72 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 16 April 1912. Spreker wil echter voorkomen dat de nieuw aange- stelden eene hoogere bezoldiging zullen genieten dan zij die reeds in dienst zijn. Dat is af te keuren en wordt door den voorgestelden overgangsmaatregel voorkomen. Het hoofddoel is dus geweest om agenten te krijgen van een eenigszins hooger gehalte. Tusschen de agenten en de gemeentewerklieden bestaat een groot verschil. Men kan zeggen een timmerman moet zooveel verdienen en een stucadoor zooveel, maar dit kan niet worden gezegd van een agent. Het zit juist in de betaling welk soort agent men krijgt, maar daarmede is niet gezegd dat de tegen woordige functionarissen slecht betaald worden. Bovendien bestaat er nog een groot verschil tusschen de gemeentewerklieden en de politieagenten. De invoering van een werkliedenreglement heeft geruimen tijd in de lucht gehangen en meer dan een jaar is loonsverhooging tengevolge daarvan tegengehouden, omdat men zei, dat de loonen bij de invoering van het reglement toch opnieuw geregeld moesten worden. Een dergelijke toestand is bij de politie niet aanwezig. Het is ruim een jaar geleden dat de Raad besloot den politieagenten eene verhooging toe te kennen en als sprekers voorganger hier nog zat, zou thans van verhooging geen sprake zijn geweest. Op grond van een en ander acht spreker het niet wenschelijk een grooten sprong te nemen. Daarvoor bestaat geen reden en dit is vroeger evenmin bij de andere dienststakken de gewoonte geweest. Wat de heer Hartelust heeft opgemerkt omtrent de geldelijke gevolgen van het voorstel-Burger, onderschrijft spreker. De Raad noch spreker heeft daarvan eenig denkbeeld. Hij handhaaft dan ook het voorstel van Burgemeester en Wethouders en geeft den Raad ernstig in over weging dat aan te nemen. De heer Burger was straks onverwachts geroepen het voorstel-Yonck over te nemen en hij schijnt dientengevolge minder duidelijk te zijn geweest. Hij zal thans trachten zijne bedoeling heel duidelijk kenbaar te maken. Veel van wat door den Voorzitter is opgemerkt is spreker sympathiek en hij heeft ook met niet minder sympathie dan een der andere leden het optreden van den burgemeester gezien. Juist op het punt, waarop de regeling het meest dringend ver andering noodig had, heeft de burgemeester ingegrepen en dat op een tijdstip, waarop de Raad dit nog niet had kunnen verlangen omdat de regeling eerst van zoo kort geleden dateert. Dit optreden heeft spreker met sympathie begroet. Hij begrijpt wel dat de burgemeester met zijn voorstel is uitgeput. Dat spreker reden heeft gevonden om met een ander voorstel te komen heeft ook een oorzaak. Uit de toelichting lieeft spreker pas gemerkt dat ten opzichte van de overige agenten eene regeling is toegepast, die spreker altijd onjuist heeft geacht en die ook door den Raad onjuist is verklaard bij het Werkliedenreglement. In 1910 is eene algemeene salarisverhooging ingevoerd. De toen in dienst zijnde agenten hebben niet het tracte- ment gekregen, waarop zij naar de nieuwe regeling recht zouden hebben in verband met hunne dienst jaren. Dat acht spreker een bepaalde fout. Hij is er sterk voor die fout thans te herstellen en acht het bepaald onbillijk om dit alleen to doen voor do agenten der 8e klasse. Spreker heeft daarom het voorstel gedaan ten einde de agenten le en 2e klasse en wellicht de inspecteurs, die bij de vorige gelegen heid achteruit zijn gezet, tegemoet te komen. De heer Hartelust heeft den wensch uitgesproken te weten wat sprekers voorstel kost. Hij heeft daar niets tegen. Spreker zou dan ook den heer G. W. Koopmans willen uitnoodigen diens voorstel in te trekken of het van I naar II over te brengen. Dan kan de Raad I aannemen en de behandeling van II aanhouden totdat de nadere cijfers bekend zijn. Het is billijk dat men, als het eene verhooging geldt, de vraag overweegt waar de kosten weg moeten komen. Iets anders is het echter waar het geldt de menschen, die- door eene verkeerde toepassing der verordening niet hebben gekregen wat hun toekomt, in hun recht te herstellen. Dan is de geldkwestie niet meer de voornaamste zaak. Spreker heeft er echter niets tegen eerst cijfers te vernemen. De heer Zandstra stelt voor de behandeling aan te houden en in de volgende vergadering eene beslissing te nemen. De Voorzitter zou gaarne van den heer Zandstra de gronden voor diens voorstel vernemen. De heer Zandstra wil gaarne de kosten weten. Hij acht het rechtvaardig dat evengoed als voor de agenten 3e klasse de dienstjaren voor de le en 2e klasse in rekening worden gebracht. De gevolgen daarvan kan hij niet overzien en vandaar zijn voorstel. De Raad heeft dan ook tijd de zaak nog eens nader te bezien. De heer G. W. Koopmans meent dat hij met zijn voorstel geheel in de lijn van het voorstel van Bur gemeester en Wethouders is gebleven. Hij kan dus zijn voorstel gereedelijk