116 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 Juni 1912.
en die van een notarieel afschrift der akte ten behoeve
van het gemeente-archief worden door adressant
gedragen.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
7. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om ont
heffing te verleenen van een voorschrift der bepalingen
van uitgifte van bouwterreinen aan de zuidzijde van het
Nieuwe Kanaal, ten opzichte van een aan H. Schaap,
alhier, in erfpacht uit te geven gedeelte van blok XVld
dier terreinen.
Dit voorstel luidt als volgt
Van H. Schaap alhier is bij ons eene aanvrage in
gekomen om hem naar den prijs van 5.per cA.
in erfpacht af te staan een gedeelte, groot ongeveer
138 M2., van blok XVId der bouwterreinen aan de
zuidzijde van het Nieuwe Kanaal.
Hij wenscht dien grond niet te bebouwen,
doch dezen als tuin aan te leggen. Dit wordt echter
door de hiervoor geldende bepalingen van uitgifte
niet toegelaten, daar deze een bebouwing van de uit
gegeven terreinen binnen vijf jaren na de dagteeke-
ning der erfpachtsakte vorderen. De aangevraagde grond
kan dus door ons niet provisioneel worden toege
wezen, tenzij door U van de betrekkelijke voorschriften
afwijking worde toegestaan.
Hiertegen bestaat bij ons, evenmin als bij den
Directeur der gemeentewerken, wiens advies wij U
overleggen, bezwaar, behoudens eenige te stellen voor
waarden, welke nagenoeg overeenkomen met die, ge
steld bij raadsbesluit van 8 Mei 1906, no. 160"/59,
genomen op een verzoek van gelijke strekking voor
een terrein aan de noordzijde van het Nieuwe Kanaal.
Wij hebben de eer alzoo voor te stellen te be
sluiten
met afwijking van het bepaalde bij artikel 21 der
voorwaarden betreffende de uitgifte van bouwterrei
nen, gelegen aan de zuidzijde van het Nieuwe Kanaal,
vastgesteld bij raadsbesluit van 25 Juni 1907 no.
172r/92, goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van
Friesland bij beschikking van 25 Juli d.a.v. no. 16,
aan H. Schaap alhier de beoogde ontheffing te ver
leenen, onder bepaling
a. dat de door hem in erfpacht gevraagde grond,
nader aangeduid op het hierbij behoorende kaartje,
binnen vijf jaren na de dagteekening der erfpachtsakte
als tuin moet zijn aangelegd of, zoo hij daaraan de
voorkeur mocht geven, moet zijn bebouwd;
b. dat het aanleggen en onderhouden van den
tuin geschieden ten genoegen van Burgemeester en
Wethouders
c. dat in de rooilijn van de gebouwen aan de
zuidzijde van de Gijsbert Japicxstraat, zoolang de
grond als tuin wordt gebruikt, geen muur wordt ge
plaatst, doch op de scheiding tusschen den in erf
pacht gevraagden grond en de openbare straat door
en ten koste van adressant en ten genoegen van
Burgemeester en Wethouders een ijzeren hek worde
geplaatst en gehouden
d. dat het gemeentelijk trottoir aan de Gijsbert
Japicxstraat, ter breedte van het aangevraagde ter
rein, door en ten koste van adressant en ten genoegen
van Burgemeester en Wethouders worde aangelegd;
e. dat hij te allen tijde de bevoegdheid behoudt
den als tuin aangelegden grond te bebouwen en dan
daarbij verplicht is tot nakoming van de betrekkelijke
bepalingen van uitgifte van het terrein
f. dat hij overigens onderworpen blijft aan de
vorenvermelde bepalingen van uitgifte.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
8. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan
P. Dekema J.Bzn., thans te Hilversum, kwijtschelding
te verleenen van de betaling van een gedeelte der door
hem verschuldigde huurpenningen voor de bovenwoning
van het perceel Bij de Put no. 17.
Dit voorstel luidt als volgt:
Bij raadsbesluit van 10 October 1911, no. 363 R/178
(zie Raadshandelingen 1911, blz. 209) werd o. m. be
sloten de met P. Dekema J.Bz. alhier, thans te Hil
versum, krachtens raadsbesluit van 11 Februari van
dat jaar no. 28 R/'22, voor het tijdvak van 12 Maart
191112 Mei 1912 gesloten huurovereenkomst ten
aanzien van de bovenwoning Bij de Put no. 17 te
ontbinden en ten opzichte van den huurprijs te be
palen, dat deze moest worden voldaan tot het tijdstip,
waarop zijn ontslag als Directeur der gemeentelijke
Arbeidsbeurs alhier zou ingaan, zijnde 1 Januari 1912.
Dientengevolge was deze aan de gemeente wegens
huur een som van 126.08 verschuldigd. Daar de
heer Dekema echter in de betaling daarvan, trots
aanmaning onzerzijds, nalatig bleef, riepen wij hiervoor
de tusschenkomst van het gemeentebestuur van Hil
versum in, onder uiteenzetting van den loop der
zaken. Dit bestuur verklaarde echter in den inhoud
van ons schrijven, dat wij hierbij overleggen, geen
aanleiding te vinden om de gevraagde medewerking
te verleenen.
