h. voor het vijfjarig tijdvak, ingaande 5 Maart 1913 en eindigende op gelijken datum in 1918, van de losse landen aan het Ouddeel 266 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 December 1912. voor de tram. Langs welken weg evenwel de tram ook zal rijden, spreker is overtuigd dat hij daar ter plaatse niet komt binnen twee jaar. De Raad kan dit land dus gerust voor twee jaar verhuren. De heer Wilhelmij dankt voor de inlichting. De Raad weet nu ten minste dat de tram met halte „de Bleek" er in de eerste twee jaar niet komt. De beraadslaging wordt gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 4. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om ondershands in huur af te staan a. aan JR. E. van der Weide alhier, voor het tijdvak van 5 Maart/12 Mei 1913 tot gelijke data in 1918 de zathe en landen op Kleijenburg, henevens vier perceelen los land aan het Ouddeel b. aan J. Wiersma e. a., van 5 Maart 19135 Maart 1918 vier perceelen los land aan het Ouddeel. Dit voorstel luidt als volgt Den 5 Maart/12 Mei 1913 eindigt het vijfjarig tijdvak, waarvoor de zathe en landen op Kleijenburg aan R. E. van der Weide ondershands is verhuurd, terwijl op 5 Maart 1913 mede afloopt de huur van de losse landen aan het Ouddeel, waaronder één perceel, dat door overdracht van huur mede bij van der Weide in gebruik was gekomen. In verband met een en ander hebben wij den des kundige voor de gemeentelijke zathen en landen, Jb. A. Palsma te Wirdum, gevraagd ons de huurwaarde van gemelde zathe en landen op te geven, al dan niet met inbegrip van vorenbedoeld perceel los land, en van dat losse land afzonderlijk. Hieraan heeft hij bij nevensgaand rapport, nader aangevuld bij zijn eveneens hierbij gevoegden brief van 6 September 11., voldaan. Met betrekking tot de overige perceelen los land diende hij ons van advies bij zijn mede hierbij overgelegd jaarrapport. Naar aanleiding van hetgeen in die rapporten wordt opgemerkt zoowel in het algemeen als omtrent de wijze, waarop door de tegenwoordige huurders van het land gebruik wordt gemaakt, zijn wij van meening, dat het gemeente belang medebrengt, wat de zathe en landen op Kleijen burg betreft, andermaal, tot onderhandsche verhuring over te gaan en wel aan degenen, die Palsma daarvoor in aanmerking wenschte te zien gebracht en tegen de door hem voorgestelde voorwaarden en prijzen. Deze laatste zijn, alles bijeengenomen, hooger. Zoo zal de huur van de meergenoemde zathe en landen, zonder vorenbedoeld perceel los land, 42.per 363/4 Are (pondemaat) 's jaars bedragen, tegen ruim f 35.in het loopende tijdvak. Dit geeft in totaal eene som van 1198.51° of 98.515 meer dan tegenwoordig, niettegenstaande gedurende de laatste vijf jaren Kleijenburg bijna een hectare kleiner is geworden, als gevolg van uitgifte van grond in erfpacht en opstal en den bouw der electrische centrale. Voor alle losse landen te zamen zal de huur, vergeleken bij vroeger, met 47.'s jaars stijgen, welk bedrag vermeerderd moet worden met 235.welke de gemeente jaarlijks minder voor bemesting zal hebben uit te geven. Onder die landen is echter niet be grepen perceel drie, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, sectie F no. 721, dat de gemeente in gemeenschappelijk eigendom bezit. Daar er op het oogenblik onderhandelingen worden gevoerd om tot scheiding te geraken, doen wij U thans geen voorstel omtrent de verhuring van dat perceel, doch denken daarop later terug te komen. Ten aanzien van de overige perceelen stelden wij de aspirant-huurders en, wat de zathe en landen op Kleijenburg aangaat, van der Weide, wien wij behalve het reeds bij hem in huur zijnde perceel nog twee perceelen, nam. die bekend in sectie F nos. 643 en 717, van de losse landen wilden verhuren, in kennis met de nieuwe huursommen en gewijzigde voorwaarden, met verzoek ons mede te deelen of zij bereid waren daarop in te huren. Van allen ontvingen wij een gunstig antwoord, behalve van een, die met prijs en voorwaarden niet accoord ging. Daarop boden wij ook die landen, zijnde perceelen vier en zeven der losse landen aan het Ouddeel, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, sectie F nos. 724 en 716, op gelijke conditiën aan R. E. van der Weide aan, van wien wij wisten, dat hij gaarne wat meer land bij zijn boereplaats had. Deze had tegen hetgeen wij hadden voorgesteld geen bezwaar. Wij hebben