288 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 November 1912.
dat de huur stilzwijgend van jaar tot jaar wordt
verlengd, zoo deze niet door een der partijen bij
aangetoekenden brief drie maanden vóór het einde
van den loopenden termijn is opgezegd,
en verder op de door Burgemeester en Wethouders
vast te stellen voorwaarden en de bedingen der over
eenkomst van 10 April 1902, met de wed. B. Woltring-
Bekhuis gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
11. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders in
zake het adres van de naamtooze vennootschap „Acetylena",
Acetyleengas en Benzine-Maatschappij te 's Gravenhuge,
houdende verzoek tot wijziging van het raadsbesluit van
10 September 1912 no. 37Sr/18o, waarbij haar gemeen
telijk terrein aan de Eestraat in huur is afgestaan.
De Naamlooze Vennootschap „Acetylena", Acety
leengas en Benzine Maatschappij, te 's Gravenhage,
aan wie bij raadsbesluit van 10 September 1.1. is
verhuurd een gedeelte der gemeentelijke opslagplaats
aan de Eestraat, om daarop op te richten bergplaatsen
voor berging van in, in kisten gesloten, bussen be
waarde benzine, vraagt bij nevensgevoegd adres, dat
wij spoedshalve voor het uitbrengen van prae-advies
tot ons hebben genomen, haar te vergunnen in die
bergplaatsen benzine ook in bussen of in vaten te mogen
opslaan, zooals haar ook bij de hinderwetvergunning
is toegestaan.
Op grond van de hierbij overgelegde adviezen van
den gemeentelijken Inspecteur voor het Woningtoe
zicht en den Directeur der gemeentewerken meenen
wij dat het verzoek kan worden ingewilligd. Der
halve hebben wij de eer U voor te stellen te besluiten
het raadsbesluit van 10 September 1912 no. 878e
185, goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij be
schikking van den 19en dier maand, no. 37, tusschen
de woorden „bussen" en „bewaarde" aan te vullen
met de volgende woorden
„of in verzegelde hermetisch gesloten bussen of
vaten,".
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
De Raad gaat in comité-generaal ter behandeling
van
12. Rapport der Commissie voor de reclames inzake
bezwaarschriften in beroep tegen aanslagen in den
Hoofdelijken Omslag, dienst 1912.
Na horopening komt aan de orde
13. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
wijziging der verordening, regelende het geneeskundig
onderzoek van personen, die in aanmerking komen voor
aanstelling in den dienst der gemeente, en van hare
instellingen (gemeenteblad no. 49 van 1903) en van die
op den genees-, heel- en verloskundigen dienst voor be-
hoeftigen in de gemeente Leeuwarden, (gemeenteblad no.
2 van 1907) (Bijlage no. 27).
De algemeene beraadslagingen worden geopend.
Den heer Vonck komt het voor dat Burgemeester
en Wethouders met dit voorstel voldoen aan een
billijk verlangen. Spreker is dan ook zeer geneigd
mede te werken om deze wijziging tot stand te
brengen. Hij zou echter gaarne nog een paar in
lichtingen ontvangen, daar hij niet goed begrijpt
waarom personen, die buiten de aanbeveling om be-
noemd worden, op een andere wijze zullen worden
gekeurd dan zij, die als sollicitant den gewonen weg
hebben gevolgd. In artikel 3 toch staat dat derge
lijke personen door twee doktoren moeten worden
gekeurd. Spreker beschouwt deze keuring als scherper
I dan die welke door één medicus geschiedt.
I
i Het gevolg van deze wijze van keuren zal dan ook
zijn dat iemand, die buiten do aanboveling om be
noemd wordt, lichamelijk aan hooger eischon moet
voldoen dan /iemand, die uit de aanbeveling wordt
benoemd. Spreker noemt dit meten met twee maten
en hiervoor ontgaan spreker ten eenenmale de mo-
tievon. Hij twijfelt er niet aan of Burgemeester en
Wethouders zullen hem bevredigende inlichtingen
i kunnen geven. Anders zal spreker eene redactie
wijziging voorstellen in dier voege, dat de keuring,
in artikel 3 bedoeld, geregeld wordt als in artikel 2.
Do heer Haverschmidt meent dat de omschrijving
van de overweging aan duidelijkheid te wenschen
overlaat. Spreker kan zich niet voorstellen dat de
Raad ooit iemand zal benoemen „ondanks zijne licha
melijke ongeschiktheid voor de begeerde betrekking"
zooals er staat.
Dat is ook niet de bedoelingmen had het oog op
minder lichamelijke geschiktheid in hot algemeen.