Een vervolgens door den advocaat der gemeente,
Mr. J. M. van Hettinga Tromp, aan ons uitgebracht
advies deed ons ten slotte genoegen nemen met de
betaling door den heer Dekema van de aangeboden
som van f 78.onder machtiging aan genoemden
advocaat den oud-huurder daarvoor finale kwijting
te geven, een en ander in afwachting van een nader
door U te nemen besluit. Hiertoe werden wij geleid
door de overweging, door den rechtskundigen adviseur
aangegeven, dat geen schriftelijke huurovereenkomst
was aangegaan, niettegenstaande door den heer De
kema vroeger was verzekerd, dat het niet-teekenen
van het huurcontract voor de gemeente geen financieel
nadeel tengevolge zou hebben.
In dezen stand van zaken hebben wij de eer U,
onder aanbieding van de stukken, voor te stellen te
besluiten
van P. Dekema J.Bz. te Hilversum, vroeger alhier,
aan te nemen de door hem aangeboden som van f 78.
wegens huur voor de bovenwoning Bij de Put no. 17
alhier over het tijdvak van 12 Maart 19111 Januari
1912 en hem kwijtschelding te verleenen van het
restant der achterstallige huurpenningen, ad 48.08.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer van Messei wenscht een kleine opmerking
te maken. Burgemeester en Wethouders stellen aan
den Raad voor te besluiten:
„van P. Dekema te Hilversum, vroeger alhier, aan
„te nemen de door hem aangeboden som van 78.
„wegens huur, voor de bovenwoning Bij de Put, en
„hem kwijtschelding te verleenen van het restant der
„achterstallige huurpenningen ad 48.08."
Spreker heeft bij de stukken een schrijven van den
advocaat der gemeente gevonden, waarin deze mede
deelt, dat door hem het bedrag van 78.is ont
vangen tegen finale kwijting.
Spreker meent dus, dat de Raad in deze geen be
sluit meer behoeft te nemen.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 Juni 1912. 117
De Voorzitter antwoordt dat Burgemeester en Wet
houders de risico op zich hebben genomen, en dat
de Raad volkomen vrij is. Zij hebben het geld
in ontvangst laten nemen omdat volgens den advocaat
der gemeente de kans om het binnen te krijgen groo-
ter was als het direct werd geaccepteerd. Wanneer
de Raad echter het voorstel niet aanneemt zijn Burge
meester en Wethouders aansprakelijk.
De beraadslaging wordt gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
9. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders in
zake het adres van J. H. Bos e. a. om vergunning tot
aanleg van straten op de kadastrale perceelen sectie O
nos. 8076, 8986 en 6638, ten zuiden van de spoorlijn
naar Groningen nabij den weg Achter de Hoven.
Dit prae-advies luidt als volgt:
Door J. H. Bos en drie andere onderteekenaren
wordt aan Uwe Vergadering vergunning tot straat-
aanleg, in aansluiting aan het Vegelin-kwartier, ver
zocht op de beide perceelen land ten zuiden van den
spoorweg naar Groningen, tusschen dat stratencom-
plex en den tweeden spoorwegovergang in den weg
Achter de Hoven en op een zuidelijk aan die beide
perceelen aangrenzend derde kamp land, de kadastrale
perceelen 6638, 8986 en 8076 in sectie G. Na aan
vankelijk overleg met ons college, tengevolge waar
van de eerst ingediende plannen eenige wijziging
hebben ondergaan, is dezerzijds medewerking voor de
totstandkoming van den straataanleg toegezegd, die
als volgt zal worden uitgevoerd. In het verlengde
van de thans in aanleg zijnde straat op het terrein
de Walle bij den eersten spoorwegovergang is een
11 M. breede vóór 1914 te voltooien straat geheel langs
de spoorsloot tot aan den tweeden overweg ontwor
pen, die, evenals het eerste stuk, kan worden be
schouwd als een straat der le klasse, in het recht-
streeksch belang van het algemeen verkeer aangelegd,
zoodat daarvoor geen bijbetaling aan de gemeente
zal behoeven te geschieden. Op een afstand van circa
50 Meter van as tot as is een tweede straat evenwij
dig aan de vorige getraceerd, terwijl een drietal zij
straten, waarvan de meest oostelijke en de meest wes
telijke elkaar in het zuidelijke gedeelte van het terrein
ontmoeten, tusschen de beide parallelstraten de ver
binding vormenal deze andere straten, die vóór 1920
zullen totstandkomen, zijn behalve de tweede klasse
straat B F L M, als derde klasse straten gedacht.
