ONTWERP. B. te bepalen C. als rooilijnen voor de te stichten gebouwen aan 118 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 Juni 1912. bereid te verklaren tot medewerking aan de totstand koming van eene belastingverordening, krachtens artikel 240j der Gemeentewet, volgens welke van eigenaren van gebouwde eigendommen, die gesticht zullen worden bij straataanleg op terreinen, grenzende aan of liggende nabij de sub AA bedoelde, een voldoende bijdrage zal worden gevorderd in de kosten van het sub I B 7° van het onder AA genoemde ontwerp-besluit vermelde rioleeringswerk, welke bijdrage vervolgens aan de concessionarissen Bos c.s. naar billijkheid zal worden gerestitueerd. De Raad der gemeente Leeuwarden gelezen het adres van J. H. Bos, J. H. Stoett, A. Hiemstra en H. S. de Walle, allen alhier, houdende verzoek tot straataanleg volgens eene overgelegde teekening, als door de bouwverordening geeischt, op de kadastrale perceelen sectie G nos. 6688, 8986 en 8076; overwegende dat door adressanten wordt overge legd eene door den rechthebbende op de ten zuid westen van het perceel no. 8986 liggende sloot ge- toekende verklaring, dat aan hen het recht is gegeven die sloot te dempendat adressanten zich voorstellen de straat A B C D en de overige op het perceel no. 8076 geprojecteerde straten met inbegrip van de straat P J L vóór 1914, de overige straten vóór 1920 aan te leggen, terwijl zij ontheffing vragen van het bepaalde in art. 5 der bouwverordening voor de sloot tusschen de perceelen nos. 8076 en 6638 eener- zijds en den spoorweg anderzijds gezien het voorstel van Burgemeester en Wethou ders, alsmede de bepalingen der bouwverordening; besluit: A. aan adressanten vergunning te verleenen tot straataanleg op de bovenaangeduide kadastrale per ceelen op de wijze als op de bij dit besluit behoo- rende teekening is aangegeven en de ontworpen stra ten wat hare afmetingen betreft en voor de* toepas sing van art. 6 der Bouwverordening te onderschei den als volgt: de straat A B C D, zijnde een straat in het recht- streeksch belang van het algemeen verkeer, als een straat der eerste klasse, de straat B F L M als die der tweede klasse en de straten E F G H, A A1 E IJK, L J P, 10, C H M K als die der derde klasse 1°. dat de straataanleg als volgt moet zijn voltooid de geheele straat A B C D, alsmede hare na te noemen aansluiting aan den weg Achter de Hoven bij den tweeden spoorwegovergang, voorts de overige op het perceel no. 8076 geprojecteerde straten, met inbegrip van de straat P J L, uiterlijk 31 December 1913; de overige straten uiterlijk 31 December 1919; waarna zij, de uitmeting, overdracht, overschrijving, de levering van een notarieel afschrift der akte ten behoeve van het gemeente-archief enz. voor rekening van adressanten, in eigendom aan de gemeente zullen worden overgedragen, onder bijbetaling binnen een maand na genoemde termijnen als bijdrage in de kosten van het voortdurend onderhoud van onder scheidenlijk 3620.525 en 3247.15 en van het van gemeentewege op den aanleg c.a. te houden toezicht van onderscheidenlijk 1206.965 en 360.466of zooveel meer of minder als deze sommen na den straataanleg, doch vóór de gestelde betalingstermijnen volgens een door den Directeur der Gemeentewerken te verrichten opmeting der straten zullen blijken te moeten bedragen, in verband met het in art. 6 der bouwverorde ning bepaalde, zijnde adressanten verplicht voor die be taling op de wijze door Burgemeester en Wethouders te bepalen en te hunnen genoegen zekerheid te stellen en zullende pas na de voltooiing van den straataan leg met inbegrip der na te noemen slootdemping en na de betaling der bovengenoemde bedragen de aan de straten gestichte gebouwen in gebruik mogen wor den genomen, op straffe als bij de bouwverordening is bepaald; 2°. dat de sloot ten zuiden van de spoorlijn naar Groningen niet wordt beschouwd als een „sloot" in den zin van art. 5, 2e lid der bouwverordening en dus niet behoeft te worden gedempt, terwijl voor het onderhoud dier sloot, dat de gemeente bij overne ming der straten te haren laste krijgt, tegelijk met den eersten termijn van het kapitaal voor voortdurend onderhoud der straten wordt gestort een bedrag naar f 1.325 per M1. straat A B C D 3°. dat door adressanten in een voldoende uitwa tering dier sloot moet worden voorzien, hetzij door aansluiting aan de aan te leggen rioleering, hetzij op andere wijze naar genoegen der Maatschappij tot Ex ploitatie van Staatsspoorwegen; 4°. dat door hen de straat ABCD aan de noord zijde wordt voorzien van een op den kant staande Amerikaansch grenen houten, met