224 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 28 October 1912.
Volgno. 218. Verlichting, verwarming en schoonhou
den der schoollokalen f 12650.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer G. W. Koopmans heeft de opmerking ge
maakt dat de concierge van gemeenteschool no. 12
voor het openen en sluiten der deuren voor gemeen
telijke lessen cent per uur ontvangt. Burgemees
ter en Wethouders hebben geantwoord dat hun de
belooning van dezen concierge voldoende voorkomt.
Burgemeester en Wethouders kunnen de belooning van
f 450.en de vergoeding voor schoonmaken a f 432.
wel voldoende vinden.
Er is echter ook uitgetrokken f 350.voor het
openen en sluiten der deuren voor gemeentelijke lessen.
Daarvoor krijgt de concierge ongeveer 35.of B1/2
cent per uur. Spreker acht dat geen belooning. De
gemeente mag niemand laten werken voor 31/2 cent
per uur, al is het maar voor het openen en sluiten
van deuren. Spreker stelt voor den post met 40.—
te verhoogen en den concierge 7 cent per uur uit te
betalen.
De Voorzitter antwoordt dat de concierge van school
12 geen cent ontvangt uit den post van 350.
Deze post is voor het openen en sluiten der deuren
bij gemeentelijke lessen. In school 12 wordt geen
enkele buitengewone gemeentelijke les gegeven. De
tegemoetkoming betreft Rijks- en particuliere lessen.
De vergoeding die het Rijk geeft, is het laagst,
n.l. voor 720 uren normaalles f 8.72. Particulieren
betalen voor 480 uren 16.71 en voor 200 uren
hoofdcursus wordt 9.34 betaald. De heer Gr. W.
Koopmans zal met verhooging van dien post zijn
doel niet bereiken.
De heer G- W. Koopmans neemt deze mededeeling
in dank aan. De gemeente echter is de meest schul
dige. De man moet niet alleen de deuren openen
en sluiten, maar hij moet ook, evenals een politie
agent, bepaalde uren present zijn, zonder echter altijd
daadwerkelijk de gemeente te dienen en handenarbeid
te verrichten. Spreker wil gaarne, wanneer ter tafel
komt de vergoeding voor het gebruik van schoollokalen
voor particuliere lessen, dat dan ook dit tarief wordt
herzien. Spreker hoopt dat Burgemeester en Wet
houders er dan voor zullen zorgen dat deze diensten
beter worden beloond.
De Voorzitter meent dat men het werk van een
agent, die langs de straat moet surveilleeren, volstrekt
niet kan gelijk stellen met dat van den concierge om
een deur open te doen. Hij is echter bereid ook deze
zaak nog eens nader te bekijken.
De heer G. W. Koopmans heeft geen vergelijking
gemaakt met een politieagent, maar deze alleen als
voorbeeld aangehaald. Hij trekt zijn voorstel in.
De beraadslaging wordt gesloten.
Yolgno. 213 wordt onveranderd vastgesteld, evenals
volgnos. 214217.
Volgno. 218. Kosten voor het gebruik van de kine
matograaf ten behoeve van het onderwijs, f 210.
De beraadslaging wordt geopend.
Den heer Zandstra spijt het dat de Wethouder van
Onderwijs niet tegenwoordig is. Hij had eenige vragen
willen stellen. Spreker zal het evengoed doen, dan
kan de Wethouder later wel antwoorden. Hij vraagt
of de proefneming met de bioscoop ten dienste van
het onderwijs als volkomen geslaagd kan worden be
schouwd en of het gebleken is dat de bioscoop als
leermiddel aan de hooge verwachtingen beantwoordt,
welke men ervan koesterde. Is het snelle voorbijtrekken
van een reeks beelden en voorstellingen geen bezwaar
voor een rustige waarneming En wat beklijft er
van zoo'n bioscopische les Heeft men hieromtrent
de meening der onderwijzers wel eens gevraagd
Zoo ja, wat was dan hunne meening? Rog wenscht
spreker te vragen of het bijeenkomen van een groot
aantal kinderen uit verschillende scholen niet een
praktisch bezwaar is gebleken met het oog op de
goede orde.
Op al die vragen had spreker gaarne een duidelijk
antwoord. Spreker wil dit vooral gaarne, omdat hier
ten vorigen jare is gewezen op een ander leermiddel,
n.l. de projectielantaarn en welker waarde door den
heer van der Kooi hooger werd geschat dan die van
de bioscoop.
Dat er meer menschen zijn die daar zoo over denken,
blijkt spreker uit een artikel in „het Volk" (26 Octo
ber 1912, 4e kolom). Daarin wordt melding gemaakt
van een contract dat de gemeente Amsterdam heeft
gesloten met een lichtbeeldenvereeniging, om voortaan
ook lichtbeelden als leermiddel bij het lager onderwijs
te bezigen.