Waar noodig volgens de bouwverordening, is de
demping van slooten verzekerdbij de aansluiting
van de straat langs de spoorsloot, de straat der le
klasse A B C D, op den weg Achter de Hoven, voor
welke aansluiting door de concessionarissen extra zal
worden bijbetaald, kan die demping door de gemeente
worden toegestaan, wat de scheidsloot langs laatst
genoemden weg betreft. De vraag is hier onder de
oogen gezien moeten worden of bedoelde spoorsloot
is een sloot in den zin der bouwverordening, zoodat
zij eveneens zou moeten worden gedempt. Wij hebben
geoordeeld dat hier niet van een zoodanige sloot
sprake is, omdat men bij de vaststelling van het be
trekkelijke voorschrift der bouwverordening destijds
meer het oog gehad heeft op onderlinge afscheidingen
van particuliere terreinen, die zonder bezwaar en
evengoed door een hek of dergelijke afsluiting zouden
kunnen worden vervangen. Die vervanging zou in
dit geval van den Staat zeker niet of slechts tegen
zware offers kunnen worden verkregen en zij is boven
dien bij de straatde Walle ook niet geëischt, omdat
de dwingende bepaling, althans voor de straat Z X
IJ, in 1905 nog niet bestond. Blijft de sloot dus
bestaan, dan zijn voor hare afwatering, de afwerking
van haar talud en den voldoenden aanleg van de
straat op dit laatste afzonderlijke voorwaarden noodig,
die de concessionarissen zich reeds hebben verbonden
na te leven.
Tengevolge van de overneming der straat door de
gemeente komt een deel der onderhoudskosten van
de sloot te haren laste. Deze lasten, gekapitaliseerd,
worden door adressanten aan de gemeente terugbe
taald.
Een tweede moeilijkheid, die zich bij de behande
ling van het stratenplan heeft voorgedaan, is de
rioleering der straten, die niet anders gevonden is
kunnen worden dan uitloopende in het Nieuwe Kanaal
door een ter hoogte van het Emmaplein bij de straat
B F onder den spoorweg te maken buisleiding. Dit
werk zal door de adressanten worden aangelegd en
met de straten gelijktijdig aan de gemeente in eigen
dom worden overgedragen. De capaciteit ervan, aldus
hebben wij, mede in overeenstemming met het advies der
Commissie voor de Openbare Werken, als eisch gesteld,
zal evenwel grooter moeten zijn dan voor het onder-
werpelijke stratencomplex strikt genomen noodig zou
zijn en wel om de mogelijkheid te openen dat mettertijd,
komen terreinen ter weerszijden van den weg Achter
de Hoven ook in exploitatie, deze op dezelfde wijze
hunne afwatering zullen kunnen verkrijgen.
Teneinde de onbillijkheid te ontgaan, die er in ge
legen is dat van de concessionarissen uitgaven worden
gevorderd, waarvan later anderen zullen profiteeren
zonder nochtans daarvoor te hebben moeten bijdra
gen, is aan adressanten toegezegd, dat door ons de
totstandkoming krachtens art. 240; der Gemeentewet
van een belastingverordening zal worden bevorderd
met behulp waarvan van de exploitanten der omlig
gende gronden later, zoo de omstandigheden daartoe
leiden, een billijke bijdrage in de kosten van het
rioleeringswerk zal worden gevorderd, die dan aan
de adressanten van thans zal worden gerestitueerd.
De overige punten van het hierna volgend ontwerp-
raadsbesluit behoeven o. i. geen nadere toelichting,
weshalve wij, op grond dat door de gevraagde ver
gunning een rationeele stadsuitleg zal worden ver
kregen, U voorstellen te besluiten
AA. aan adressanten J. H. Bos, J. H. Stoett, A.
Hiemstra en H. S. de Walle de gevraagde vergunning
tot straataanleg te verleenen op de kadastrale per
ceelen in sectie G nos. 6638, 8986 en 8076 volgens
de bij dit besluit behoorende teekening, en daartoe
te nemen het besluit, zooals het in ontwerp hiernevens
is gevoegd;
BB. vergunning te verleenen, voorzoover de ge
meente aangaat, tot de demping der scheidsloot ten
westen van den weg Achter de Hoven bij den tweeden
spoorwegovergang over de nader door Burgemeester
en Wethouders, in verband met den aanleg der straat
A B C D, aan te wijzen lengte;
CC. in afwachting van de definitieve voorstellen
van Burgemeester en Wethouders, zich in beginsel
Art. 240der Gemeentewet luidt als volgt:
Tot dekking der plaatselijke uitgaven kunnen de gemeentebe
sturen de volgende belastingen heffen:
a. enz.
j. wegens gebouwde eigendommen en hunne aanhoorigheden,
die gelegen zijn in bepaalde gedeelten der gemeente
een en ander naar grondslagen, volgens welke van de belasting
schuldigen in billijke evenredigheid een bijdrage gevorderd wordt
in de kosten ten laste der gemeente komendein het gevalonder
j ten behoeve van den aanbouw in de aldaar bedoelde gedeelten.
De laatstgenoemde belasting mag alleen wegens de na invoering
der belasting gestichte gebouwen en hunne aanhoorigheden worden
geheven.