240 Verslag van de handelingen van den g
dagen te doen plaats hebben, kunnen do sollicitanten
de dupe ervan worden.
De beraadslaging wordt gesloten.
Artikel 2 wordt onveranderd vastgesteld evenals
art. 3 en 4.
Aan de orde is artikel 5.
De heer Vonck vraagt of met herbenoeming een
tijdelijke herbenoeming wordt bedoeld.
De Voorzitter antwoordt bevestigend.
De heer Vonck vraagt of het dan niet goed is voor
„herbenoeming" in te lasschen het woord „tijdelijke"
om alle moeilijkheden te voorkomen.
De Voorzitter gelooft wel dat er iets voor is te
zeggen het woord „tijdelijke" in te lasschen.
De heer Hartelust acht dit overbodig. Er staat toch:
„Deze verordening is niet toepasselijk op personen,
die tijdelijk voor een jaar of korter worden aange
steld, noch op hen, die na het verstrijken van den
tijd waarvoor zij zijn aangesteld, volgens de be
trekkelijke verordeningen voor een herbenoeming in
aanmerking komen."
Zij die tijdelijk zijn aangesteld worden ook tijdelijk
herbenoemd.
Artt. 5 en 6 worden onveranderd vastgesteld.
Ontwerp I wordt met algemoene stemmen aange
nomen, evenals ontwerp II.
14. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om 1
voortaan niet langer den regel te volgen om aan de
eerste onderwijzers hoven hunne bij de verordening be
paalde toelageafzonderlijke belooningen toe te kennen,
als zij bij de vacature van hoofd hunner school die be
trekking hebben waargenomen.
Dit voorstel luidt als volgt
Bij de besprekingen in een Uwer laatste vergade
ringen, of aan dengene, die gedurende de jongste
vacature van commissaris van politie deze betrekking
heeft waargenomen, het vrijvallende salaris had moeten
zijn uitgekeerd, is van de zijde van ons college
medegedeeld dat, voor zoover had kunnen worden
nagegaan, een dergelijke handelwijze hier niet ge- j
bruikelijk is, al moge in vroegere jaren, en juist bij
oen vorige vacature van het politiecommissariaat, in
geheel bijzondere omstandigheden daartoe eenmaal aan
leiding gevonden zijn. Een nader onderzoek heeft ons
de overtuiging gegeven dat inderdaad een dergelijk
systeem van gratificatiën, dat wij om de reeds in de
vorige raadsvergadering medegedeelde redenen onjuist
blijven achten, nimmer is gevolgd, behalve bij het lager j
onderwijs. Daar doet zich het geval voor, dat de
eerste onderwijzer, wiens voornaamste taak is het
schoolhoofd bij ontstentenis te vervangen, volgens de j
verordening eene toelage boven zijne bezoldiging van
100.'s jaars ontvangt en dat hij daarenboven
telkens bij afzonderlijk raadsbesluit nog eens eene
belooning van 100.— geniet, als hij werkelijk bij
vacature van hoofd diens betrekking eenigen tijd
heeft waargenomen.
Met deze gedragslijn behoort o. i. te worden ge-
van Leeuwarden van Dinsdag 26 November 1912.
broken en wij hebben dus de eer U voor te stellen
te besluiten
dat voortaan niet langer de regel zal worden ge
volgd om aan eerste onderwijzers boven hunne bij
de verordening bepaalde toelage afzonderlijke beloo
ningen toe te kennen, als zij bij de vacature van
hoofd hunner school die betrekking hebben waarge
nomen.
De beraadslaging wordt geopend.
Den heer Zandstra doet dit voorstel vreemd aan
en het is al weer een bewijs dat een dubbeltje raar
kan rollen. Een opmerking over vrijvallend salaiis
tengevolge van de vacature van Commissaris van
Politie heeft als govolg een verslechtering van de
salarissen der onderwijzers. Wel geldt het hier niet
een bepaling van een bestaande verordening, maar
een gewoonte welke vele jaren is gevolgd.
Spreker wil de opmerking laten vooropgaan, dat
hij niet dweept met het instituut van eerste onder
wijzers, omdat de aan die functie verbonden extra
bezoldiging van f 100.per jaar meer een vijge
blaadje is om de slechte salarisregeling ietwat te
verbloemen.
Nu heeft echter elke eerste onderwijzer tot nog toe
kans op een gratificatie van f 100.als hij bij een
vacature de betrekking van hoofd heeft waargenomen.
En deze bijna tot wet geworden regel is alleszins
billijk. De eerste onderwijzer toch heeft een klas,
geeft geregeld het volle aantal lesuren 26 en
moet bij een vacature van hoofd ook nog de admi
nistratie waarnemen. Maar niet alleen dat. Het stelsel
van ambulante hoofden brengt mee, dat onder school
tijd door dezen allerlei kleinigheden moeten worden
verricht, als boodschappen aannemen, ouders spreken,
corrigeereu en allemaal zaken, die bij een gezonde
regeling vóór schooltijd kunnen worden afgedaan.
