8. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op
het adres van D. de Boer te Dronrijp, om hem opnieuw
voor den tijd van drie jaren te verhuren het perceeltje
land, gelegen bij de Bolsivarderbrug aldaar, kadastraal
bekend gemeente Dronrijp. sectie B no. 256, voor een
huursom van f 30.per jaar.
4 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Januari 1918.
overtuigd dat men de inlichtingen, die men verlangt,
kan putton uit de boeken en bescheiden der stads
reiniging en dat men den heer Soutendam niet
noodig heeft. Daarom verklaart spreker zich tegen
het voorstel.
De heer Tijsma was ook niet van plan te spreken.
Hij kan zich echter voorstellen dat door het voorstel
bij den heer Soutendam illusies zijn opgewekt en nu
vraagt spreker zich af of het rechtvaardig is, dat lid b
van het voorstel, waar alle kans op bestaat, wordt
afgestemd en dat sub a wordt aangenomen. Bovendien
vraagt hij zich af of de heer Soutendam, als hij had
kunnen veronderstellen alleen pensioen te krijgen, zijn
aanvraag om ontslag zou hebben ingediend. Spreker
gelooft van niet. Z. i. is het dan ook rechtvaardig
tegenover den heer Soutendam eerst lid b in stemming
te brengen en wordt dit aangenomen, dat sub a aan te
houden, opdat de heer Soutendam de gelegenheid
hebbe op zijn aanvraag terug te komen. Het is
toch in confesso, dat de heer Soutendam heeft geleefd
in de illusie, dat lid b zou worden aangenomen en
die illusie wordt hem nu ontnomen.
De heer Hiemstra heeft niet de bedoeling gehad te
beweren, dat het niet waar is wat Burgemeester en
Wethouders in hun prae-advies hebben gezegd. Zijne
bedoeling is deze, dat de adviezen van den heer
Soutendam niet noodig zullen zijn en dat het de
praktijk zal worden, dat ze waarschijnlijk nooit zullen
worden gevraagd. Het gevolg van de aanneming van
het voorstel van Burgemeester en Wethouders zal
dan ook alleen dit zijn dat de Directeur der Stads
reiniging een toeslag krijgt op zijn pensioen. Dit
mag nu de bedoeling zijn of niet, het gevolg is het
zeker. Daardoor wordt een precedent geschapen en
daarom zal spreker tegenstemmen.
De Voorzitter kan zich wel vereenigen met het
denkbeeld van den heer Tijsma om eerst lid b in
stemming te brengen. Mocht dit worden verworpen,
dan kan lid a worden aangehouden.
De heer van Messel geeft Burgemeester en Wet
houders in overweging hun voorstel terug te nemen,
dan kunnen zij de zaak nog eens met den heer
Soutendam bespreken.
De Voorzitter antwoordt dat hiertegen dit bezwaar
bestaat, dat de heer Soutendam dan nog niet den wil
van den Raad kent.
De beraadslaging wordt gesloten.
Onderdeel b van het voorstel van Burgemeester
en Wethouders wordt verworpen met 15 tegen 8
stemmen.
Voor stemmen de heerenOosterhoff, Beucker
Andreae, J. Koopmans, Komter, Menalda, Vonck,
Schoondermark en Fransen.
Tegen de heeren: Tulp, Boosman, Berghuis, Tijsma,
Lautenbach, Tiemersma, van Messel, G. W. Koopmans,
Wilhelmij, Feitz, Hartelust, Bertling, Haverschmidt,
Hiemstra en Zandstra.
Ondereel a van het voorstel van Burgemeester en
Wethouders wordt aangehouden.
7. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan
het bestuur der Friesche Tuinbouwvereeniging alhier voor
een in dezen winter te houden tuinbouwcursus een sub
sidie van f 80.te verleenen.
Dit voorstel luidt als volgt
Evenals in vorige jaren heeft het Bestuur der
Friesche Tuinbouwvereeniging zich ook nu tot ons
gewend met het verzoek, ten behoeve van den door
die Vereeniging gedurende het winterseizoen 1912/13
te geven tuinbouwwintercursus, een subsidie, en wel
van 80.uit de gemeentekas te mogen ontvangen.
Dezelfde overwegingen, welke vroeger tot de in
williging van een soortgelijke aanvrage hebben geleid
en die vermeld zijn in de hierbij opnieuw overgelegde
voorstellen, onderscheidenlijk d.d. 8 Februari 1911
en 17 Februari 1912, geven ons ook thans aanleiding
U voor te stellen te besluiten
aan de Friesche Tuinbouwvereeniging alhier voor
het geven in deze gemeente van een tuinbouwwinter
cursus gedurende het winterseizoen 1912/13 een sub
sidie uit de gemeentekas van 80.te verleenen,
daartoe onder volgno. 275a op de gemeentebegrooting
voor 1913 een nieuwen post „Subsidie aan de Friesche
Tuinbouwvereeniging" aan te brengen en daartegenover
volgno. 310 dier bogrooting „Onvoorziene Uitgaven"
met een gelijk bedrag te verlagen.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Dit prae-advies luidt als volgt
Bij adres van den 16 October 1.1., den 22en d.a.v.
om prae-advies in onze handen gesteld, verzoekt D.
de Boer, wachter van de zoogenaamde Bolswarder-
brug onder Dronrijp, hem opnieuw voor den tijd
van drie jaren te verhuren het perceel weiland aldaar,
groot 28 are 20 centiare, kadastraal bekend gemeente
Deinum, sectie B. no. 256.
De ophooging van het bedoelde land met bagger
specie heeft tengevolge gehad, dat de opbrengst van
het grasgewas niet onbelangrijk is verbeterd, in ver
band waarmede adressant thans aanbiedt de huursom
ad 20.per jaar te verlioogen tot 30.
