174 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 October 1912. 5. Rapport der commissie voor de reclames omtrent bezwaarschriften in eersten aanleg, diensten 1911 en 1912 en in beroep, dienst 1911, tegen aanslagen in den Hoofdelijken Omslag. Na heropening is aan de orde 6. Rapport der commissie, belast geweest met het onderzoek der gemeenterekening, dienst 1911. De conclusie van het rapport, strekkende a. tot voorloopige vaststelling der gemeente rekening, dienst 1911, in ontvang tot een bedrag van 1,809,014.28 uitgaaf 1,533,650.06 Saldo 275,364.22 b. Burgemeester en Wethouders 's Raads dank te betuigen voor het nauwkeurig beheer (waarvoor de Voorzitter namens Burgemeester en Wethouders dankt), wordt met algemeene stemmen aangenomen. De Wethouders hebben tot het nemen van dit besluit niet medegewerkt. 7. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan J. de Vries, wegens zijne benoeming tot marktmeester der veemarkt, eervol ontslag te verleenen als waagmeester. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 8. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan dr. H. D. Verdam op zijn verzoek eervol ontslag te ver leenen als conrector aan het Gymnasium alhier. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 9. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling van den pensioengrondslag van mej. M. Hartstra, als leerares aan de school van Middelbaar Onderwijs voor meisjes en van mej. G. Marwitz en cle heeren C. J. Baart de la Faille, H. Boonstra, dr. K. Poll en dr. H. D. Verdam, als leerares resp. leeraar aan het Gymnasium. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 10. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot onbewoonbaarverklaring van een 20-tal woningen. Dit voorstel luidt Bij schrijven van den gemeentelijken Inspecteur voor het Woningtoezicht alhier, dd. 3 Februari 1912, no. 51, is in overweging gegeven om verschillende woningen op grond van niet voor herstel vatbare gebreken onbewoonbaar te verklaren. De Gezondheids-commissie voor de gemeente Leeu warden, hierover om advies gevraagd, heeft bij missive van 11 Juni 1912 te kennen gegeven, dat blijkens een van harentwege ingesteld onderzoek naar den toestand der woningen, welke door den gemeentelijken Inspecteur voor het Woningtoezicht voor onbewoon baarverklaring worden voorgedragen, niet de nood zakelijkheid wordt ingezien, alle thans onbewoonbaar te verklaren, omdat er zich verscheidene onder be vinden, welke door het aanbrengen van verbeteringen in bewoonbaren toestand zijn te brengen, terwijl ook eenige woningen nog geschikt worden geacht ter be woning. Wij kunnen ons met dit advies vereenigen, uit gezonderd voor zooveel het betreft de woning Groene- weg no. 331, welke wij nog niet onbewoonbaar ver klaard wenschen te zien, zoolang deze door den tegenwoordigen bewoner is betrokken. Met verwijzing naar de hierbij overgelegde stukken hebben wij de eer U voor te stellen over te gaan tot de onbewoonbaarverklaring van de woningen Boterhoek no. 133 (2 beneden- en 2 bovenwoningen), Langesteeg nos. 117 en 131, Arendsklooster no. 26, Nieuweburen no. 49 (beneden) en 61, Oldehoofster Kerkhof nos. 42 en 44, Schipperssteeg nos. 18 en 20, Kromme Elleboogsteeg nos. 7 en 9 (2e verdieping), Schuitmakerssteeg nos. 1 en 3Pijpbakkerssteeg nos. 14 en 11, Kogelschans no. 27 en Amelandsstraat nos. 15, 13 en 43, met last om binnen zes maanden, te rekenen van den in art. 18, lid 3, der Woningwet bedoelden dag, de woningen te doen ontruimen en daartoe vast te stellen het besluit, dat in ontwerp hiernevens gaat. ONTWERP. De Raad der gemeente Leeuwarden Overwegende dat de woningen Boterhoek no. 133 (2 beneden- en 2 bovenwoningen), toebehoorende aan A. F. W. Hanewacker te Sneek Langesteeg no. 117, toebehoorende aan D. Kleisma, alhier Langesteeg no. 131, toebehoorende aan H. J. van der Heide, alhier Arendsklooster no. 26, toebehoorende aan de erven van H. G. Westra te Huizum Nieuweburen no. 49 (beneden), behoorende aan J. G. Washington Schreuder en cons., alhier; Nieuweburen no. 61, toebehoorende aan H. Antoine, alhier Oldehoofster Kerkhof no. 42, toebehoorende aan L. P. Doodkorte, alhier Oldehoofster Kerkhof no. 