252 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 December 1912. „De Raad, van oordeel dat de behandeling van deze motie dient te worden uitgesteld tot de volgende vergadering, verzoekt Burgemeester en Wethouders om de volledige rapporten, welke over de bioscopische les zijn ingekomen, vroegtijdig voor de leden ter visie te leggen, gaat over tot de orde van den dag". De heer Schoondermark (wethouder) begrijpt den heer Zandstra niet goed. Ten vorigen jare is door Burgemeester en Wethouders voorgesteld een post op do begrooting uit te trekken. Die zou moeten dienen om te onderzoeken of het cinematografisch onder wijs dienstig voor de school kan zijn. Nu, terwijl dit onderzoek in vollen gang is, stelt de heer Zandstra den eisch de stukken in te zien. Wanneer de Raad eene commissie benoemt om de een of andere kwestie te onderzoeken, gaat het toch niet aan dat een zijner leden midden in dat onderzoek de betrekke lijke stukken opvraagt. De heer Zandstra kan des noods van eiken stap, dien Burgemeester en Wethouders doen, inlichtingen krijgen en het is, als dit raadslid inlichtingen verlangt, rationeel te zeggen: Burgemeester en Wethouders, ge hebt die zaak al een jaar onder handen, hoe staat het ermee Spreker is bereid die inlichtingen te geven. WaDneer echter de heer Zandstra van Burgemeester en Wethouders de stukken ter lezing verlangt, ziet spreker daarin in dezen een bewijs van wantrouwen tegen het Dagelijksch Bestuur. Spre ker had liever dat de heer Zandstra had gevraagd of Burgemeester en Wethouders zijne vragen nu konden beantwoorden en hij zal dan ook tegen de motie stemmen. De heer Zandstra heeft niet veel in te brengen. Als de Wethouder zegt dat spreker op zijn vragen wel antwoord kan krijgen, welnu dan is hem dat goed. Spreker heeft echter in verband met het onderzoek, recht om uitstel van behandeling te vragen. Daarom ziet spreker de noodzakelijkheid van de aanneming zijner motie in. Spreker heeft zijne vragen indertijd gesteld naar aanleiding van een bericht in „Het Volk" waarin erover werd gesproken dat de bioscopische lessen niet genoeg gaven en men daarnaast moest hebben de projectie-lantaarn. Daarom heeft spreker een onder zoek gewild teneinde later een keus te kunnen doen. Nu is de Wethouder in het bezit van een aantal rapporten betreffende het door Burgemeester en Wet houders ingestelde onderzoek. Wanneer de Raad die rapporten ter inzage krijgt, kan hij beter over sprekers motie oordeelen dan nu. Spreker verzoekt den Voor zitter dan ook zijn motie in stemming te brengen. De heer Tijsma wil beginnen met de motie-Zandstra te ondersteunen dat is nog niet door den Voor zitter gevraagd en zal toch moeten gebeuren. De Voorzitter wijst den heer Tijsma erop dat het een motie is, die geen ondersteuning behoeft. De heer Tijsma doet opmerken dat dit dan bij hem gebrek aan administratieve kennis verraadt, maar hij wil toch mededeelen, dat hij voor de motie zal stemmen. Hij is van oordeel dat in de motie niet het wan trouwen tegen Burgemeester en Wethouders ligt opge sloten, dat de heer Schoondermark erin heeft meenen te vinden. Toen spreker toch de portefeuille, waarin de motie-Zandstra, in handen kreeg, heeft ook hij gedachtwat moet dat beteekenen In die porte feuille toch lag niets anders dan de motie. Waar er nu omtrent deze kwestie reeds verscheidene rappor ten zijn binnen gekomen, acht spreker het wenschelijk dat de Raad er kennis van zal kunnen nemen. Den Voorzitter komt het voor dat tegen de nieuwe motie-Zandstra weinig bezwaar bestaat. Burgemeester en Wethouders stellen een onderzoek in en krijgen rapporten van verschillende scholen. Als nu dit onder zoek is afgeloopen liggen de rapporten voor de leden van den Raad ter inzage en is èn aan de motie- Zandstra èn aan de bedoeling van Burgemeester en Wethouders voldaan. De heer Schoondermark (wethouder) zegt dat de Voorzitter formeel gelijk heeft. De motie zelf, daar heeft spreker niets tegen, wel echter tegen de toe lichting. Er wordt toch door den heer Zandstra bedoeld dat Burgemeester en Wethouders in de vol gende vergadering de