216 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 28 October 1912. den te doen te hebben met christelijke instellingen, in den zin waarin dat woord tegenwoordig in de politiek wordt gebruikt. Met het oog op de formule was het dus consequent de inzameling te weigeren. Tengevolge van de afwezigheid van den Wethouder van Onderwijs is spreker verplicht den heer Vonck te beantwoorden inzake de school voor zwakzinnigen. Spreker kan echter het standpunt van Burgemeester en Wethouders in deze zaak niet mededeelen, omdat ze nog niet ter sprake is geweest. Vroeger hebben ze gezegd eerst de werking van het instituut school artsen te willen afwachten. Toch wil spreker eenige bedenkingen inbrengen tegen het denkbeeld van den heer Vonck, hoe sympathiek dat overigens ook is. Het is waar dat een zeker aantal kinderen beter met een aparte school is gediend en dat het voor normale kinderen niet wenschelijk is een brekebeen in de klasse te hebben. De uitgaven voor het Lager Onder wijs zijn hier ter stede echter zeer hoog en nu kan spreker niet toegeven dat een uitgaaf voor deze zaak bepaald noodig is. Hij beschouwt het wel als een tamelijk nuttige, maar niet als een noodzakelijke zaak en meent dat nu het oogenblik nog niet gekomen is om een kost bare school op te richten, ten einde van het driekwart kreupele kind een half kreupel kind te maken. Spreker tast veel liever in den zak om het onderwijs voor nor male kinderen te volmaken, dan voor een doel als dit. En voor het eerste zullen we spoedig genoeg gelegen heid hebben. Binnenkort komt aan de orde een verzoek om subsidie voor een school voor middelbaar technisch onderwijsde salaris verhooging in 1918 kost ook geld, zoodat de uitgaven al weer belangrijk zullen worden. Spreker heeft voor de technische zijde der vraag nageslagen het rapport der ineenschakelingscommissie en ten aanzien van scholen van zwakzinnigen de vol gende zinsnede gevonden „De scholen voor blinden, doofstommen, spraakge- „brekkigen en zwakzinnigen zijn tot dusverre bijzondere „scholen geweestde eigenaardige geestelijke en „lichamelijke verzorging, die deze misdeelden noodig „hebben, het speciale karakter van het onderwijs, dat „zij behooren te ontvangen, en de omstandigheid, dat „de verzorging het best in internaten of bij particulieren „geschiedt, dit alles maakt het wenschelijk, dat de „oprichting en het onderhoud dezer scholen aan parti culieren (vereenigingen of personen) met ruime „subsidies van Rijk en provincie blijve toevertrouwd. „De overheid drage zorg voor het noodige toezicht." Wél gevoelt de Oommissie voor „klassen" van achterlijken, maar dat is een andere zaak. En omdat spreker meer gevoelt voor het onderwijs van de gezonden èn wegens bezwaren van technischen aard meent spreker zich tegen de oprichting van een dergelijke school te moeten verklaren. De heer Haverschmidt heeft een tafereel opgehangen van de gevolgen van het dragen van onbeschermde hoedenpennen. Spreker vraagt of het gevaar niet meer bestaat in plaatsen waar men trams heeft. Spreker kan oppervlakkig beschouwd, niet inzien dat het gevaar hier zoo groot is dat er er een speciale verordening voor moet worden gemaakt. Spreker zal deze kwestie echter nog wel eens in de commissie voor de strafverorderingen ter sprake brengen. De heeren Komter, Feitz en Berghuis zijn intusschen ter vergadering verschenen. De heer Tijsma dankt den Voorzitter voor diens uitvoerige beantwoording en zal in zijn repliek zeer kort zijn. De Voorzitter heeft gezegd dat de burge meester alleen heeft te waken voor de openbare orde en dat de menschen zich niet behoeven te ergeren als de optochten geen profaan doel hebben. Hot houden van optochten is in het algemeen verboden, doch zij kunnen worden gehouden met dispensatie van den burgemeester. Waarom nu is in het algemeen het houden van optochten verboden Omdat ze zoo licht aanleiding kunnen geven tot ordeverstoring. Nu is het verder een zeer subjectief iets. De Voor zitter ziet b.v. in een optocht op Zondag niets, ter wijl een ander zich ergert. Een groot deel der bur gerij heeft zich aan deze optochten geërgerd en als dat het geval is moet de burgemeester zich op het standpunt plaatsen dat hij, wetende dat zulks het geval is, geen toestemming verleent tot het houden der optochten, zelfs al voelt hij er zelf niets voor. De Voorzitter heeft gezegd dat de menschen, die aan den optocht deelnemen, op werkdagen niet best kun nen, maar de partij die eene optocht heeft georgani seerd, heeft zelf een werkdag uitgekozen voor het houden van den grootsten optocht, n.l. den Rooden Dinsdag. Daarvoor moest zelfs uit Friesland een speciale trein loopen. De Voorzitter heeft het ontwerp-collectenwet van dr. Kuijper