handhaven. Hij heeft echter aan uitstel geen behoefte. Wanneer de verordening wordt aangenomen zooals die door Burgemeester en Wethouders of door spreker is voorgesteld, zijn de geldelijke gevolgen bekend en kan de heer Burger later altijd met een voorstel komen om de dienstjaren van de le en 2e klasse agenten te verhoogen. Thans hebben wij alleen te handelen over de 3e klasse agenten. Spreker blijft er echter bij te gelooven dat de Burgemeester voor het meerder salaris van ƒ25. of 50.geen beter agenten zal krijgen. Hierbij komt nog dat een nieuwe agent hetzelfde salaris zal krijgen als een met 4 dienstjaren, omdat hij op hooger peil staat. Daardoor zal de onderlinge ver houding in het corps, meent spreker, niet verbeteren. De heer Beucker Andreae wil ook zijne meening kenbaar maken, nu zoo even wordt voorgesteld de zaak niet verder te behandelen, maar uit te stellen in verband met een voorstel door den heer Burger ingediend. Spreker verklaart zich tegen uitstel en meent dat het voorstel door Burgemeester en Wethouders inge diend en steunende op dat van den Burgemeester, zoo eenvoudig is, dat men moeilijk zich daartegen kan verklaren, terwijl hij het ook niet gewenscht oordeelt, dat daaraan uitbreiding wordt gegeven. Hij gelooft, dat de Raad het best zal doen, het voorstel van Burgemeester en Wethouders onveranderd aan te nemen. De Voorzitter vraagt aan den heer Zandstra of deze diens voorstel niet wil intrekken, te meer waar de heer Burger zelf zegt dat de financieele kwestie hem niet kan schelen. Spreker heeft dit bezwaar tegen uitsteler zijn drie vacatures voor agenten. Dio heeft spreker juist met het oog op het voorstel van Burgemeester en Wethouders open gehouden. Spreker zou, alvorens in die vacatures te voorzien, gaarno eerst hot voorstel zien aangenomen. De heer Burger is van oordeel, dat het practisch zal zijn onderdeel I aan te nemen en de overgangs bepaling later te behandelen. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 16 April 1912. 73 De heer Zandstra trekt zijn voorstel in. De heeren Tijsma heeft intusschen de vergadering- verlaten. De heer Vonck wenscht allereerst een opmerking van den heer Burger te beantwoorden. Dat raadslid heeft gezegd: de heer Vonck heeft zijn voorstel te gauw ingetrokken. Dat is waar. Hij heeft dit echter gedaan uit practischo overwegingen. Wanneer er eene beslissing over eene bepaalde categorie moet worden genomen, gaat het niet aan een andere cate gorie er bij te halen. Volgens het voorstel van den burgemeester is het salaris bij vaste aanstelling ƒ600. maar ontvangt iemand, die thans nagenoeg 4 jaren heeft gediend, ook 600.Er is dus geen rekening gehouden met de verhooging van 25.die na twee jaar zou worden gegeven. Daardoor is de regel maat verbroken. Houdt men rekening met den vol brachten diensttijd dan kost de regeling meer geld, ruim/'500.maar als mon daarmee een zaak volkomen in orde kan krijgen, is dit niet te duur betaald. De Voorzitter wijst er op dat iemand met 4 dienst jaren op 1 Januari 1913 625.krijgt. Alleen zij, die korter diensttijd hebben, staan met de nieuwe agenten gelijk. Spreker doet nog opmerken dat de hoer Vonck, ware het niet door hem ingetrokken, diens voorstel had moeten overbrengen naar onder deel II sub l). Do heer Burgerdat is ook de fout van den heer <G. W. Koopmans. De beraadslagingen worden gesloten. Onderdeel I van het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met op één na algemeene stemmen .aangenomen. De heer Vonck stemt tegen. De heer Vonck verklaart dat hij in de meening verkeerde, dat over het geheele voorstel werd gestemd en dat hij zich daardoor heeft vergist. Zijn bedoeling- was vóór te stemmen. De Voorzitter zegt dat van deze verklaring aan- teekening zal worden gehouden. Onderdeel Ila van het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met algemeene stemmen aan genomen. Het voorstel-Burger-Feddema wordt verworpen met 16 tegen 3 stemmen. Vóór stemmen de heerenBerghuis, Zandstra en Burger. Tegen de heerenBeucker Andreae, van der Kooi, Fransen, Tulp, Wilhelmij, Boosman, G. W. Koopmans, Feddema, Oosterhoff, van Messel, Vonck, Hartelust, Feitz, Menalda, Komter en Schoondermark. Het voorstel-G. W. Koopmans-Boosman, thans ge wijzigd als betrekking hebbende op onderdeel 116, wordt verworpen met 12 tegen 7 stemmen. Vóór stemmen de heerenvan der Kooi, Fransen, Boosman, G. W. Koopmans, Zandstra, Vonck en Menalda. Tegen de heerenBeucker Andreae, Berghuis, Tulp, Wilhelmij, Feddema, Oosterhoff, van Messel, Burger, Hartelust, Feitz, Komter en Haverschmidt. Onderdeelen 116 en III van het voorstel van Burge meester en Wethouders worden thans met algemeene stemmen vastgesteld. Het voorstel in zijn geheel wordt met algemeene stemmen aangenomen. Niets meer aan de orde zijnde wordt de vergadering- door den Voorzitter gesloten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1912 | | pagina 8