Zoo is het voorgekomen dat iemand benoemd werd
met een lichaamsgebrek, dat volstrekt niet hinderlijk
was voor de goede vervulling van eene begeerde
betrokking en de conclusie luidde „met het oog op
de betrekking vanwordt de candidaat go-
schikt verklaard".
Zoo luidt de conclusie trouwens altijd en zou de
geheele regeling eigenlijk onnoodig zijn, waar de
gelegenheid tot benoeming reeds bestaat.
In elk geval zou spreker wenschen dat de over
weging aldus luidde:
„om personen, ondanks lichaamsgebreken, in dienst
van de gemeente enz."
De heer J. Koopmans vraagt of dat wel goed is.
De heer Haverschmidt spreekt van lichamelijk onge
schikt zijn en in het voorstel is sprake van lichamelijk
ongeschikt verklaard. Het is toch wel mogelijk dat
de eene dokter iemand lichamelijk ongeschikt ver
klaart, terwijl een ander denzelfden persoon lichamelijk
wel geschikt acht.
De Voorzitter gelooft wel dat het verschil tusschen
de redactie van den heer Haverschmidt en die van
Burgemeester en Wethouders niet groot is, maar hij
gelooft dat het beter is te lezen „ondanks lichame
lijke ongeschiktverklaring".
Practisch maakt het weinig verschil, maar spreker
voelt wel iets voor de redactie van den heer Haver
schmidt.
De heer J. Koopmans vraagt of niet de bedoeling
van de verordening tweeledig is, n.l. in de eerste plaats
herkeuring mogelijk te maken van personen die onge
schikt zijn verklaard en in de tweede plaats om het
mogelijk te maken personen met lichaamsgebreken in
dienst der gempente te kunnen nemen.
De heer G W. Koopmans zegt dat de toestand vóór
1905 was, zooals die niet moest zijn. Men had toon
te kampen met verschillende werkkrachten in ge
meentedienst, werklieden cn ambtenaren, die soms
lang aan ziekten leden en de gemeente soms jaren
Verslag van de handelingen van deD gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 November 1912. 239
aaneen op zware kosten hebben gejaagd. Dat moest
veranderd worden. Wat er in 1905 is gebeurd was
een goed werk, waaraan niet moet worden getornd.
Wanneer men nu iets verandert, moet men dat goed
doen en moet de deur niet weer op een kier worden
gezet, zooals Burgemeester en Wethouders nu willen
doen. De deur dient open of dicht te zijn. Spreker
kan daarom niet meegaan met het beginsel van het
ontwerp.
Spreker wil den Raad wijzen op de toelichting,
waar staat
„dat het stelsel van de verordening op de genees
kundige keuring van hen, die voor gemeentebetrek
kingen in aanmerking wenschen te komen, invloed
heeft op het aanbod van onderwijskrachten bij vacatures
in deze gemeente." Spreker meent evenwel dat dit
niet het geval is en dat de oorzaak daarvan is
te zoeken in het feit, dat de onderwijskrachten
niet voldoende worden beloond. Dit is de oorzaak,
waarom men hier niet krijgt de onderwijskrachten,
die men wenscht. Spreker vraagt daarom of het nu
wel goed gaat, wanneer een middel wordt gebruikt
dat misschien erger zal blijken te zijn dan de kwaal
zelve. Wanneer de onderwijzers goed worden beloond
is de voorgestelde wijziging niet noodig en kunnen
wij hier onderwijzers krijgen waar ook lichamelijk
niets aan mankeert.
Dit is spreker's standpunt en het spijt hem dat hij
daarom niet mee kan gaan met het voorstel van
Burgemeester en Wethouders.
De Voorzitter wijst erop dat de heer G. W. Koop
mans uit de toelichting tot het voorstel blijkbaar
heeft opgemaakt, dat het aanbod van onderwijskrachten
Burgemeester en Wethouders heeft genoopt met hun
voorstel te komen. Er staat in die toelichting: dat
Burgemeester en Wethouders, naar aanleiding van
een opmerking der commissie van toezicht op het
Lager Onderwijs in haar ter zake uitgebracht advies,
dat het stelsel van de verordening op de genees
kundige keuring van hen, die voor gemeentebetrek
kingen in aanmerking wenschen te komen, invloed
heeft op het aanbod van onderwijskrachten bij vaca
tures in deze gemeente, te kennen gaven, dat ook
volgens hun oordeel die verordening nader onder de
oogen zal moeten worden gezien. Nu kan spreker
zich wel voorstellen dat de heer G. W. Koopmans
daaruit leest dat dit voor Burgemeester en Wethouders
aanleiding is geweest tot het doen van hun voorstel.
