68 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 16 April 1912.
Door den heer Zandstra is een betoog geleverd
geheel in denzelfden trant als bij de bedrijfsveror-
dening voor de gasfabriek. Spreker zal daarover
dan ook niet in den breede uitweiden. De Raad
heeft toen toch te kennen gegeven het standpunt
van den heer Zandstra niet te deelen en zich op het
standpunt van Burgemeester en Wethouders geplaatst.
De uitdrukking van den heer Zandstra, dat het bij
de exploitatie van bedrijven slechts om winst te
doen zou zijn, is minder juist. Ook spreker gelooft
dat het niet gerechtvaardigd is een gemeentebedrijf
ter hand te nemen, uitsluitend met het doel om winst
te maken. Wanneer de winst echter een natuurlijk
gevolg is van de exploitatie is er geen bezwaar die
te aanvaarden. Dat is het standpunt van Burge
meester en Wethouders.
De heer van Messel dankt den heer Oosterhoff voor
de verstrekte inlichtingen, maar ten opzichte der
gasfabriek heeft spreker hem niet goed verstaan. Hij
heeft ten minste niet begrepen of eene gelijke in
richting van administratief beheer bij die fabriek niet
noodig is of dat daar zoo iets niet mogelijk is en
dat het bij een bedrijf van zooveel grooteren omvang
als de gasfabriek niet noodig is voor eene goede
scherpe controle, begrijpt spreker geenszins. Spreker
meent dat bij een dusdanig bedrijf de controle veel
strenger moet zijn dan bij een van kleineren omvang
als dat van het electriciteitbedrijf. Waar Burgemeester
en Wethouders nu in tegenovergestelden zin handelden,
is dat ook volgens spreker niet kaufmannisch, ja zelfs
eene contradictie. Wat betreft het denkbeeld om de
betrekkingen van boekhouder en kassier te combi
neeren met anderen, dit zal wel blijken eene illusie te
zijn. Men stelle er zich niet te veel van voor.
Wanneer toch de uitkomsten van het electrisch bedrijf
aan de verwachtingen van den Wethouder beantwoorden,
dan zullen die ambtenaren van het electrisch bedrijf altijd
voldoenden arbeid hebben en geen tijd over hebben
om van het eene bedrijf naar het andere heen en
weer te loopen. Spreker stelt zich voor dat het de
bedoeling is in de toekomst èn een boekhouder èn
een kassier aan te stellen, maar dat Burgemeester en
Wethouders door deze zaak voor te stellen zooals zij
hebben gedaan, willen voorkomen dat de Raad zal
terugdeinzen voor het scheppen van nieuwe betrek
kingen. Dit is sprekers eerlijke meening.
De heer Zandstra zegt dat het hem zeer gemakkelijk
is gemaakt, daar hetgeen hij heeft gezegd door den
Wethouder niet bestreden is. Spreker wil wel toe
geven dat het niet de bedoeling is van Burgemeester
en Wethouders om winst te maken uit de bedrijven,
maar omdat er behoefte is aan die bedrijven. Zij
moeten dan echter de producten niet te duur afleveren
omdat, zooals spreker straks opmerkte, het de be
doeling der gemeentebedrijven is het levenspeil der
gemeentenaren te verhoogen. De heer Oosterhoff
zegt echter, dat de gemeente die winst als gevolg
van de exploitatie der bedrijven mag aanvaarden.
Dat is een eigenaardige stelling. Het schijnt wel
alsof er niets anders met die winst kan worden ge
daan dan ze in de gemeentekas te storten. Spreker
gelooft dat ze beter kan worden besteed aan de
fabriek zelve, b.v. voor het aanbrengen van verbete
ringen of voor de verlaging van den stroomprijs en
zoo te brengen onder ieders bereik, dus ook onder
het bereik van minvermogenden ook kan ze worden
gebruikt om de positie van hen, die in het bedrijf
werkzaam zijn, te verbeteren. De gemeente mag dus
die winst niet aanvaarden, zoolang er nog iets mee
te doen is in het belang van het bedrijf. Spreker
zal zich dan ook blijven verzetten tegen het maken
van winst uit do gemeentebedrijven.
