268 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 December 1912 De Voorzitter antwoordt, dat Burgemeester en Wet houders veel gevoelen voor de redeneering van den heer Beekhuis. Ook zij meenen dat het niet in het belang der gemeente kan zijn, dat haar bouwterrein wordt afgekocht alleen met liee doel om ermee te speculeeren. Waar echter reeds meermalen door den Raad dergelijk uitstel is verleend, aan den heer ten Brink reeds tweemaal, daar meenden Burgemeester en Wethouders, dat ook voor inwilliging van dit verzoek aanleiding bestaat. Spreker meent dat ook de heer van der Meij bouwplannen heeft gehad, die door omstandigheden van de baan zijn geraakt. Ove rigens zijn Burgemeester en Wethouders het er vol komen mee eens, dat men voorzichtig moet zijn met het ruimer maken van de bestaande voorwaarden. De beraadslaging wordt gesloten. Met 15 tegen 8 stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Vóór stemmen de heeren: Berghuis, G. W. Koop- mans, Tulp, Boosman, Haverschmidt, Tijsma, Beucker Andreae, van Messel, Menalda, Feitz, Oosterhoff, Hartelust, Beekhuis, Komter en Schoondermark. Tegen de heerenWilhelmij, Lautenbach, Fransen, Zandstra, Vonck, Bertling, Hiemstra en Tiemersma. De heer J. Koopmans heeft zich op grond van art. 46 der Gemeentewet van medestemmen onthouden. 6. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders be treffende het adres van de Friesche Coöperatieve Zuivel Export Vereeniging, houdende verzoek om vergunning tot het maken en hebben van hvec inritten in het ge meentelijk trottoir vóór perceel Willemskade Z.Z. no. 47, en tot het leggen en hebben van rails in de openbare straat aldaar. Dit prae-advies luidt als volgt: De Friesche Coöperatieve Zuivel Export-Vereeniging alhier heeft zich tot Uwe Vergadering gewend met het verzoek haar vergunning te verleenen tot het hebben van twee inritten in het trottoir naast en achter perceel Willemskade Z.Z. no. 47 aan de zijde van het Wagenplein, onder intrekking van de vroeger verleende vergunning voor een inrit aan den kant der Willemskade, alsmede tot het hebben van een smalspoor in dat plein, ter verbinding van genoemd perceel met het daartegenover liggende, dat eveneens aan genoemde Vereeniging toebehoort. Dat adres, hetwelk door U om prae-advies in onze handen werd gesteld, leggen wij met de daarop in gewonnen adviezen van den gemeentelijken Inspecteur voor het woningtoezicht en den Directeur der ge meentewerken hierbij over. Met inachtneming van de door den laatste gestelde voorwaarden, hier en daar iets aangevuld en gewijzigd, zijn wij van oordeel, dat tegen inwilliging van liet gedaan verzoek geen bezwaar bestaat. Derhalve hebben wij de eer U voor te stellen te besluiten onder intrekking van de vergunning voor het hebben van één inrit in het trottoir vóór perceel Willemskade Z.Z. no. 47, kadastraal bekend sectie G, no. 4254, aan de zijde van die kade, aan de Friesche Coöperatieve Zuivel Export-Ver eeniging te Leeuwarden en hare rechtverkrijgenden vergunning te verleenen I. tot het maken en tot wederopzeggens toe hebben van twee inritten en wel één in het trottoir aan de oostzijde en één in dat aan den zuidkant van vorengenoemd perceel, de juiste plaatsen nader door of vanwege Burgemeester en Wethouders aan te wijzen, onder bepaling, dat worden in acht genomen de voorwaarden, gesteld bij raadsbesluit van 26 Ja nuari 1909, no. 12R/10, voor zoover naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders toepasselijk, met dien verstande, dat als termijn, waarop de recognitie, ad 1.voor iederen inrit, ten kantore van den gemeente-ontvanger moet zijn betaald, worde gesteld 1 Mei, voor het eerst 1 Mei 1913 II. tot het leggen en tot wederopzeggens toe hebben van een smalspoor in de bestrating van het Wagenplein in den inrit in het trottoir aan de oost zijde van perceel Willemskade Z.Z. no. 47, kadastraal bekend sectie G, no. 4254 en in dien in het trottoir aan de westzijde van perceel Willemskade Z.Z. no. 45, kadastraal bekend in dezelfde sectie no. 4255, ter verbinding van genoemde perceelen, onder voor waarde a. dat de rails zoogenaamde groefrails zijn, welke zoodanig worden gelegd en onderhouden, dat haar bovenvlak met de bestrating op gelijke hoogte ligt; b. dat