Dat is evenwel niet het geval. Burgemeester en
Wethouders hebben de billijkheid van een herkeuring
gevoeld. De beoordeeling toch van iemand's geeste
lijke geschiktheid gaat wel over 5 of 6 schijven,
terwijl men bij de beoordeeling der lichamelijko ge
schiktheid op één man afgaat. Dat is de hoofdaan
leiding tot het doen van het voorstel geweest en
niet het aanbod van onderwijskrachten.
Spreker gelooft bovendien dat het wel eenigszins
twijfelachtig is of de keuringskwestie invloed heeft
op het aanbod van onderwijskrachten.
De heer Vonck heeft gevraagd waarom er eene
bijzondere regeling moet worden getroffen voor die
genen, die buiten eene aanbeveling om worden be
noemd. Spreker doet opmerken dat dit een eenigszins
ingewikkelde kwestie is. Gesteld dat iemand buiten
de aanbeveling om wordt benoemd. Die moet daarna
worden gekeurd. Wanneer hij wordt afgekeurd kan
in het stelsel der verordening eene herkeuring plaats
vinden. Bij goedkeuring moet in datzelfde stelsel,
een derde keuring plaats hebben en daarna moeten
Burgemeester en Wethouders met alle adviezen bij
den Raad komen, die dan beslist over de al of niet
benoeming. Dit nu vinden Burgemeester en Wet
houders geen geschikte methode, daar de genees
kundige verklaringen niet geschikt zijn om openbaar
te worden gemaakt. Zulks zou voor den betrokken
persoon onaangenaam zijn en bovendien schadelijk
kunnen worden. Daarom hebben Burgemeester en
Wethouders gemeend eene andere regeling te moeten
treffen, eene regeling, waarbij toch door de sollicitanten
meerdere zekerheid verkregen werd.
Zij willen personen, die buiten de aanbeveling om
worden benoemd, dadelijk door twee medici laten
keuren, terwijl bij verschil van meening een derde
dokter nog eens eene keuring kan doen. Dan heeft
men een zeer grondige keuring en spreker kan den
Raad nog mededeelen, dat de geneeskundigen daar
zeer gunstig over denken. Het is toch voor den be
trokken geneesheer moeilijk om van iemand, die reeds
benoemd is, te zeggen of hij al dan niet geschikt is.
Waar dan de al of niet benoeming geheel van den
medicus afhangt, zal deze eerder geneigd zijn den
betrokkene goed te keuren. De reden waarom, zooals
de heer Vonck zegt, met twee maten wordt gemeten
zit hierin, dat Burgemeester en Wethouders het niet
wenschelijk achten de geneeskundige adviezen aan
den Raad over te leggen.
De algemeene beraadslagingen worden gesloten.
Wordt overgegaan tot artikelsgewijze behandeling.
Art. 1 wordt onveranderd vastgesteld.
Aan de orde is art. 2.
De heer Haverschmidt vindt een termijn van 8
dagen veel te lang en niet noodig. In het ergste
geval geeft het een oponthoud van 3X8 dagen en
bij onderwijs-vacatures is dit niet wenschelijk.
Spreker vraagt of de helft van dien termijn niet
meer dan voldoende is.
De heer Schoondermark (wethouder) wijst er op,
dat men rekening moet houden met de praktijk.
Iemand b.v., die in Zwolle woont, moet bericht
hebben en verlof vragen. Bovendien moet overleg
worden gepleegd met den arts. Wanneer nu de ter
mij d korter wordt genomen dan acht dagen is de
bepaling niet altijd uitvoerbaar.
De heer Haverschmidt had speciaal het oog op
vacatures bij het onderwijs, die het meest voorkomen
en uit den aard der zaak toch van langen duur zijn.
Ziet de wethouder er geen bezwaar in, dan zal
spreker geen voorstel indienen.
De heer J. Koopmans meent dat de acht dagen ten
bate zijn van Burgemeester en Wethouders en het
niet in de bedoeling ligt, het onderzoek binnen acht
dagen te doen plaats hebben. Wanneer men de be
paling leest, komt men tot de conclusie, dat het
onderzoek ook later kan plaats hebben.
De Voorzitter geeft toe dat het gelasten van een
nieuw onderzoek binnen acht dagen moet geschieden,
maar hij gelooft, dat het de bedoeling is het onder
zoek binnen dien termijn te doen plaats hebben.
De heer Schoondermark (wethouder) is het met den
heer J. Koopmans eens. Wanneer de termijn ingekort
wordt vreest spreker voor vastloopen. Wanneer
Burgemeester en Wethouders do verklaring afleggen
dat zij ten allen tijde den meest mogelijken spoed
zullen betrachten, zullen zij dat doen. Als hun wordt
opgelegd het onderzoek binnen den termijn van acht