44, toebehoorende aan Mej. H. Sonnega, alhier Schipperssteeg nos. 18 en 20, toebehoorende aan P. Bokma, alhier Kromme Elleboogsteeg no. 7, toebehoorende aan mej. J. Westra te Huizum Kromme Elleboogsteeg no. 9 (2e verdieping), toe behoorende aan S. Landstra weduwe G. Lubach, alhier; Schuitmakerssteeg no. 1, toebehoorende aan G. Zwolsman, alhier Schuitmakerssteeg no. 3, toebehoorende aan G. Kootstra weduwe J. A. van der Noord en kinderen, alhier Pijpbakkerssteeg no. 14, toebehoorende aan A. Eijgelaar en A. F. Zijlstra, alhier Pijpbakkerssteeg no. 11, toebehoorende aan A. Cohen en cons., alhier Kogelschans no. 27, toebehoorende aan C. L. B. J. Feitz, alhier; Amelandsstraat no. 15, toebehoorende aan A. IJtsma echtgenoote van J. F. Schuitmaker, alhier Amelandstraat no. 13, toebehoorende aan F. Wielsma en cons, te Sneek, en Amelandstraat no. 43, toebehoorende aan J. van der Werf wed. H. Vlietstra en cons, te Ermelo ter bewoning ongeschikt zijn en niet door het aanbrengen van verbeteringen in bewoonbaren staat kunnen worden gebracht gehoord de Gezondheids-commissie voor de gemeente Leeuwarden (advies van 11 Juni 1912) gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders en de bepalingen der Woningwet besluit onbewoonbaar te verklaren de woningen Boterhoek no. 133 (2 beneden- en 2 bovenwoningen), Langesteeg nos. 117 en 131, Arendsklooster no. 26, Nieuweburen no. 49 (beneden) en 61, Oldehoofster Kerkhof nos. 42 en 44, Schipperssteeg nos. 18 en 20, Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 October 1912. 175 Kromme Elleboogsteeg nos. 7 en 9 (2e verdieping), Schuitmakerssteeg nos. 1 en 3, Pijpbakkerssteeg nos. 14 en 11, Kogelschans no. 27 en Amelandstraat nos. 15, 13 en 43, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, in sectie C no. 1126, sectie G nos. 2575 en 2585, sectie B no. 2785, sectie A nos. 1186 en 48, sectie C nos. 391 en 392, sectie B nos. 322, 323, 257, 256, 1709, 1710, 221, 231 en 17, sectie C no. 67 en sectie B nos. 152, 151 en 166, toebehoorende als boven is om schreven, met last om bedoelde woningen te doen ontruimen binnen zes maanden, te rekenen van den dag, waarop de tijd tot voorziening is verstreken of het besluit tot onbewoonbaarverklaring is gehandhaafd. De Voorzitter deelt mede dat, sedert het voorstel is ingediend, bericht is ingekomen dat de woningen Schipperssteeg nos. 18 en 20 niet meer als woonhuis zijn ingericht. De binnenbetimmering is er uitge broken, een steenen vloer is aangebracht en de beide perceelen zijn door P. Bokma tot pakhuis ingericht. Deze beide woningen worden derhalve uit het voorstel van Burgemeester en Wethouders teruggenomen. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het aldus gewijzigd voorstel van Burgemeester en Wethouders. 11. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om in het belang van stelselmatige bebouwing, bouwverbod te leggen op strooken arond ten noorden en oosten van Werkmanslust en de Willem Sprengerstraat, kad. bekend- sectie F, nos. 288ö1278 en 1279 (Bijlage no. 21). Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 12. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders inzake het adres van het Hoofdbestuur der vereeniging ^Nosokómos", Nederlandsche vereeniging tot bevordering der belangen van verpleegsters en verplegers, om aan de inwonende verplegenden in de gemeentelijke ziekenin- richtingen tijdens hunne vacantie f 1.daags voor kost en inwoning te vergoeden. Dit prae-advies luidt als volgt: In onze handen werd om prae-advies gesteld het hierbij teruggaand adres van het hoofdbestuur van Nosokómos, Nederlandsche vereeniging tot bevordering der belangen van verpleegsters en verplegers. Daarbij wordt verzocht den inwonenden verplegenden in de gemeentelijke inrichtingen voor ziekenverpleging, op het voetspoor van Amsterdam, ƒ1.daags voor kost en inwoning te vergoeden tijdens hun vacantie. Op die vergoeding meent adressant, dat die verplegenden recht hebben, omdat hun salaris bestaat uit een bepaalde geldsom en het genot van kost en inwoning en zij van dit laatste tijdens hun vacantie geen gebruik zouden maken. Afgescheiden van de omstandigheid, dat een ver gelijking in deze met gemeentelijke