De heer Oosterhoff (Wethouder) heeft de bedoeling
van den heer van Messel in tweeden termijn niet
geheel begrepen. Spreker heeft niet gehoord dat dit
raadslid het standpunt van Burgemeester en Wethouders
bestrijdt en een ander stelsel aanbeveelt. De heer van
Messel zegt eenvoudig niets anders dan dit: omdat
vroeger een ander standpunt is ingenomen, bestrijd
ik dit, m. a. w. omdat bij de gasfabriek geen afzon
derlijk boekhouder en kassier is aangesteld vind ik
het niet goed dat zulks bij het electrisch bedrijf ge
schiedt. Dat is geen juist standpunt. Het is toch
niet onmogelijk dat Burgemeester en Wethouders, als
te eeniger tijd de verordening voor de gasfabriek
aan de orde komt, ook daar het hier voorgestelde
stelsel zullen toepassen. Wat nu de combinatie van
betrekkingen betreft, Burgemeester en Wethouders
achten het mogelijk om bij den geringen omvang
van het electrisch bedrijf, de function van boekhouder
en kassier bij verschillende bedrijven te combineereu.
De heer van Messel (met verlof der vergadering
voor de derde maal het woord erlangend) verwondert
zich over het feit dat de Wethouder Oosterhoff aan
vangt met vast te stellen, dat spreker het voorstel
van Burgemeester en Wethouders niet bestreden heeft.
Spreker heeft inlichtingen gevraagd. Deze zijn hem
verschaft en hij heeft ze bestreden. Hij heeft ver
klaard niet te begrijpen waarom eene controle als
nu wordt voorgesteld bij het groote bedrijf van do
gasfabriek niet bestaat en hier bij het kleine electrisch
bedrijf wel noodig wordt geoordeeld. Spreker heeft
niet beweerd dat die controle niet noodig is. Maar
waar de Wethouder nog in gebreke is gebleven aan to
toonen dat die controle bij de gasfabriek noodig
is, acht spreker die voor het kleiner bedrijf als de
centrale nog veel minder noodig. Het is de taak
van den Wethouder die met den toestand der be
drijven op de hoogte is, de leden van den Raad
zoodanig in te lichten dat zij bevredigd kunnen zijn.
De Voorzitter wijst er op dat de heer van Messel
wat te ver gaat in het trekken zijner conclusie.
Wanneer er bij de gasfabriek eene controle bestaat,
die niet slecht, doch voor verbetering vatbaar is, daar
kan er voor een ander bedrijf wel iets beters worden
voorgesteld. Daarmee is dan echter niet bewezen dat
de controle aan de gasfabriek niet goed is.
De algemeene beraadslagingen worden gesloten.
Wordt overgegaan tot de artikelsgewijze behandeling.
De artikelen 13 worden ongewijzigd vastgesteld.
Aan de orde is artikel 4.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer G. W. Koopmans zegt dat de instructie van
den boekhouder door den Raad, die van den kassier
door Burgemeester en Wethouders wordt vastgesteld.
Achten Burgemeester en Wethouders de betrekking
van kassier van zooveel minder gewicht dan die van
den boekhouder
De heer Oosterhoff (wethouder) zegt dat het motief
van Burgemeester en Wethouders juist dat is geweest,
dat door den hoer Koopmans wordt genoemd. Dc
taak van den boekhouder is omvangrijker dan die
van den kassier. Deze post is niet zoo gewichtig dat
de Raad de instructie moet vaststellen.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 16 April 1912. 69
De Voorzitter wijst er op, dat er in artikel 4 laatste
lid en in artikel 28, le lid een fout is geslopen. In
art. 4 moet voor „deze" worden gelezen zijne". In
art. 28 staat 373 dit moet zijn 2ll2
De beraadslaging wordt geslotende artikelen
415 worden met algemeene stemmen aangenomen.
Aan de orde is artikel 16.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer van Mossel zegt, dat hij, alvorens hij voortgaat
over dit en volgende artikelen het woord te voeren,
wenscht op te merken, dat zoo straks door den
wethouder Oosterhoff aangevoerd is, dat de bedrijfs-
verordening voor de gasfabriek hier niet aan de orde
is. Spreker verwijst den wethouder naar de toelichting
van het voorstel, waarin Burgemeester en Wethouders
den Raad zelf verwijzen naar de bedrijfsverordening
voor de gasfabriek en aan liet slot van de toelichting
zeggen, „het onderstaand voorstel is op hetzelfde
stramien opgezet." Spreker meent dus dat zijn beroep
op de bedrijfsverordening van de gasfabriek volkomen
gerechtvaardigd is.