de eer U dan ook voor te stellen te besluiten ondershands te verhuren I. aan R. E. van der Weide alhier: a. de zathe en landen op Kleijenburg, volgens het kadaster gezamenlijk groot ongeveer 10 H.A., 48 A., 72 cA., voor het vijfjarig tijdvak, ingaande 5 Maart/12 Mei 1913 en eindigende op gelijke data in 1918, tegen den prijs van 42.per 363/4 A. (ponde maat) of in totaal f 1198.515 's jaars 1. perceel vijf, kadastraal bekend gemeente Leeu warden, sectie F no. 722, groot 2 H.A., 11 A., 50 cA., voor 40.per 368/4 A. (pondemaat) of in totaal f 230.'s jaars 2. perceel twee, kadastraal bekend in dezelfde sectie no. 643, groot 2 H.A., 95 A., .10 cA., voor 304.'s jaars 3. perceel zes, kadastraal bekend in dezelfde sectie no. 717, groot 2 H.A., 55 A., 27 cA., voor 280. 's jaars 4. perceel vier, kadastraal bekend in dezelfde sectie no. 724, groot 1 H.A., 49 A., 5 cA., en perceel zeven, kadastraal bekend in dezelfde sectie, no. 716, groot 1 H.A., 27 A., 63 cA., te zamen voor 280.'s jaars, een en ander op de door Burgemeester en Wet houders noodig geachte voorwaarden, welke, behoudens eenige wijzigingen en aanvullingen, gelijk zijn aan de bestaande II. voor het vijfjarig tijdvak, ingaande 5 Maart 1913 en eindigende op gelijken datum in 1918, van de losse landen aan het Ouddeel a. perceel een, kadastraal bekend gemeente Leeu warden, sectie F no. 275, groot 2 H.A., 17 A., 60 cA., aan Johannes Wiersma te Leeuwarden, voor ƒ216. 's jaars b. perceel acht, kadastraal bekend in dezelfde sectie no. 289, groot 1 H.A., 14 A., 70 cA., aan Tjerk Brouwers te Leeuwarden, voor f 114.'s jaars c. perceel negen, kadastraal bekend gemeente Lek- kum. sectie D no. 464, groot 4 H.A., 17 A., 50 cA., aan Herman Alves te Snakkerburen onder Lekkum, voor 460.'s jaars d. perceel tien, kadastraal bekend gemeente Leeu warden, sectie F nos. 650, 645, 274 en 2099, te zamen groot 9 H.A., 85 A., 70 cA., aan Sjouke Annes van der Weide te Leeuwarden, voor 775.'s jaars; een en ander op de door Burgemeester en Wethouders noodig geachte voorwaarden, welke, behoudens eenige wijzigingen en aanvullingen, gelijk zijn aan de bestaande. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 December 1912. 267 Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 5. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders inzake het adres van L. van der Meij alhier om uitstel van bebouwing van het hem in 1907 in koop afgestaan bouwterrein aan de Emmalcade N.Z. en de Vredeman de Vriesstraat, alsmede om ontheffing van terzake be- loopen boete. Dit prae-advies luidt als volgt Bij akte van 6 Augustus 1907 is door de gemeente aan L. G. van der Meij, steenfabrikant, alhier, ver kocht een plek bouwterrein aan de Wijbrand de Geeststraat, kadastraal bekend in sectie G no. 7405, alsmede een plek bouwterrein gelegen aan de Emma- kade noordzijde, kadastraal bekend in dezelfde sectie no. 7425. Die terreinen moesten volgens de sub 7 in de aan gehaalde akte gestelde voorwaarde binnen vijf jaren na hare dagteekening, alzoo vóór 6 Augustus 1912, bebouwd zijn op de wijze, als werd aangegeven bij het door adressant ingediende aanvraagbiljet voor den grond. Deze voorwaarde is echter niet nageleefd ten aanzien van laatstbedoeld terrein, waarvan de bebouwing slechts voor ongeveer ~/3 gedeelte voltooid is en het meest westelijke stuk nog open ligt. Daarom hebben wij den kooper in overweging ge geven de vereischte maatregelen te nemen om aan zijne verplichtingen te voldoen, onder herinnering, dat, bij niet naleving van de ovengenoemde voor waarde, voor elke maand vertraging in de bebouwing eene boete van 5 van de koopsom, ad ƒ18984.75, beloopen wordt, onverminderd de bij de onder 17 opgenomen voorwaarde bepaalde boete van ƒ18984.75, wegens het niet naleven van do voorgeschreven be palingen en ongeacht de bevoegdheid der gemeente om ontbinding van den koop te vorderen. Gevolg van deze waarschuwing is geweest het tot U gericht verzoek, dat voor het uitbrengen van prae- advies in onze handen werd gesteld en U hierbij weder wordt aangeboden. Reeds enkele malen werd op verzoeken van gelijke strekking gunstig beschikt en in het onderhavige O O O O geval bestaat tegen de inwilliging, mede volgens het hiernevensgaand advies van den gemeentelijken Inspec teur voor het woningtoezicht en den Directeur der gemeentewerken, evenmin bezwaar, behoudens de gewone