stukken aan den Raad zullen overleggen. Spreker vindt dit vreemd. Burgemeester en Wethouders stellen een onderzoek in en zijn nog niet klaar, maar midden in dit onderzoek vraagt een lid van den Raad de stukken, erop betrekking heb bende, ter inzage. Zoo iets is nog nooit vertoond. De heer Tulp is het in dezen niet eens met den heer Zandstra. Laten Burgemeester en Wethouders de zaak eerst onderzoeken. Als dezen ermee klaar zijn zullen zij de rapporten wel overleggen. Met den Wethouder acht hij ontijdig ingrijpen dan ook niet noodig. De heer Boosman gaat mee met den heer Schoon dermark, maar vraagt waarom dit punt dan voor heden aan de orde is gesteld. De heer Schoondermark (wethouder) zegt dat de heer Zandstra op 28 October een voorstel heeft in gediend, waarvan de behandeling is uitgesteld tot dat spreker, die toen wegens ongesteldheid afwezig was, terug zou zijn. Nu is spreker terug en bereid over dat voorstel inlichtingen te geven. De heer Fransen wijst erop dat het voorstel van den heer Zandstra heel wat anders inhoudt dan dat waar thans de discussion over gaan. Het voorstel of de motie van 28 October beoogde dat Burgemeester en Wethouders voeling zouden zoeken met de onder wijzers om te onderzoeken of het niet beter was gewone lichtbeelden met de sciopticon te geven. Nu is het onderzoek omtrent de bioscopische les sen nog niet afgeloopen en gaat het dus niet op met een ander voorstel te komen. Blijken de bioscopische lessen niet goed te zijn, dan kan er een voorstel worden ingediend tot het geven van lessen met lichtbeelden. De heer Zandstra zegt dat hij mogelijk te hard van stal is geloopen. Dat is echter niet sprekers schuld. Spreker heeft gevraagd om overleg te plegen met het onderwijzend personeel, ten einde naast de bioscopische lessen lichtbeelden te geven om er dan later over te oordeelen wat het best is. Nu ligt de motie er en moet spreker die uitstellen. Het is niet zijne bedoeling haar in de volgende vergadering te zien behandeld en na de toelichting is hij ook niet van plan daaraan vast te houden. Spreker verzoekt behandeling zijner motie in een der volgende ver gaderingen. De heer Tijsma moet zich zelf even rehabiliteeren. Hij sprak toch straks van een gebrek aan zijne admini stratieve kennis, maar het blijkt hem dat dit niet bestaat. De motie van den heer Zandstra is toch een motie van orde en die moet volgens artikel 28 van het Reglement van Orde worden ondersteund. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 December 1912. 253 De Voorzitter, de nieuwe motie beschouwende in verband met de toelichting, geeft den heer Zandstra in overweging deze motie in te trekken. Dan blijft het punt over zooals het op de agenda voorkomt en kan daarover worden beraadslaagd. De heer Schoondermark (wethouder) zegt dat de heer Zandstra duidelijk moet maken, waarom de be handeling der motie moet worden aangehouden, waar spreker zich bereid heeft verklaard inlichtingen te willen verschaffen zooveel hij kan. Spreker ziet dan ook geen motief voor uitstel van behandeling. Den heer Zandstra komt het voor dat nu eigenlijk het wantrouwen wel aan de beurt komt. De heer Schoondermark toch zal kunnen mededeelen wat hij kwijt wil zijn en wat hij voor den Raad minder geschikt acht, zal hij voor zich kunnen houden. Spreker wil echter de nieuwe motie wel intrekken. De Voorzitter deelt mede, dat de heer Zandstra diens nieuwe motie heeft ingetrokken en dus nu kan worden beraadslaagd over het punt van de agenda. De heer Zandstra: „Onder één voorwaarde n.l. dat de rapporten worden overgelegd". De heer Fransen wil nu zijn meening zeggen over punt 12 der agenda. In de vergadering, toen de motie is gesteld, heeft hij dat niet gedaan, omdat de behandeling, tengevolge van de afwezigheid van den wethouder, werd opgeschort. Spreker moet zich tegen de motie verklaren. Het onderzoek van de bioscopische lessen is nog niet afgeloopen en nu komt de heer Zandstra al weer met wat nieuws. Spreker zal tegen stemmen, omdat het loopende onderzoek eerst dient geëindigd te zijn en de Raad met het resultaat daarvan is in kennis