De heeren Hermans en Dr. M. Gr. de Boer gaven
in Amsterdam voor een talrijk gezelschap onderwijzers
en onderwijzeressen een voordrachtavond in het Nuts-
gebouw. De heer Hermans gaf een voordracht met
platen, op het plantenleven betrekking hebbende, en de
heer de Boer lichtte een reeks historische lichtbeelden
toe. In het bedoelde artikel nu trokken de volgende
bewoordingen sterk sprekers aandacht:
„de beelden leken ons uitermate als leermiddel geschikt,
meer nog dan bioscoopvertoningen, die met hun snel
„opeenvolgende indrukken den leerlingen het verwerken
niet gemakkelijk makend
Daarbij komt nog dat men voor het geven van een
lichtbeeldenvoorstelling geen 4 a 500 kinderen bijeen
hoeft te brengen. Op een donkeren wintermiddag, en
die komen er vele, kan men die platen in de klas
zelf projecteeren en er rustig les bij geven. Door
uitleening en uitwisseling kunnen alle scholen ervan
profiteeren en bereikt men in minder tijd meer resul
taten. Het wil spreker voorkomen dat, waar nu een
proef met de bioscoop is genomen, het voor eene
volledige beoordeeling van groot belang is een proef
te nemen met een lichtbeeldenvertooning. Dan kan
het onderwijzend personeel het voor en tegen van
beide manieren vergelijken en uitspreken, wat voor
de school, voor de kinderen de grootste waarde heeft.
De proefneming kan volgens spreker veel gemak
kelijker worden genomen dan met een bioscoop, omdat
daarvoor een zaal moet-, hier het schoolvertrek kan
worden gebruikt, zoodat ze zonder veel stoornis op
den gang van het onderwijs in het algemeen kan
plaats hebben.
Spreker heeft daarom de eer voor te stellen
de Raad noo^igt Burgemeester en Wethouders uit
dit jaar, in overleg met het onderwijzend personeel,
een proef te nemen met het geven van lichtbeelden-
voorstellingen in de lagere scholen alhier.
De Voorzitter stelt voor de behandeling dezer motie
aan te houden, totdat de wethouder Schoondermark
terug is en dezen post op de begrooting te handhaven.
Dit voorstel wordt aangenomen en de beraadslaging
gesloten.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 28 October 1912. 225
Volgno. 218 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgno. 219. Kosten van rechtstreeks van gemeente
wege verstrekte voeding en kleeding aan behoeftige
schoolkinderen, f 450.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Zandstra zal over dezen post niet uit
weiden. Spreker meent dat meer moet worden ver
strekt dan alleen klompen, aan kleeding is even groote
behoefte. Hij staat nog op hetzelfde standpunt als
verleden jaar en stelt voor den post te verhoogen
tot f 1000.—.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel-Zandstra wordt met 16 tegen 3 stemmen
verworpen.
Vóór stemmen de heeren Zandstra, Tulp en G. W.
Koopmans.
Tegen de heeren Beucker Andreae, Lautenbach,
Boosman, Tijsma, Fransen, Haverschmidt, Feitz, J.
Koopmans, Wilhelmij, Menalda, Oosterhoff, van Messel,
Komter, Hartelust, Vonc-k en Berghuis.
Volgno. 219 wordt onveranderd vastgesteld, even
als volgno's 220222.
Volgno. 223. Bijdrage in de kosten van school
reisjes. f 200.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Soosman heeft de vorige week een enkel
woord gesproken over de bijdrage der gemeente in
de kosten van schoolreisjes. Spreker heeft toen reeds
aangekondigd, dat hij bij de begrooting zou komen
met een voorstel tot verhooging van dezen post. Hij
stelt dan ook bij deze voor, dien post te verhoogen
tot 300.Spreker motiveert dit voorstel als volgt
Blijkens door hem ingewonnen inlichtingen zijn er
in het 5e en 6e leerjaar van de 4 scholen voor koste
loos onderwijs te zamen 400 leerlingen. Is nu de
toelage der gemeente 200.dan is dit voor ieder
kind dus f 0.50. Hem werd tevens medegedeeld,
dat de kinderen 3 cent per week sparen. Enkele
kinderen moeten echter reeds na eenige weken het
sparen staken, weer anderen zijn in het geheel niet
tot sparen in staat, zoodat ze van het reisje verstoken
blijven. Gevallen hebben zich voorgedaan, dat de
gezamenlijke onderwijzers uit eigen zak de reiskosten
voor deze kinderen bijeenbrachten, om hen toch aan
de reis te doen deelnemen.
Hoe mooi deze daad op zich zelf ook zij, voldoende
blijkt daar tevens uit, dat het hoogst wenschelijk is,
den post te verhoogen.
