272 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 December 1912. Dan is daardoor den invloed van de Raad op de bepaling van het loon, welken hij volgens artikel 136 bezit, geheel uitgeschakeld. Spreker meent dan ook dat de motie wel degelijk op haar plaats is en de heeren, die van meening zijn dat het wetsartikel moet worden gehandhaafd, moeten stemmen tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders. De heer Oosterhoff heeft gezegd dat er over het bedrag van het loon, of dat 18 of 20 cent moet zijn of hooger, moeilijk valt te debatteeren en de heer Tijsma wil met het voorstel van Burgemeester en Wethouders meegaan, omdat de voorgestelde verhooging betrek kelijk groot is. Dit argument van den heer Tijsma is een zwak argument, omdat de menschen misschien jaren lang veel te weinig loon hebben gehad. Men heeft zich niet af te vragen wat loon zij hebben, maar wat het loon is, waarmee zij er kunnen komen. Spreker meent dan ook dat de loonen het voorstel ertoe komt nog door den heer Zandstra en hem voorgesteld, niet te hoog zijn, n.l. 20 cent per uur met 25 en 50 °/0 verhooging voor nacht- en Zondags- werk. De heer Oosterhoff heeft gezegd dat deze menschen voor bewakingsdienst worden gebruikt, dus ook voor het bewaken van goederen op de wallen. Dan moet echter het loon ook zoo zijn, dat zij niet in de ver leiding worden gebracht om zelf een dief te worden. En dat kan er met te kleine loonen van komen. Wat de verhooging voor Zondags- en nachtarbeid betreft, er zijn al verscheidene particuliere patroons, die verder gaan dan nu zal worden voorgesteld. Die geven n.l. 50 en 100 °/0 loonsverhooging voor dat bedoelde werk. Het voorstel van Zandstra en spreker is dus een billijk voorstel en spreker vertrouwt dan ook dat de heeren G. W. Koopmans en Tijsma, die een tegen stander is van Zondagswerk het zullen steunen. De heer Tijsma meent dat het juridisch betoog van den heer Hiemstra niet opgaat. De Raad regelt de bezoldigingen, maar hij heeft het recht de be voegdheid daartoe aan Burgemeester en Wethouders te delegeeren. Spreker zal over deze delegatie van macht niet uitweiden, maar het is juist wat de heer Komter heeft gezegd, dat de Raad de bezoldigingen regelt in het algemeen, maar het recht om die te preciseeren overlaat aan Burgemeester en Wethouders. Wat betreft de kwalificatie van sprekers argument het is door den heer Hiemstra zwak genoemd spreker geeft toe dat daar iets voor te zeggen valt. Waar echter Burgemeester en Wethouders thans eigener beweging met voorstellen tot verhooging komen, dient de Raad dit te apprecieeren. Spreker heeft ook niet beweerd dat 18 cent een absoluut hoog loon is, maar relatief is de verhooging van 15 tot 18 cent per uur eene verhooging, waarvoor spreker dankbaar is en hij wil daar uiting aan geven door vóór het voorstel te stemmen. De heer Fransen wenscht een enkele opmerking te maken naar aanleiding van het schrijven van den heer Burgemeester, aan den Raad gericht. Daarin toch wordt medegedeeld dat men voornemens is het loon der politieagenten 4e klasse te brengen op 18 ets. per uur en voor nacht- en Zondagsarbeid 20 ets. per uur. Met dit loon van 18 ets. zou spreker zich kunnen vereenigen, doch wat hem verwonderdt is, dat niet in uitzicht wordt gesteld een verhooging voor nacht en Zondagsarbeid van 25 en 50 gelijk ook door Burgemeester en Wethouders wordt voorgeschreven in de bestekken voor verschillende gemeentewerken. De jparticuliere werkgevers in de bouwvakken hebben met hunne arbeiders een overeenkomst, waar het percentage voor nacht- en Zondagsarbeid belangrijk hooger is, terwijl men hier een verhooging voor nacht- en Zondagsarbeid voorstelt van twee heele centen per uur. Spreker meent in overweging te mogen geven voor nacht- en Zondagsdienst een verhooging van 25 a 50 vast te stellen. De heer Zandstra hoort den heer Tijsma zeggen dat de Raad binnen de perken der wet blijft. Dat is waar, de Raad kan te allen tijde iets aan Burge meester en Wethouders opdragen. Dat hebben vroegere raden maar al te veel gedaan. Spreker blijft erbij, dat de Raad