ziekeninrichtingen te Amsterdam niet geheel opgaat, aangezien het aanvangssalaris in het Stadsziekenhuis alhier 150. bedraagt tegen 100.in het Wilhelmina- en het Binnengasthuis aldaar, kan er geen sprake zijn van recht. Bij aanstelling weten de betrokkenen, hoe hunne bezoldiging is samengesteld en dat zij aanspraak hebben op vacantie. Deze behoeven zij niet te nemen, en, al doen zij dit, dan blijven zij niettemin gerechtigd de maaltijden in het Stadsziekenhuis te gebruiken en daar hun nachtrust te genieten wenschen zij hiervan niet te profiteeren, dan geschiedt dit geheel vrijwillig. Reeds op grond van deze overwegingen meenen wij met de Commissie van beheer over het Stads ziekenhuis, wier advies hiernevens is gevoegd, dat het verzoek moet worden afgewezen. Doch bovendien merken wij op, dat de in genoemde inrichting werk zame verpleegsters tot nog toe, wanneer zij hare vacantie elders doorbrachten, nimmer voor kost en inwoning gedurende dien tijd hadden te betalen en alzoo uit dien hoofde geen schade leden, terwijl hun werkzaamheid in die inrichting een tijdelijk karakter draagt, welke zij trachten te benutten om het diploma als ziekenverpleegster te verkrijgen zijn zij in het bezit daarvan, dan vertrekken zij gewoonlijk spoedig. In verband met het bovenstaande hebben wij de eer U derhalve voor te stellen te besluiten tot afwijzing van het verzoek. De beraadslaging wordt geopend. De heer Vonck zegt dat, nu „Nosokómos" haar ver zoek grondt op een ook in sprekers oog vermeend recht, er voor den Raad niets overblijft dan de eind conclusie van Burgemeester en Wethouders te onder schrijven. Met des te meer gemoedsrust doet spreker dit, nu hij leest: „dat de verpleegsters tot nu toe, „wanneer zij hare vacantie elders doorbrachten, nimmer „voor kost en inwoning gedurende dien tijd hadden „te betalen en alzoo uit dien hoofde geen schade „leden". Waar nu geen schade wordt geleden, behoeft die ook niet te worden vergoed. Echter kan zich het geval voordoen, dat een ver pleegster geen vacantie zou kunnen nemen, die althans niet elders zou kunnen doorbrengen, eenvoudig omdat zij geen verwanten heeft, die haar kunnen herbergen en geen fondsen om een verblijf elders te bekostigen. Voor een dergelijk exceptioneel geval zou spreker dan de welwillendheid van den Raad willen inroepen. Van nabij bekend met de moeitevolle taak der verpleegsters, een taak, die dikwijls zware eischen stelt aan haar physiek en een groote verantwoordelijk heid meebrengt, is hij overtuigd dat voor haar een tijdelijke rust ieder jaar absoluut noodzakelijk is, zoowel in het belang der verpleegsters zelve als in dat van den dienst. Zal nu echter zoo'n vacantie voldoen aan den eisch: ontspanning brengen zoowel geestelijk als lichamelijk, dan moet zij niet worden doorgebracht in dezelfde stad en in dezelfde woning, maar in een omgeving, waarin niets haar herinnert aan haar dagelijksche beslommeringen. Spreker doet tenslotte opmerken dat hij geen belofte vraagt, hij wenscht alleen zijn meening aan het oordeel van den Voorzitter te onderwerpen en spreekt de hoop uit dat in een voorkomend geval daarmede rekening zal worden gehouden. De heer Zandstra kan zich deels aansluiten bij het betoog van dr. Vonck. Hij wil echter over iets anders spreken. Wanneer spreker het adres beschouwt, heeft hij alleen deze aanmerking, dat het bescheiden is, ja hem al te bescheiden. Wanneer hij nu de argu menten van Burgemeester en Wethouders nagaat, komt hij tot de conclusie, dat deze zich op een standpunt hebben geplaatst, dat zeer conservatief kan worden genoemd. Of het aanvangssalaris te Amsterdam lager is dan hier, doet tot hetgeen gevraagd wordt niets toe en of de verpleegsters, zooals Burgemeester en Wethouders zeggen, bij hare aanstelling weten hoe hun salaris is samengesteld, evenmin. Dat weten toch alle ambtenaren, zoowel in gemeente- als parti culieren dienst en hoe dikwijls wordt niet door den Raad op een daartoe strekkend verzoek tusschentijds salarisverhooging toegestaan. Wanneer toch het loon onherroepelijk vaststaat zooals men dit bij de aan stelling overeenkomt, zou elk adres te vergeefsch zijn.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1912 | | pagina 3