gesteld. De heer Zandstra gaat de geschiedenis van zijn motie na. Bij de behandeling der gemeentebegrooting heeft spreker gemeend den wethouder verschillende vragen te moeten stellen. Van de beantwoording daarvan zou hij het laten afhangen of hij al dan niet een motie zou voorstellen. De wethouder was afwezig en daarom is de behande ling der motie aangehouden. Nu is er op sprekers vragen geen antwoord gekomen of inlichtingen gegeven over de bioscopische lessen. In de portefeuille ligt nu niets dan sprekers motie. Wanneer de rapporten erbij hadden gelegen was de Raad op het oogenblik wijzer geweest. Nu is hem terzake niets bekend. Hij meent dan ook dat de motie alleen kan worden behandeld, als de Raad, zooals het behoort, inzage krijgt van do stukken. De heer J. Koopmans heeft zich ook verwonderd enkel de motie-Zandstra in portefeuille 12 te vinden, waaruit hij echter de conclusie trok, dat de Wet houder van Onderwijs deze in de raadsvergadering mondeling zou behandelen en de verlangde inlich tingen geven. De tweede motie-Zandstra is nu zijns inziens wat voorbarig. Deze snijdt alle mededeelingen over de eerste af. Spreker wenscht den heer Zandstra in overweging te geven, ze op te schorten tot de Wethouder zal hebben gesproken. Zijn de inlichtingen hem dan onvoldoende, welnu dan kan hij zulks nog altijd door de motie te kennen geven. De Voorzitter doet opmerken dat deze gedachte ook bij hem heeft voorgezeten, toen de heer Zandstra diens motie introk. Daardoor kwam punt 12 der agenda weer aan de orde en had de heer Schoonder mark gelegenheid de toelichting te geven, die mocht worden verlangd. De heer Tulp vraagt of er, onverschillig hoe het resultaat is, als de proef met de bioscopische lessen is afgeloopen, ook nog een proef wordt genomen met de projectielantaarn. De heer Schoondermark (wethouder) wijst erop, dat het hem blijkt, dat de Raad van den beginne af aan de bedoeling van Burgemeester en Wethouders niet goed heeft begrepen. De motie-van der Kooi liep niet alleen over de bioscopische lessen, maar ook over de sciopticon. Het staat vast, de bedoeling is geweest beide zaken te combineeren. Eerst het beeld zien, dan er leven in brengen en dan weer zien. Spreker vraagt den heer Zandstra of deze voor elke school een lantaarn wenscht. De heer Zandstra antwoordt ontkennend. De heer Schoondermark (wethouder) begrijpt den heer Zandstra niet. Als het in de eene school donker is, is dat ook in de andere het geval en kan men niet met één lantaarn toe. Het onderzoek naar de bioscopische lessen is nog niet afgeloopen en er kan tegelijkertijd een onderzoek naar de lessen met licht beelden worden ingesteld. Spreker zal tegen de motie-Zandstra stemmen. De heer Zandstra wil er nu een nieuwe proef tusschen in gooien. De heer Zandstra wil er geen nieuwe proef tusschen in gooien. Het is spreker bekend dat het onderzoek alleen gaat over bioscopische lessen. Hij heeft toch niet vernomen dat de projectielantaarn in de school is gebruikt. De heer Schoondermark (wethouder) „niet in de school, maar in het gebouw van de bioscoop". De heer Zandstra wijst er op, dat men met een projectielantaarn in de school rustig en ordelijk onderwijs kan geven, maar in een lokaal van een bioscoop, waar meer dan 500 kinderen bijeen zijn, niet. Voor elke school acht spreker een projectie lantaarn niet noodig. Die behoeft toch niet alle dagen te worden gebruikt. Men kan met een paar lantaarns volstaan en door uitwisseling kunnen alle scholen er van profiteeren. Spreker acht het niet zoo dwaas als er naast bioscopische lessen, lessen met lichtbeelden worden gegeven. Wanneer het onderzoek over beide gaat, kan worden uitgemaakt wat het best is. De beraadslaging wordt gesloten. De motie-Zandstra wordt verworpen met 19 tegen 1 stem. Vóór stemt de heer Zandstra. Tegen de lieeren: Beucker Andreae, Fransen, G. W. Koopmans, Komter, Boosman, Feitz, J. Koopmans, Tulp, Berghuis, Haverschmidt, Vonck, Wilhelmij, Lautenbach, van Messel, Hartelust, Tijsma, Beekhuis, Schoondermark en Menalda.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1912 | | pagina 4