Daar echter de ouders en het publiek aan dezen
verkeerden toestand gewend zijn, heeft de eerste on
derwijzer bij een vacature ook deze voor een onder
wijzer onaangename en storende zaken te dragen.
De f 100.die hem daarvoor worden uitgekeerd,
zijn volgens spreker wel verdiend en vrij wat beter
te verdedigen dan do f 24,000.welke de ge
meente elk jaar uitgeeft voor de weelde van 12
ambulante hoofden, die voor dat bedrag slechts tot
6 uren les geven verplicht zijn en de overige 20 aan
de administratie enz. kunnen besteden. Gaat hot nu
aan, vraagt spreker, den onderwijzers deze geringe
kans op ietwat meer salaris te ontnemen? En nu
zullen wij binnenkort ook nog een voorstel van Bur
gemeester en Wethouders ontvangen tot verbetering
der bestaande salarissen. Dit voorstel is wel een
vreemde voorlooper, die meer heeft van een ver
slechtering, doch hoe het ook zij, spreker doet aan
dat achteruitwijken niet mee. Wij zijn hier achterlijk
genoeg. Het is nog niet zoo lang geleden dat een
eerste onderwijzer negen maanden de betrekking van
hoofd waarnam en daarvoor f 100.ontving, plus
een officieel bedankje in het schoolverslag. Spreker
maakt zich sterk dat hij, hoewel gestreeld door dit
bedankje, dit toch liever zal ontberen dan de 100.
Het gaat toch niet aan om iemand 9 maanden lang
de administratie gratis te laten waarnemen en als
hoofd te laten fungeeren. Of is het zoo weinig be-
teekenend, dat dit in negen maanden geen 100.
waard is Dat zou een argument to meer zijn om
het ambulantisme af to schaffen. Men zegge niet dat
de onderwijzers reeds voor de eventueele verplichting
tot het waarnemen van het hoofdschap bij vacature
voordeelen genieten. Want de bestaande regeling is
onvoldoende voor allen. Dat erkenden Burgemeester
en Wethouders in Februari 1912, toen ze zeiden dat
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 November 1912. 241
het maximum te laag is en de periodieke verbetering
te lang op zich laat wachten. En in de plaats nu
van met dit peuterig voorstel te komen was het wel
licht verstandiger de voor 1913 toegezegde regeling
met spoed ter hand te nemen en een regeling te
maken, waarbij geen vijgeblaadjes meer noodig zijn
om de bestaande schrielheid te dekken en geen gra
tificaties meor dankbaar behoeven te worden aanvaard.
Wil men dat, dan toont men dat het ernst is met de
bewering, dat men het onderwijs een goed hart toe
draagt. De herziening der salarissen is meer urgent
dan het ontnemen van gratificaties bij een bestaande
slechte salarisregeling. Spreker meent dat deze zaak
te zeer samenhangt met den algemeenen financieelen
toestand van den onderwijzer en dat deze toestand
verbetering eischt. Waar nu reeds ge ruim en tijd ge
leden een raadsbesluit is gevallen om plannen tot
verbetering te beramen, kan spreker zijn stem niet
geven aan dit voorstel, daar het op die nieuwe regeling
vooruitloopt. Hij kan dat ook niet omdat het een
enkelen onder wijzer de kans ontneemt, door eenig
emolument de tegenwoordige sobere inkomsten te
verbeteren. Het is noodig dat eene regeling wordt
getroffen, waarbij een toeslag als deze geen reden
meer heeft. In verband daarmee wenscht spreker
voor te stellen het voorstel aan Burgemeester en
Wethouders terug te zenden, om het te behandelen
bij de aanstaande wijziging der salarisverordening
van de onderwijzers.
Hij heeft de eer voor te stellen:
„De Raad, kennis genomen hebbende van het voor
stel van Burgemeester en Wethouders om aan de
onderwijzers geen afzonderlijke belooning toe te
kennen, als zij bij een vacature van het hoofd hunner
school diens betrekking hebben waargenomen,
noodigt Burgemeester en Wethouders uit dat voor
stel terug te nemen en te behandelen bij de aan
staande wijziging der salarisregeling van de onder
wijzers".
Dit voorstel wordt ondersteund en maakt tegelijk
met het voorstel van Burgemoester en Wethouders
een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Haverschmidt zegt dat bij de salarisregeling
van 1901 do Bond van Nederlandsche Onderwijzers
bij monde van het raadslid Molchers opheffing vroeg
van de betrekking van lsten onderwijzer. Men vond
het hooger salaris ongemotiveerd en onbillijk omdat
ze niets meor presteerden dan een ander, terwijl de
bevordering van het toeval afhing.