Spreker wijst er op dat in het overeenkomstige
artikel van de bedrijfsverordening voor de gasfabriek
staat
„elke aanteekening wordt gewaarmerkt door den
Voorzitter der Commissie van Bijstand." Spreker
vraagt waarom deze bepaling hier achterwege is
gelaten.
Do heer Oosterhoff (wethouder) antwoordt dat ge
bleken is dat de bedoelde waarmerking onnoodig is,
aangezien elke loonsverandering op een besluit van
Burgemeester en Wethouders berust. Ook uit de
verordening op do gasfabriek kan deze bepaling wel
worden gemist.
De beraadslaging wordt gesloten.
Artikelen 1617 worden onveranderd vastgesteld.
Aan de orde is artikel 18.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Zandstra stelt voor sub m en n te schrappen.
Hij is verplicht tegen te stemmen maar kan den Raad
eene stemming besparen, wanneer aanteekening wordt
gemaakt dat hij zich tegen heeft verklaard.
De beraadslaging wordt gesloten.
Met de stem van den heer Zandstra tegen wordt
art. 18 ongewijzigd vastgesteld.
Artt. 1926 worden ongewijzigd vastgesteld.
Aan de orde is art. 27.
Den heer G. W. Koopmans komt het voor dat 2
afschrijving op de gebouwen en 5 °/o °P machines
wel wat weinig is. Ook doet hij nog opmerken
dat in het 2e lid staatsub k. Dit zal moeten zijn
sub l.
De Voorzitter geeft toe, dat de laatste opmerking
van den heer Koopmans juist is.
De heer Oosterhoff antwoordt, dat het percentage
der afschrijving is vastgesteld in overleg met de
deskundigen.
De heer G. W. Koopmans vraagt wie die deskundigen
zijn.
De heer Oosterhoff antwoordt: de heer Bellaar
Spruyt en de Directeur.
De heer G- W- Koopmans blijft het te weinig vinden.
Hij zal echter geen tegenvoorstel doen.
De Voorzitter doet nog opmerken dat Burgemeester
en Wethouders het door de deskundigen voorgestelde
percentage nog hebben verhoogd.
De artikelen 2728 worden onveranderd vastgesteld.
Aan de orde is artikel 29.
De heer van Messel zegt dat in de vorordening op
de gasfabriek in het overeenkomstige artikel de be
paling voorkomt dat de effecten en schuldbewijzen
in open bewaring worden gegeven bij de Nederlandsche
Bank. Die bepaling ontbreekt hier.
De heer Oosterhoff (wethouder) antwoordt dat die
bepaling in de eerste plaats is vervallen, omdat de
gemeente tegenwoordig beschikt over een safe waar
de verschillende waarden veilig kunnen worden op
geborgen, zoodat de noodzakelijkheid van open be
waargeving niet meer bestaat. Bovendien zal wel
evenmin als bij de gasfabriek voorloopig veel in
genoemd fonds komen. Mocht er iets van beteekenis
inkomen, dan heeft de gemeente echter eene goede
gelegenheid om het te bewaren.
De heer van Messel dankt voor de inlichtingen en
meent dat dan ook wel de bepaling omtrent de ge
kweekte rente zal kunnen vervallen.
Artikels 29, 30 en 31 worden, de beide laatste met
de stem van den heer Zandstra tegen, ongewijzigd
vastgesteld.
Artikel 32 wordt ongewijzigd aangenomen en daarna
de verordening in haar geheel met algemeene stemmen
vastgesteld.
13. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
wijziging der verordening, regelende de inrigting van
het personeel der politie (gemeentebladen nos. 45 van
1905, 19 van 1906, 27 van 1908 en 21 van 1910).
(Bijlage no. 10).
De beraadslaging wordt geopend.
De heer G. W. Koopmans zegt dat de Raad zal
apprecieeren wat door den Burgemeester over de
politie is geschreven en hij gelooft de tolk van alle
leden te zijn, als hij den Voorzitter dank zegt voor
hetgeen door hem is voorgesteld. De waardeering,
die de Burgemeester voor de politie heeft, kan men