Met vertrouwen heeft spreker dan ook zijn daartoe
strekkend voorstel ingediend.
De heer Berghuis heeft intusschen de vergadering
verlaten.
De heer Zandstra zegt dat in de vorige vergadering
met op één na algemeene stemmen is aangenomen
het afwijzend prae-advies van Burgemeester en Wet
houders ten opzichte van de schoolreisjes. Dit nu
was wel een bijzondere stemming, daar reeds in 1911
een nog verder strekkend voorstel om 1000.uit
te trekken 7 stemmen vóór mocht verwerven.
Spreker vroeg of de leden, die toen voorstemden,
zoozeer door het prae-advies overtuigd waren, dat ze
een frontverandering konden verantwoorden. Hun
antwoord wacht spreker met belangstelling af.
Spreker wil echter nu nog eens eenige opmerkingen
in het midden brengen, gedachtig aan het spreek
woord de aanhouder wint. Reeds vroeger heeft
spreker medegedeeld de schoolreisjes als een leer
middel te beschouwen, en dat hij ze op dien grond
geheel wil doen betalen door de gemeente, die ook
de andere leermiddelen, op arme- en tusschenscholen,
geheel kosteloos verstrekt. Sprekers standpunt is
tot nu toe niet bestreden of de onjuistheid er van
aangetoond. Die ervaring doet spreker in deze ver
gaderingen wel meer op Bij de laatste debatten
over de onderwijzerssalarissen heeft spreker in eene
uitvoerige beschouwing de onvoldoendheid daarvan
aangetoond en met geen enkel woord is daarop door
den Wethouder ingegaan. Zijn antwoord hield er
geen verband mee, het stond er geheel buiten. Nu
mag men in het algemeen die taktiek van niet be
antwoorden toepassen in het vertrouwen dat sprekers
voorstellen toch worden afgestemd, maar die wijze
van doen getuigt niet van een groot beginsel. Spre
ker verwacht nu dat men eens zal aantoonen, dat
schoolreisjes niet als een leermiddel kunnen worden
beschouwd. Dit zal niet gemakkelijk vallen, daar de
onderwijsmannen zelf het beschouwen als een leer
middel bij uitnemendheid.
Op grond daarvan alleen is spreker reeds tegen
stander van het spaarsysteem.
Hier komt spreker aan den heer Boosman. Deze
is in zeker opzicht zichzelf gelijk gebleven, al heeft
hij nog niet duidelijk gemaakt, hoe hij ten vorigen
jare een voorstel om 1000.uit te trekken kon
steunen en nu een bescheiden aanvraag om 800.
den nek toedraaide. Hij is nog steeds, zooals hij in
1908 reeds aan de Bondsafdeeling schreef, een voor
stander van het verstrekken van gelden voor school
reisjes,maar onder voorbehoud, dat de kinderen worden
aangemoedigd tot sparen, opdat ze zouden weten zelf
tot het reisje te hebben meegewerkt. Wij zijn nu
1912. De heer Boosman is al een paar jaar raadslid
en spreker had zich voorgesteld dat hij, na een jaar
lang in de gelegenheid te zijn geweest kennis te
nemen van de adressen van den Bond van gemeente
werklieden over onvoldoende bezoldiging, na zelf in
het vorig jaar te hebben meegewerkt tot het geven
van een toeslag op de loonen dier werklieden in ver
band met de duurte, zoo langzamerhand tot de over
tuiging zou zijn gekomen dat, waar de loonen dringend
versterking noodig hebben, het niet aangaat nog een
deel te eischen voor spaarcenten voor een schoolreisje.
En waar het van kinderen der gemeentewerklieden,
die de tusschenscholen bezoeken, niet kan worden
geëischt, met welk recht wil de heer Boosman het
dan vragen van de kinderen der armenscholen. Die
bezoeken deze scholen toch niet uit weelde, maar
omdat hunne ouders niet bij machte zijn eenig school
geld te betalen. Ook spreker noemt zuinigheid een
deugd, maar, is het geen ironie om in dit verband te
komen aandragen met het motief, dat daardoor aan de
kinderen zuinigheid wordt geleerd? Maken die kinderen
niet kennis met de zuinigheid in haar meest leelijken,
afschuwelijksten vorm Of is de moeder niet gedwon
gen haar kleine door gebrek aan geld voldoend voedsel
te onthouden? Worden er niet onvoldoende gekleed?
De Raad erkent de onvoldoende weerkracht der ouders
door het verstrekken van schoeisel. En een ver
strekking van een warm middagmaal door het St.
Anthony Gasthuis is een tweede erkenning van de
onmacht der ouders om in eigen onderhoud en dat
der kinderen te voorzien. En van die ouders wil