voorwaarden. Mitsdien hebben wij de eer U voor te stellen te besluiten aan L. G. van der Meij, steenfabrikant, alhier, onder ontheffing' van de tot heden krachtens de akte van 6 Augustus 1907 beloopen boete, tot en met 31 December 1914 vrijstelling te verleenen van de hem bij de sub 7 gestelde voorwaarde dier akte opgelegde verplichting ten aanzien van de bebouwing van het nog open gedeelte van het hem verkochte kadastrale perceel gemeente Leeuwarden, sectio G no. 7425, onder gehoudenheid a. dat het onbebouwde gedeelte door en voor rekening van den adressant en ten genoegen van Burgemeester en Wethouders vóór den 31 Maart 1913 als tuin worde aangelegd en vervolgens onder houden en van den openbaren weg vóór 31 Januari 1913 worde en daarna blijve gescheiden door een ijzeren hek, ter hoogte van ongeveer 90 cM., waarvan de teekening en samenstelling door Burgemeester en Wethouders moeten worden goedgekeurd b. dat door en voor rekening van adressant en ten genoegen van Burgemeester en Wethouders, vóór 31 Maart 1913 worde voltooid de trottoiraanleg langs het terrein, zoowel aan de zijde der Emmakade noord zijde als aan den kant der Vredeman de Vriesstraat, in aansluiting aan de bestaande trottoirs. De beraadslaging wordt geopend. De heer Fransen heeft niet zonder verwondering kennis genomen van het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Toen adressant voor vijf jaar den grond kocht was hij bekend met de voorwaarden. Spreker kan zich wel voorstellen dat er zich omstan digheden kunnen voordoen dat de koopers van grond niet aan hunne verplichting tot bouwen kunnen voldoen, buiten hun schuld. Dat is hier echter niet hetgeval. Adressant heeft wel den grond gekocht, maar niet met de bedoeling om dien te bebouwen. Die aankoop hield verband met speculatie. Particulieren toch konden den grond van adressant koopen op de voor waarden van de gemeente plus door hem eraan ver bonden zwaardere voorwaarden, die ieder zoo maar niet slikt. Wanneer er omstandigheden in het spel zijn buiten de schuld van den betrokkene, is uitstel niet af te keuren. Hier evenwel is speculatie de oorzaak en het belang der gemeente brengt niet mee om uitstel te verleenen. Wanneer de gemeente de terreinen in handen had gehouden zouden ze al lang bebouwd zijn geweest. Spreker zal dan ook tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders stemmen. De heer Beekhuis deelt de bezwaren van den heer Fransen wel. Echter niet in die mate, dat hij tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders zal stemmen. Spreker kan zich wel vereenigen met de redeneering van den heer Fransen. Het belang der gemeente brengt niet alleen mee de terreinen te ver- koopen, opdat zij de koopsom krijgt, maar het is ook in haar belang dat de terreinen worden bebouwd. Vandaar dan ook de bepaling, dat de terreinen binnen 5 jaar moeten worden bebouwd. Wanneer het nu waar is wat de heer Fransen zegt, dan heeft adressant de kans gehad de terreinen tegen een hoogeren prijs te verkoopen, een kans, die de gemeente heeft moeten missen. Én ègle is dus deze zaak niet. Spreker zou evenwel dit geval willen zien beschouwd als het laatste geval, waarin uitstel van bebouwing wordt verleend. Het zou toch wel hard zijn voor adressant indien afwijzend werd beschikt, daar er antecedenten zijn. De heer Lautenbach meent dat wel uitstel moet kunnen worden gegeven, wanneer iemand door teleur stelling of financieele omstandigheden niet kan vol doen aan zijne verplichting om het terrein te be bouwen. Hier is echter alleen speculatie in het spel en er is dan ook geen reden adressant de hand boven het hoofd te houden. Spreker wil in deze geen uitstel geven. De heer Hartelust zou niet gaarne zien dat de meening van den heer Beekhuis postvatte, dat dit nu het laatste geval zoude zijn waarin de Raad een uitstel zou toestaan. Wel kan dit het laatste geval zijn, wanneer, zooals hier, de grond op speculatie is gekocht. Spreker zou het evenwel jammer vinden als door de uitspraak van den heer Beekhuis menschen die buiten hun schuld niet aan de ver plichting tot bebouwing konden voldoen, niet mochten kunnen rekenen op den steun van Burgemeester en Wethouders, die zij dan noodig hebben. Spreker heeft dit in het midden willen brengen om te voor komen dat er eene verkeerde conclusie wordt getrokken.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1912 | | pagina 3