelagen te
verleenen en hij gaat ook met dezen ambtenaar mee
als hij zegt, dat ze alleen moeten worden gegeven
aan de vaste opzichters. Waar de Bond echter een
vijftal diploma's noemt, aan het bezit waarvan hij
de toelage van 50.wil verbinden, zou de moge
lijkheid bestaan dat een opzichter 5 X 50 toelage
kan genieten. Dit zou spreker te ver gaan. Hij
voelt er echter veel voor dat een opzichter die ge
toond heeft in capaciteit te staan boven een ander,
daarvoor wordt betaald en heeft mitsdien de eer het
volgend voorstel in te dienen
„de Raad besluit aan de opzichters in vasten dienst
der gemeente eene toelage te verleenen boven het
door hen genoten salaris, van f 50.voor zoover
zij in het bezit zijn van een of meer der in het
verzoek van den Alg. Ned. Opzichters- en Teekenaars
bond genoemde diploma's".
De heer Zandstra kan na het door de heeren G. W.
Koopmans en Feddema gesprokene van het woord
afzien, maar hij wijst er op dat het aanbeveling ver
dient het advies van den Directeur der Gemeente
werken te volgen.
De Voorzitter wil er den heer G. W. Koopmans op
wijzen, dat deze zich vergist ten opzichte van de
opzichters der gemeentewerken. Vier jaar geleden