aangehaald, waarin staat dat Burgemeester en Wethouders het houden eener collecte kunnen weigeren als het niet geldt een plaatselijk of alge meen belang. Burgemeester en Wethouders hebben echter het woord neutraal ingevoegd en dat komt daarop neer dat er nooit toestemming zal worden verleend voor een speciaal christelijke collecte, die niet plaatselijk belang op het oog heeft. Door die inlassching van het woord neutraal gaan Burgemeester en Wethouders dus verder dan de bedoe ling van dat, nimmer tot wet geworden, voorstel was. De heer Fransen wenscht nog een enkel woord te spreken naar aanleiding van de uitlegging die ge geven is aan aan artikel 1638c en d Burgerlijk Wetboek. Er is gezegd dat de toepassing van artikel 1638c en d een kwestie is van loonregeling. Spreker is dit niet met den Voorzitter eens. Dit artikel toch bevat de bepaling ten opzichte van het uitbetalen van loon als er niet wordt gewerkt. Spreker meent dat de gemeente de risico wil schui ven op de aannemers van gemeentewerk. Er is bij spreker geen bezwaar dit artikel in de bestekken op te nemen, wanneer men voor de niet te berekenen risico een stelpost in de bestekken opneemt. De wet geeft de gelegenheid om bij overeenkomst van de bepaling af te wijken. De Voorzitter heeft gezegd dat de eisch dien spreker ten opzichte der loonen heeft gesteld, niet klopt met de wijze waarop hij artikel 1638c en d wil zien toe gepast. De kwestie van de loonregeling der gemeente werklieden houdt echter geen verband met deze zaak. Toepassing van artikel 1638c en d heeft tot bedoeling dat de risico niet op de schouders van anderen zal worden geschoven. De Voorzitter heeft gezegd wel te gelooven dat de aannemers wel willen zooals spreker voorstelde, omdat ze het dan zelf niet behoeven te betalen. Dit is echter volstrekt geen gunst. Spreker vraagt evenwel wie ten slotte moet betalen en hij antwoordtde aanbesteder. Bovendien is het zeer de vraag of men de risico op eens anders schouders mag schuiven. Wat nu betreft de motie door spreker indertijd voorgesteld, hij is het met den Voorzitter eens dat Burgemeester en Wethouders zich niet moeten laten dwingen, door welke agitatie ook, om spoediger te werken dan zij meenen dat noodig is voor een degelijk onderzoek. Het was ook sprekers bedoeling om Burgemeester en Wethouders tot spoed aan te zetten voor zoover dat voor een goed onderzoek mogelijk is. Hij heeft alleen gevraagdbegrijpen Burgemeester en Wet Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 28 October 1912. 217 houders de motie of niet. Uit de discussiën is spreker gebleken dat ze wel degelijk hebben begrepen wat de bedoeling is. De heer Zandstra heeft ook gesproken over de artikelen 1638c en d Burgerlijk Wetboek, maar op een andere wijze dan de heer Fransen. Ook heeft spreker de zaak der speeltuinen onder de aandacht van Burgemeester en Wethouders gemeend te moeten brengen en hij hoopt dat er spoedig een resultaat komt. De heer Tijsma heeft gesproken van het anti-nationaal karakter, dat de optocht voor algemeen kiesrecht zou hebben ge dragen. Geen haar op zijn hoofd, zegt spreker, dat eraan denkt anti-nationaal te zijn. De nationaliteit toch kan niet worden uitgeschakeld. Anti-Koningsge zind is heel wat anders. Spreker en zijne partijgenooten zijn niet zoo anti-Koningsgezind dat zij er hun speciaal werk van maken het Koningschap te bestrijden. Wat nu het houden der optochten op Zondag be treft, acht spreker den Burgemeester best in staat dat te verdedigen. Spreker wil er echter iets van zeggen. Optochten zijn verboden. Ja, in ons klein achterlijk Nederland komt men altijd achteraan. In België houdt men optochten van allerlei aard. Daar zijn ze volkomen vrij. Zelfs wordt er toegestaan de straat op te breken en er palen in te zetten voor vaandels en banieren. Op den rooden Dinsdag zijn er veel menschen in den Haag bijeen geweest. Spreker zet het elke partij dit de sociaal-democratische arbeiderspartij na te doen. Of deze partij niet op een werkdag een optocht kan houden staat niet aan anderen te beoordeelen. Spreker vraagtwaarom mogen wij niet op Zondag demon- streeren Welk recht heeft men om ons de openbare straat te verbieden Men laat de kerkgangers toch ook volkomen vrij om zich bij honderden langs de straat te bewegen. Spreker ergert zich daaraan ook niet. Men kan zich ook overal wel aan ergeren. Hij zou zich er ook niet aan ergeren als b.v. de katho lieken op Zondag een processie hielden. Wel heeft spreker zich dikwijls geërgerd aan dat eeuwigdurende afgezaagde psalmgezang in de kerk, maar hij geeft aan die ergernis geen lucht. Hij wil ieder gaarne de vrijheid geven om voor zijne overtuiging uit te komen op de wijze als hem dat goeddunkt. De heer Tijsma