creosoot-olie be streken, plank van 5 X 30 cM. zwaarte, die beves tigd wordt tegen op 1 M. uiteenstaande palen van Amerikaansch grenen, eveneens gecreosoteerd hout, ter zwaarte van 10 X 10 cM. en van 1 M. lengte; 5°. dat het talud der sloot door hen naar genoegen van Burgemeester en Wethouders wordt aangelegd en verhoogd 6°. dat de weg Achter de Hoven bij den tweeden spoorwegovergang door hen zooveel wordt verhoogd, dat hier ter plaatse de weg onder een helling van niet meer dan 1 op 50 aansluite eenerzijds aan de kruin van den spoorweg ter hoogte van den boven kant der rails en aan den anderen kant aan den weg Achter de Hoven zelf, onder gelijkmatige helling van 1 op 30, terwijl die weg over de breedte van de straat ABCD waterpas moet liggen. Waar hij wordt verhoogd, moet de weg naar de zijde van het bouwterrein zooveel worden verbreed dat de helft, gemeten uit de as, naar genoemde zijde ten minste 5 M. breed zij. In het midden moet over de lengte der verhooging een bestrating van 5 M. breedte in waalklinkers worden aangelegd, afgezien van de aan sluiting op gelijke wijze aan de straat ABCD. De sloot moet ter plaatse worden gedempt en het terrein waar noodig afgescheiden; de meerdere breedte wordt voor de som van 1.benevens f 2.voor eiken M2. in gemeentegrond door adressanten gelegde bestrating, met de overige straten aan de gemeente overgedragen 7°. dat de rioleering van het stratenplan aldus door hen wordt ingericht, dat zij langs het Emma- plein in verbinding gebracht wordt met het Nieuwe Kanaal, terwijl het daartoe door de spoorlijn te maken werk eene capaciteit moet bezitten naar genoegen van Burgemeester en Wethouders en gelijktijdig met de straten aan de gemeente in eigendom en onder houd wordt overgedragen; 8°. dat de straten, zoo noodig onder gelijkmatige helling, aan bestaande straten worden aangesloten en worden aangelegd ter plaatse, ter lengte, ter breedte, ter hoogte en in de richting als op de teekening is aangegeven, terwijl overigens de door de bouwver ordening voorgeschreven eischen en de nader door Burgemeester en Wethouders te stellen voorwaarden omtrent de wijze van straataanleg, de trottoirs en trottoirbanden, de bestrating, de hoogte en helling der straten bij de aansluiting aan andere en deze aansluiting zelf, het zandbed, de riolen, putten en kolken en de demping van slooten moeten worden opgevolgd Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 Juni 1912. 119 te wijzen de op de teekening getrokken zware roode lijnen, terwijl op de tusschen rooilijn en weg gelegen ruimte, behoudens het bepaalde bij de bouwverorde ning, zonder vergunning van Burgemeester en Wet houders geen getimmerten van welken aard ook zul len mogen worden opgericht. De beraadslaging wordt geopend. De heer Menalda wenscht een vraag te doen. Et- is sprake van een sloot tusschen het terrein en den spoorweg. Er wordt gezegd in het prae-advies „de vraag is hier onder de oogen gezien moeten „worden of bedoelde spoorsloot is een sloot in den „zin der bouwverordening, zoodat zij eveneens zou moeten worden gedempt. Wij hebben geoordeeld „dat hier niet van een zoodanige sloot sprake is, „omdat men bij de vaststelling van het betrekkelijke „voorschrift der bouwverordening destijds meer het „oog heeft gehad op onderlinge afscheidingen van „particuliere terreinen, die evengoed door een hek „of dergelijke afsluiting kunnen worden vervangen". Spreker heeft nu voor zich artikel 5 der bouwver ordening. Daarin staat „Slooten aanwezig in- of langs deze straten, of in „of langs bouwterreinen, moeten door de aanleggers „der straten gedempt en zoo noodig gerioleerd worden In het laatste lid van artikel 5 staat: „Burgemeester en Wethouders kunnen van het „voorschrift in het tweede lid vervat, ontheffing ver leenen. In dat geval gelden de door hen te stellen „nadere eischen". Spreker kan moeilijk aannemen dat in dat artikel, hetwelk algemeen en zeer stellig is, alleen zouden bedoeld zijn de slooten, in het prae-advies aangeduid, ook omdat ontheffing wel niet noodig zoude zijn van 't dempen van slooten, die „evengoed door een hek of dergelijke afsluiting kunnen worden vervangen", bij welker niet-demping 't belang dus gering is. Intusschen heeft hij geen bezwaar tegen 't niet dempen der spoorsloot en evenmin tegen 't verdere plan, zoodat zijne bedoeling alleen is den Raad hierop te wijzen en Burgemeester en Wethouders de vraag te stellen of men door 't aannemen van 't voorstel niet in conflict komt met artikel 5 der bouwverorde ning. De heer Fransen heeft ook enkele vragen te stellen aangaande dezelfde sloot, al is het dan ook iets anders