Uit het onderzoek van de schoolcommissie bleek
bij die gelegenheid dat deze betrekking bijna nergens
bestond, en waar dat wel het geval was, een extra
salaris werd genoten van 100 gulden, terwijl men hier
100300 gulden gaf; de schoolcommissie wenschte
eclrter dit voordeeltje voor sommige onderwijzers niet
prijs fe geven.
Wel wees spreker toen op het eigenaardige feit,
dat de 1ste onderwijzer, terwijl een jaarlijksche toe
lage voor dat doel wordt genoten, een vergoeding
krijgt, wanneer hij een enkele maal werkelijk als
plaatsvervangend hoofd fungeert.
Het is zeker niet al te haastig Avanneer men, 11
jaar later, tot liet inzicht komt dat deze laatste ver
goeding overbodig is.
De heer G W. Koopmans zou het adres van hetN.
O. G. geheel kunnen onderschrijven. Wij hebben te
doen met twee afzonderlijke zaken, n.l. de dagelijksche
ontstentenis ziekte of bezoek van sollicitanten
en de ontstentenis bij vacature. Wanneer het hoofd
der school ziek of op reis is naar sollicitanten, dan
vervangt de eerste onderwijzer hem tegen de vast
gestelde belooning van 100.meer dan de anderen.
Bij vacature evenwel verandert de zaak geheel. Dan
moet de eerste onderwijzer optreden als hoofd der
school en dus geheel zijn de leider van het onderwijs.
Daarvoor komt hem wel eenige vergoeding toe. Er
wordt in zoo'n vacature soms 14 a 1500.voor de
gemeente bespaard. Het is sprekers begeerte niet dat
de eerste onderwijzer ontvangt wat hij voor de ge
meente bespaart. Dat doet de Raad ook niet, maar
hij geeft hem bij afzonderlijk raadsbesluit een cadeau.
Zoo beschouwt spreker deze zaak en hij gelooft dat
de Raad daarmee de goede richting inslaat. Ook bij
de bewaarscholen bestaat een dergelijke regeling. Bij
de laatste vacature voor de bewaarschool op Oldega-
lileën is aan het waarnemend hoofd een gratificatie
toegekend.
Het is nu eigenaardig, dat Burgemeester en Wet
houders nu in eens een besluit willen zien genomen,
dat voor de geheele toekomst bindend is. Spreker
zou gaarne willen dat de Raad nog eens over dit
voorstel kon nadenken en hij ondersteunt daarom het
voorstel-Zandstra. Hij kan zich niet met het voorstel
van Burgemeester en Wethouders vereenigen, omdat hij
niet inziet, dat de tegenwoordige regeling onbillijk is.
De heer Schoondermark (wethouder) zegt dat de
Voorzitter hem zeer zou verplichten, door eerst de
motie-Zandstra in stemming te brengen. Wordt die
motie aangenomen dan kan het verder debat over
deze kwestie worden gesloten, omdat het dan later
toch terugkomt. Anders wordt er eerst een poos
geredeneerd, welke redeneeringen bij aanneming der
motie overbodig zullen zijn geweest.
Over de motie heeft spreker niets te zeggen. Bur
gemeester en Wethouders hebben te kennen gegeven
wat hunne bedoeling is en zij zullen dan ook tegen
de motie stemmen. Wanneer echter de Voorzitter
van een ander gevoelen is en meent dat de zaak nu
wel kan worden besproken
De Voorzitter vindt het beter de kwestie nu te
bespreken.
De heer Schoondermark (Avethouder) doet dan op
merken, dat de heer Zandstra, die zegt dat een school
bij vacature 9 maanden door een eersten onderwijzer
is waargenomen, overdrijft. Dat kan niet. Een school
mag niet langer dan 6 maanden zonder hoofd zijn.
De heer Zandstra vergeet bovendien, dat de eerste
onderwijzers reeds in goede conditie zijn, omdat zij
jaarlijks voor het weinige wat zij verrichten invallen
als het hoofd ziek of op reis is100.ontvangen.
In andere gemeenten gebeurt dit Aveinig. En nu zou
men die onderwijzers, als zij bij een vacature eens
iets doen, een gratificatie moeten geven? De Raad
zou zulks in andere gevallen dan ook, ja nog veel
eerder moeten doen, daar de eerste onderwijzers
reeds omdat zij eerste onderwijzers zijn f 100.
extra krijgen. In die andere gevallen doet de Raad
het niet. Er is dan ook geen motief voor om de
\rervulling eener vacature afzonderlijk te beloonen.
De heer Zandstra hoort den heer Schoondermark
beweren dat spreker overdrijft en dat het nooit is
voorgekomen, dat een school 9 maanden vacant was.
De heer Schoondermark (wethouder)„dat mag niet!"
De heer Zandstra zegt dat het gebeurd is, hoewel,
spreker geeft dit toe, aan die school buitengewone
omstandigheden in het spel waren. Aan school 9 is
negen maanden een vacature van hoofd geAveest. Nu
r 3.