door en ten koste van hem, aan wien deze vergunning is verleend, overgegaan of overgedragen, tusschen de rails over de geheele breedte van de straat en de trottoirs, alsmede tot op 0.80 M. ter weerszijden uit de as van het smalspoor de bestrating wordt gemaakt en onderhouden van nieuwe door hem te leveren materialen, gelijksoortig aan die der overige bestrating en die bij verandering dezer laatste daar mede moeten blijven overeenkomen, een en ander ten genoegen van Burgemeester en Wethouders c. dat nimmer eenig voorwerp onbewaakt op of tusschen die rails of op de bestrating der gemeente mag verblijven d. dat des Vrijdags vóór 's namiddags 3 uur het smalspoor niet wordt gebruikt e. dat als erkenning van het eigendomsrecht der gemeente op den grond, waarin het smalspoor is gelegd, door adressante of hare rechtverkrijgenden jaarlijks vóór of op den lsten Mei, voor het eerst vóór of op den lsten Mei 1913, ten kantore van den gemeente-ontvanger wordt betaald eene recognitie van 1.—. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 7. Prae-advies inzake het adres van D. Timmermans alhier, om wijziging van de rooilijn voor door hem te stichten woningen op blolc XVI aan de Gijsbert Japicx- straat. Dit prae-advies luidt als volgt In onze handen werd door U om prae-advies ge steld een adres met toelichting van D. Timmermans alhier. Daarbij verzoekt hij de rooilijn aan de Gijsbert Japicxstraat voor door hem te bouwen huizen langs het aan het oostelijk, naar het zuiden schuin afloo- pende, einde dier straat en aan het zich aldaar be vindende pleintje op een hem in koop afgestaan gedeelte van blok XVId der bouwterreinen aan de zuidzijde van het Nieuwe Kanaal zoodanig te bepalen, dat de voorgevels dier huizen, evenals de gevels van de huizen, welke in het oost-west loopende gedeelte van dezelfde straat staan, op 1.50 M. uit den weg komen te liggen. Die stukken en het door ons ingewonnen advies van den gemeentelijken Inspecteur voor het woning toezicht en den Directeur der gemeentewerken leggen Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 December 1912. 269 wij hierbij over. In overeenstemming met het ge voelen van laatstgenoemde zijn wij van oordeel, dat de inwilliging van het verzoek moet worden ontraden. Gelijk den kooper bekend was, moet de ruimte tusschen rooilijn en weg aldaar, volgens de krachtens artikel 22 der bepalingen van uitgifte van die bouwterreinen vastgestelde teekeningen, 5 Meter bedragen en, op grond van het bepaalde bij artikel 23, als tuin of grasveld aangelegd, onderhouden en gebruikt en door ijzeren hekken van de straat afgescheiden worden. Heeft die ruimte daarentegen, zooals adressant ver langt, geen grootere diepte dan van 1.50 M., zoo moet zij ingevolge het laatstaangehaalde artikel als stoep aangelegd en onderhouden worden en mag daarop geen hek worden geplaatst. Bij een gunstige beschikking zal de welstand ter plaatse geschaad worden nu onmiddellijk ten oosten van adressant's terrein een tuin, afgescheiden door een hek op steenen voet, is aangelegd, waartegen een eventueel te maken stoep zal doodloopen. Komen er echter voortuintjes, overeenkomstig de bij de vaststelling van de rooilijn voorgezeten bedoeling, zoo wordt aan het pleintje, in aansluiting met den aanwezigen tuin, een fraaier aanzien gegeven. Wij stellen U alzoo voor te besluiten: adressant te doen berichten, dat geen termen zijn gevonden tot inwilliging van zijn verzoek. De beraadslaging wordt geopend. Den heer Fransen komt het voor dat Burgemeester en Wethouders zelf aanleiding hebben gegeven tot het indienen van dit adres. Onmiddellijk toch naast dit te bouwen perceel is een perceel als tuin aange legd en daarvan is de rooilijn, een grondmuur met een hek erop, 1.50 M. vooruit gebracht. Spreker is het overigens met Burgemeester en Wethouders wel eens, maar hij meent, dat de rooilijn van den tuin 1.50 M. te ver vooruit ligt. Dit is niet in het belang van de beide perceelen, die zullen worden gebouwd. De beraadslaging wordt gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester eu Wethouders. 8. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders inzake het adres van de Naamlooze Vennootschap Stoom- meelfabriek Fortunaom vergrooting van haren aanleg steiger aan den Harlingertrekweg en het in dien weg aanbrengen van rails. Dit prae-advies luidt als volgt: Om eene spoedige afdoening te bevorderen, hebben wij nevensgaand adres van de Naamlooze Vennootschap stoommeelfabriek „Fortuna" alhier niet eerst bij ter tafel gebracht, maar het in handen van de be trokken ambtenaren gesteld, om ons van advies te dienen. Dat adres bevat een tweeledig verzoek, namelijk om een vóór hare fabriek aan den Harlinger trekweg in de vaart uitspringenden aanlegsteiger te vergrooten en ook voor het vergroote gedeelte aan dien weg te mogen aansluiten en om van dien aldus uitgebreiden steiger af naar de fabriek een drietal smalsporen in den weg te mogen leggen. Op de bijgevoegde teekening zijn er slechts twee aangegeven, omdat de juiste plaats van het derde nog niet vast staat. Dit behoeft intusschen voor de behandeling van het verzoek geen vertraging op te leveren. De gemeentelijke Inspecteur voor het woning toezicht en de Directeur der gemeentewerken deelen bij nevensgevoegd schrijven mede, dat, behoudens te stellen voorwaarden, tegen de inwilliging van het verzoek geen bedenking bestaat. Met hunne meening kunnen wij ons vereenigen, met dien verstande echter, dat het ons wenschelijk voorkomt de bij raadsbesluit van 23 September 1902 voor den toen gemaakten, nu te vergrooten, aanlegsteiger, bepaalde recognitie van 0.50 te verhoogen tot 1.'s jaars. Wij hebben de eer II alzoo voor te stellen te besluiten voor zooveel de rechten der gemeente betreft en behoudens die van derden, aan de Naamlooze Ven nootschap stoommeelfabriek „Fortuna" te Leeuwarden en hare rechtverkrijgenden vergunning te verleenen I. om tot wederopzeggens toe een in de Harlinger trekvaart tegenover hare fabriek aldaar te vergrooten aanlegsteiger aan den trekweg aan te sluiten onder voorwaarde a. dat de voet van de in gemeentegrond ge plaatste steigerpalen rondom met puin bestort worden en blijven b. dat het geheele talud van den weg, liggende onder den steiger en tot op 5 Meter ter weerszijden van dien steiger behoorlijk wordt onderhouden c. dat de nog onbestrate oppervlakte van den berm en den weg tusschen den steiger en de daar tegenover staande fabrieksgebouwen van genoemde vennootschap over eene lengte gelijk aan die van den steiger met goede vierkante keien bestraat worden en blijven, een en ander door en op kosten van hem, aan wien deze vergunning is verleend, overgegaan of overgedragen, en ten genoegen van Burgemeester en Wethouders d. dat jaarlijks vóór of op den twaalfden Mei, voor het eerst in 1913, ten kantore van den ontvanger dezer gemeente wordt betaald eene recognitie van één gulden, in plaats van die, groot vijftig cent, verschuldigd krachtens de voorwaarde sub 3° van het raadsbesluit van 23 September 1902 II. tot het leggen en tot wederopzeggens toe hebben van drie smalsporen in den Harlingertrekweg van een in de vaart aldaar gemaakten steiger af tot hare daartegenover staande fabrieksgebouwen, kada straal bekend sectie D no. 1224, de juiste plaatsen nader door of vanwege Burgemeester en Wethouders aan te wijzen, onder voorwaarde a. dat de rails zoogenaamde groefrails zijn, welke zoodanig worden gelegd en onderhouden, dat haar bovenvlak met de bestrating op gelijke hoogte ligt; b. dat door en ten koste van hem, aan wien deze vergunning is verleend, overgegaan of overgedragen, tusschen de rails over de geheele breedte van den weg, alsmede tot op 0.80 M. ter weerszijden uit de as van het smalspoor de bestrating wordt gemaakt en onderhouden van nieuwe door hem te leveren materialen, gelijksoortig aan die der overige bestrating en die bij verandering dezer laatste daarmede moeten blijven overeenkomen, een en ander ten genoegen van Burgemeester en Wethouders c. dat nimmer eenig voorwerp onbewaakt op of tusschen die rails of op de bestrating der gemeente mag verblijven; d. dat als erkenning van het eigendomsrecht der gemeente op den grond, waarin het smalspoor is gelegd, door adressante of hare rechtverkrijgenden jaarlijks vóór of op den lsten Mei, voor het eerst vóór of op den lsten Mei 1913, ten kantore van den gemeente-ontvanger wordt gestort eene recognitie van 3.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1912 | | pagina 4