dan van den heer Menalda. Burgemeester en Wet houders stellen voor om adressanten te vragen voor het onderhoud der sloot, dat de gemeente bij de over name te haren laste krijgt, een bedrag van 1.325 per M1. straat ABCD. Spreker vraagt of de naastliggers de sloot moeten onderhouden. Hij meent dat alle slooten langs den spoorweg, dus ook deze, het eigendom der spoorweg maatschappij zijn. Dan staat er in het prae-advies dat de capaciteit der rioleering naar de Emmakade grooter moet zijn dan noodig is voor het straten-complex van de heeren Bos c.s., om de mogelijkheid te openen dat, komen de terreinen ter weerszijden van den weg Achter de Hoven ook in exploitatie, deze op dezelfde wijze hunne afwatering kunnen krijgen. Burgemeester en Wethouders zeggen nu: „ten einde „de onbillijkheid te ontgaan, die erin gelegen is, dat „van de concessionarissen uitgaven worden gevorderd, „waarvan later anderen zullen profiteeren, zonder „nochtans daarvoor te hebben moeten bijdragen, is „aan adressanten toegezegd, dat door ons de totstand koming krachtens artikel 240der Gemeentewet van „een belastingverordening zal worden bevorderd, met „behulp waarvan de exploitanten der omliggende „gronden later, zoo de omstandigheden daartoe leiden, „eene billijke bijdrage in de kosten van het riolee- „ringswerk zal worden gevorderd, die dan aan de „adressanten van thans zal worden gerestitueerd". Spreker vraagt of het wel billijk is aan concessio narissen deze kosten op den hals te schuiven en of het geen overweging verdient dat de gemeente de meerdere te maken kosten dezer rioleering voor haar rekening neemt, om die later van de nieuwe conces sionarissen in te vorderen. De Voorzitter is het met den heer Menalda eens dat de letter der bouwverordening dit raadslid meer in het gelijk stelt dan Burgemeester en Wethouders. Dezen hebben geredeneerd dat het niet mogelijk is met de straat 25 M. uit de sloot te blijven. Het hoofdmotief van de Commissie voor de Openbare Werken en Burgemeester en Wethouders is dan ook geweest te voorkomen, dat er twee rooilijnen zouden komen, n.l. een op minder dan 25 M. bij den eersten spoorwegovergang en verder op grooteren afstand van de sloot. Dit is het practische hoofdbezwaar van Burgemeester en Wethouders, en om dit op te heffen, heeft men aangegrepen wat de leden, die aan de vaststelling der bouwverordening hebben meege werkt, mededeelden omtrent de bedoeling van de be paling betreffende slootdemping. Ook zou men kunnen beweren dat de Raad, toen hij het bouwplan-de Walle goedkeurde en dit ge schiedde vóór de totstandkoming der bouwverorde ning de rooilijn voor de nu aan te leggen straat tevens heeft vastgesteld. De heer Fransen heeft gevraagd hoe het met het schoonhouden der sloot zit. Spreker weet niet of ze geheel eigendom is van de Maatschappij tot Exploi tatie van Staatsspoorwegen, maar volgens het rapport van den Directeur der Gemeentewerken betalen de naastliggers de helft van de kosten van het schoon houden. Spreker veronderstelt dat zij dit wel niet zonder verplichting zullen doen en de gemeente moet zich, wanneer zij naastligger wordt, voor die verplich ting schadeloos doen stellen. Wat aangaat de kwestie van de capaciteit der rio leering voelt spreker wel iets voor de billijkheid van de redeneering van den heer Fransen. De aanvragers moeten meer kosten maken dan voor hun eigen stratencomplex noodzakelijk is, maar de gemeente kan de risico niet op zich nemen, dat de omliggende terreinen niet bebouwd worden. Mogelijk worden die terreinen bebouwd, maar dat is onzeker. De aanvragers hebben zich bij deze voorwaarden neergelegd. De gemeente kan niet anders doen dan eene regeling in uitzicht te stellen, waardoor zij te eeniger tijd eenigszins schadeloos worden gesteld. De heer Fransen heeft in de stukken niet kunnen lezen, dat de aanvragers zich bij de voorwaarden hebben neergelegd. De Voorzitter kan den heer Fransen de verzekering geven dat zulks wel het geval is. De heer Fransen meent dat het moeilijk aangaat de risico van het al of niet bebouwen der omliggende terreinen op de aanvragers te laten rusten. Wanneer deze er echter tevreden mee zijn, zal spreker er niet verder op ingaan. Spreker heeft nu nog een vraag te doen, die hij zooeven heeft vergeten. Hij zou gaarne willen weten hoe het komt, dat de dwarsprofielen op de teekening niet kloppen met de reeds aan gelegde bestrating. De Voorzitter wijst er den heer Fransen op dat deze het bouwplan-Bos op het oog heeft en dat deze aan vrager niet dezelfde verplichtingen heeft als de Walle.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1912 | | pagina 5