heeft de vergadering verlaten. De heer G. W. Koopmans wijst er op dat hem is gevraagd of hij op zijne voorstellen succes verwachtte. Hij heeft op die vraag ontkennend geantwoord, gewoon als hij is alléén te blijven staan. Spreker is toch tevreden als hij na jaren op succes kan wijzen. De goede raad van den heer Komter is spreker welkom. Hij neemt die gaarne aan en hij doet dit niet alleen van ouderen, ook van jongeren dan hij zelf, wanneer ze maar eenigszins met zijne zienswijze overeenstemt. Wanneer nu mocht blijken dat Burgemeester en Wethouders een welwillende houding tegenover sprekers denkbeelden aannemen, dan gelooft hij niet dat de Raad veel lust meer zal hebben aan sprekers motie's. Spreker komt nu nog even terug op de motie be treffende inzage van stukken. Het is niet zijne be doeling tegen Burgemeester en Wethouders te ageeren en den secretaris lastig te zijn. Het is alleen zijne bedoeling om te zien uitgemaakt dat de raadsleden, ten opzichte der stukken, dezelfde rechten hebben als de wethouders en dat de leden over alle stukken kunnen beschikken betreffende voorstellen die bij den Raad zijn aangebracht. Dat alle bestuur onmogelijk zou zijn als de raadsleden alle stukken mogen inzien, wil er bij spreker niet in. Spreker zou daartegenover willen stellen de bewering als ik niet alles in handen krijg, dan kan ik onmogelijk mee besturen. Wanneer de Raad het niet met spreker eens is, zal hij spreker evenwel niet wegloopen. Hij wil alleen weten wat zijn recht is. Spreker gelooft wel dat de secretaris hem de stukken die hij vraagt, niet zal weigeren, maar dat is de zaak hier niet. Wat nu de opmerking van den heer Komter betreft, spreker weet wel dat de post Onvoorzien bij slot van rekening maar 8000.— groot is. Spreker vindt die post te laag en meent daarom dat het beter ware geweest den Hoofdelijken Omslag niet te verlagen. Tot de septictank komende, heeft spreker van den Voorzitter gehoord welk verband er bestaat tusschen deze en het aschland, de vaste brug enz. De Voorzitter heeft gezegd dat er bezwaren bestaan voor de demping der Potmarge. Wanneer evenwel de tank opgeruimd is, komt de oude toestand terug- en dat is ook zeer aan te bevelen met het oog op de waterverversching. Spreker ziet niet in dat de brug of het aschland eenig verband houdt met de tank. Ten aanzien van de motie betreffende de meisjes school, is het spreker precies hetzelfde of die direct wordt behandeld of aangehouden en in handen gesteld van Burgemeester en Wethouders ten fine van prae- advies. Spreker moet ten opzichte van den boom hij heeft de zaak bestudeerd zijn ingenomen standpunt handhaven. De motie omtrent het uitkeeren van het niet uit betaald salaris aan den waarnemenden commissaris van politie, wil spreker wel intrekken, als hij van Burge meester en Wethouders de toezegging krijgt dat de zaak nogmaals zal worden overwogen. Dat de waar nemende commissaris benoemd is, is geen reden om nu anders te handelen dan vroeger in een dergelijk geval is geschied. De waarneming bij vacatures van hoofden van scholen wordt toch ook beloond. De heer Vonck is intusschen weer ter vergadering verschenen. De Voorzitter zal niet trachten het met den heer Tijsma eens te worden over de optochten. Hij zou daarin toch niet slagen. De heer Tijsma zegt dat er in de collectenwet sprake is van een plaatselijk of algemeen belang en dat Burgemeester en Wethouders er tusschen hebben geschoven het woord neutraal. Spreker vraagt als hier niet bedoeld is een neutraal belang, wat is dan wel bedoeld Iets is toch altijd een plaatselijk of algemeen belang. Spreker geeft den heer Fransen toe dat opneming van artikel 1638c en d niet letterlijk hetzelfde is als een loonregeling. In principe evenwel is dit toch zeker het geval. Spreker ziet niet in waarom de aannemers de risico niet kunnen berekenen. Wordt toch een verrekenpost in de bestekken opgenomen dan moet de gemeente die risico toch ook berekenen. Waar spreker het met den heer Zandstra eens is ten opzichte der speeltuinen heeft hij het niet noodig geoordeeld daarop te antwoorden De heer Zandstra „ik bedoelde alleen op spoed aan te dringen". De Voorzitter moet zich nog eens verklaren tegen het overleggen van alle stukken zooals in de motie-G. W. Koopmans wordt gevraagd. Spreker blijft bij zijne opinie dat bij voldoening aan dit verlangen alle bestuur onmo gelijk wordt. Aan Burgemeester en Wethouders moet worden overgelaten welke stukken zij meenen te kunnen overleggen. Wanneer de heer G. W. Koop mans meent zijn lidmaatschap van den Raad niet goed te kunnen uitoefenen zonder bepaalde inlich tingen, kan hij altijd eerst die inlichtingen vragen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1912 | | pagina 9