nooit moet doen wat hier wordt voor gesteld, want later kan er gezegd worden: de Raad heeft er niet mee te maken, de regeling der loonen is opgedragen aan Burgemeester en Wethouders daar een vorige Raad deze zaken aan het college heeft opgedragen. Tegenover het voorstel van Burge meester en Wethouders is de motie-Zandstra-Hiemstra ook wel degelijk op haar plaats. Het is eene prin- cipieele motie, want de Raad spreekt zich erin uit dat hij de regeling der bezoldigingen aan zich wenscht te houden. De heer Oosterhoff (wethouder) doet opmerken dat de heer Hiemstra zich bij de beoordeeling van het loon op een verkeerd standpunt stelt. Wij hebben hier toch te doen met bijzondere loonen. De heer Hiemstra zegt nu dat de loonen zoo moeten zijn dat de agenten niet in de verzoeking worden gebracht om te stelen. De agenten 4e klasse zijn menschen, die een inkomen hebben uit een andere bron, zoodat het loon als agent 4e klasse een bijverdienste is. Men behoeft zich dus alleen af te vragen of het loon voldoende is voor den arbeid, die verricht wordt. Met alle andere loontheoriëen hebben wij thans niets te maken. Burgemeester en Wethouders zijn van meening dat het loon voor eenvoudige bewakingsdiensten wer kelijk voldoende kan worden geacht. De heer Hiemstra heeft niet beweerd dat het op dragen van de bepaling van het loon aan Burge meester en Wethouders onwettig is. De Voorzitter heeft gezegd dat het de bedoeling van het artikel is om de algemeene regeling der loonen aan den Raad op te dragen, maar wanneer het voorstel van Burge meester en Wethouders wordt aangenomen, heeft de Raad in het geheel niets meer te regelen en dat wil spreker niet. De heer Oosterhoff heeft nu gezegd dat het loon, dat de menschen als agent 4e klasse verdienen, niet van veel invloed is op hun loon in zijn geheel. Zij zijn echter verscheidene dagen en nachten in dienst der gemeente, zoodat hun loon als agent 4e klasse een groot deel uitmaakt van hunne geheele verdienste. Het werk, dat zij voor de gemeente verrichten, is dan ook een groot deel van hun geheele werk en dan moet bij de bepaling van het loon rekening worden gehouden met wat zij prestoeren. En nu moge het waar zijn dat het moeilijk is zoo'n loon te geven dat zij niet in de verzoeking komen om te stelen, het is een vertrouwenspost die zij hebben. Wanneer zij een groote hoeveelheid goederen moeten bewaken, moet men hen kunnen vertrouwen en bij de keuzo van de menschen moet dan ook nauwlettend worden toegezien. Wat nu betreft het verschil van meening over de hoegrootheid van het loon, daaruit blijkt alleen reeds dat het praktisch is de regeling aan den Raad over te laten. Men kan er nu over spreken. En nu mag het onaangenaam zijn en er mag geen eind aan komen de sociaal-democraten hebben nu eenmaal de on aangenaamheid steeds voor de arbeiders op te komen erover gesproken wordt er. De Raad moet dan ook de regeling niet uit handen geven. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 December 1912. 273 De heer G. W. Koopmans gelooft niet dat de heer Hiemstra hem heeft begrepen. Spreker heeft gezegd dat de motie voorbarig was, want dat men toch eerst moet afwachten of de Raad iets doet tegen de wet. Zooeven heeft de Raad ook een besluit genomen tot opheffing van een verordeningsartikel. Daarbij is ook geen motie ingediend. Wordt de motie niet inge trokken, dan kan morgen een motie tot handhaving van artikel 177 en overmorgen een van artikel 178 enzoovoort worden ingediend. Dat kan toch niet de bedoeling zijn van de voorstellers. Spreker zal tegen onderdeel b van het voorstel van Burgemeester en Wethouders stemmen. Hij is het te dien opzichte met de heeren Zandstra en Hiemstra eens. Wordt dat aangenomen, dan is er plaats voor de motie-Zandstra c.s. De Raad kan zich dan uitspreken of hij de motie in overweging wenscht te nemen en zoo ja, dan kan zij in handen worden gesteld van Burgemeester en Wethouders ten fine van prae-advies, omdat de motie een algemeene strekking heeft. De heer Zandstra trekt, na den heer G. W. Koop mans te hebben gehoord, zijne motie in. De Voorzitter deelt mede dat de heer Zandstra diens motie heeft ingetrokken. Zij maakt derhalve geen onderwerp van beraadslaging meer uit. De Voorzitter zegt dat de heeren beweren dat de Raad, door het voorstel van Burgemeester en Wet houders aan te nemen, de zaken uit handen geeft. Dat is niet de bedoeling. Zooals gezegd geldt het hier een zaak van geringen omvang, daar het aan de agenten 4e klasse uitgekeerde loon van 500.tot 1000.per jaar bedraagt. Bovendien zullen de loonen, wanneer de regeling aan Burgemeester en Wethouders wordt opgedragen, verhoogd kunnen worden als daartoe aanleiding bestaat en kunnen de raadsleden, als hun die verhooging niet voldoende voorkomt, te allen tijde inlichtingen vragen aan Burgemeester en Wethouders. De zaak is van kleinen omvang en dient op de eenvoudigste wijze te worden geregeld. De heer Zandsira hoort den Voorzitter zeggen, dat de Raad te allen tijde inlichtingen aan Burge meester en Wethouders kan vragen. Dat is waar, maar daarmee schiet de Raad niets op. Burgemeester en Wethouders kunnen inlichtingen verstrekken, maar de Raad heeft niets te vertellen. Zij zullen zeggen dat de regeling aan hun college is overgelaten en dien weg moeten wij niet op. De beraadslaging wordt geopend. Onderdeel I sub a van het voorstel van Burge meester en Wethouders wordt met algemeene stemmen aangenomen. Onderdeel I sub b wordt aangenomen met 17 tegen 7 stemmen. Vóór stemmen de heerenBerghuis, Wilhelmij, Tulp, Haverschmidt, Tijsma, Beucker Andreae, van Messel, Menalda, Feitz, Oosterhoff, Hartelust, J. Koop mans, Beekhuis, Komter, Schoondermark, Vonck en Bertling. Tegen de heeren Lautenbach, G. W. Koopmans, Boosman, Fransen, Zandstra, Hiemstra en Tiemersma. Onderdeel II van het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met algemeene stemmen aan genomen. 10. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om de overeenkomst, aangegaan met mevr. de wed. van Loon inzake de huur der ivoning Prins Hendrikstraat no. 13, te ontbinden en deze woning tot 12 Mei 1919 te ver huren aan M. Grondsma alhier voor de som van f 325. per jaar. Dit voorstel luidt als volgt Door middel van den Directeur der Gemeentewerken is te onzer kennis gebracht de wensch van mevrouw de wed. B. van Loon, geboren van der Feen, om ontsla gen te worden van de huur der bovenwoning van het perceel Prins Hendrikstraat no. 13. Deze was haar, krachtens raadsbesluit van 10 Januari 1911, no. 7r/7, goedgekeurd bij beschikking van Gedeputeerde Staten van den 19en dier maand, no. 26, afgestaan tot 12 Mei 1914 tegen een huursom van 325.'s jaars. Een tweetal gegadigden hebben zich reeds tot U gewend om die bovenwoning te mogen huren. Hunne hierbij gaande adressen hebben wij spoedshalve voor het uitbrengen van prae-advies tot ons genomen en om bericht en raad in handen van den Directeur der Gemeentewerken gesteld. Met diens hiernevens ge voegd advies kunnen wij ons vereenigen, terwijl wij het gemeentebelang het best gediend achten door ook thans tot onderhandsche verhuring over te gaan. Derhalve hebben wij de eer U voor te stellen te besluiten I. te ontbinden de met mevrouw de wed. B. van Loon, geboren van der Feen alhier, den 14en April 1911 gesloten overeenkomst van huur en verhuur der bovenwoning van het perceel Prins Hendrikstraat no. 13, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, sectie B no. 2322, huis en erf, groot 49 c.A., met ingaDg van een door Burgemeester en Wethouders te be palen datum 11. met ingang van den onder I bedoelden datum, tot 12 Mei 1919, aan M. Grondsma, kaashandelaar, alhier, ondershands te verhuren de bovenwoning van het perceel Prins Hendrikstraat no. 13, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, sectie B no. 2322, huis en erf, groot 49 c.A., tegen de som van 325. 's jaars en op de bestaande voorwaarden, waarin Burgemeester en Wethouders zoo noodig verandering kunnen brengen. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Niets meer te behandelen zijnde, wordt de vergade ring door den Voorzitter gesloten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1912 | | pagina 6