De Directeur der gemeentewerken, over dit verzoek
gehoord, adviseert tot inwilliging en ook wij hebben
tegen eene verhuring op den bovenaangegeven voet
geene bedenkingen.
U het adres weder aanbiedende en onder over-
le&ë9ng van het advies van den Directeur der ge
meentewerken, hebben wij dan ook de eer U voor
te stellen te besluiten
aan D. de Boer, wachter van de Bolswarderbrug
over de Harlingervaart onder Dronrijp, voor den tijd
van drie achtereenvolgende jaren, ingaande 5 Maart
1913 en eindigende op gelijken datum van het jaar
1916, in huur af te staan voor de som van dertig
gulden per jaar het aan den Harlingertrekweg bij
die brug gelegen perceel weiland, kadastraal bekend
gemeente Deinum, sectie B, no. 256 en verder op
de bestaande voorwaarden.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen-
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wet
houders.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Januari 1913. 5
9. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders in
zake het adres van F. Schuitemaker-IJtsma alhier, be
treffende verlenging van den bij raadsbesluit van 8
October 1912 gestelden termijn van ontruiming der on
bewoonbaar verklaarde woning Amelandstraat no. 15.
Dit prae-advies luidt als volgt
Bij Uw besluit van den 8 October 1912, no. 3117/199,
is o.a. onbewoonbaar verklaard de woning Ameland
straat no. 15, met last om deze woning te doen
ontruimen binnen zes maanden, te rekenen van den
dag, waarop de tijd tot voorziening is verstreken of
het besluit tot onbewoonbaarverklaring is gehandhaafd.
De termijn van voorziening is 8 November 1.1. ver
streken, zoodat uiterlijk 8 Mei 1913 het perceel moet
worden ontruimd.
Door A. SchuitemakerIJtsma alhier, eigenares
dier woning, is bij schrijven van den 10 December
j.l. verzocht den termijn van ontruiming in dien zin
te willen wijzigen, dat de bewoners de woning hebben
te verlaten, zoodra zij iets geschikts voor hun bedrijf
kunnen krijgen.
Met het oog op de omstandigheid dat het perceel,
gelegen aan een betrekkelijk nauwe straat (de Ame
landstraat is ter plaatse ongeveer 4.40 Meter breed),
is een oud, bouwvallig huis, waarvan de verdiepings
hoogte 2.60 M. bedraagt, kunnen wij ons met de
zienswijze van de Gezondheidscommissie vereenigen,
dat dit perceel, waarin tevens het zeer anti-hygiënisch
bedrijf van slaapsteehouder wordt uitgeoefend, spoedig
als woning dient te verdwijnen. Daar de woning
echter ingevolge bovenvermeld besluit op 8 Mei 1918
moet zijn ontruimd en de algemeene verhuizing in
deze gemeente plaats heeft op 12 Mei, achten wij
het met de Gezondheidscommissie wenschelijk, dat de
ontruiming worde vastgesteld op 12 Mei 1913.
Op grond van het vorenstaande hebben wij de eer
U in overweging te geven den termijn van ontruiming
van de woning Amelandstraat no. 15 met 4 dagen
te verlengen en den uitersten dag van ontruiming
vast te stellen op 12 Mei 1913, waartoe wij U het
hierbij in ontwerp overgelegd besluit ter vaststelling
aanbieden.
ONTWERP.
De Raad der gemeente Leeuwarden
gelezen een adres, d.d. 10 December 1912, van A.
SchuitemakerIJtsma alhier, houdende verzoek om
den bij besluit van den 8 October 1912, no. 3117/199,
gestelden termijn van ontruiming van de onbewoon
baar verklaarde woning Amelandstraat no. 15 te ver
lengen
overwegende dat de termijn van voorziening den
8 November 1912 is verstreken, zoodat die woning
uiterlijk den 8 Mei 1913 moet zijn ontruimd
dat het perceel, gelegen aan een betrekkelijk nauwe
straat (de Amelandstraat is daar ter plaatse ongeveer
4.40 Meter breed), is een oud, bouwvallig huis, waar
van de verdiepingshoogte 2.60 M. bedraagt en waarin
tevens een slaapstee wordt gehouden, spoedig als
woning dient te worden opgeheven;
dat de algemeene verhuizing in deze gemeente
echter plaats heeft op 12 Mei en de ontruiming van
bedoelde woning moet plaats hebben uiterlijk op 8
Mei 1913, zoodat het wenschelijk moet worden geacht
de ontruiming vast te stellen op 12 Mei d.a.v.
gezien het voorstel van Burgemeester en Wet
houders en het advies der Gezondheidscommissie voor
de gemeente Leeuwarden, gegeven bij schrijven van
19 December 1912
gelet op de bepalingen der Woningwet
besluit
den termijn van ontruiming van de bij besluit van
8 October 1912, no. 3117/199, onbewoonbaar verklaarde
woning Amelandstraat no. 15 te verlengen met vier
dagen en de ontruiming vast te stellen op 12 Mei 1913.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
10. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
wijziging en aanvulling van de bepalingen betreffende
de uitgifte van bouwterreinen, gelegen ter weerszijden
van het Nieuwe Kanaal. (Bijlage no. 5).
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Bertling wil in de eerste plaats een enkel
woord spreken naar aanleiding van de toelichting in
bijlage 5 omtrent het voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot verhooging van den prijs der Kanaal
terreinen.
Spreker ziet als motief voor die prijsverhooging
aangegeven, dat de prijzen door de verhooging meer
de tegenwoordige werkelijke waarde nabijkomen en
de prijzen, die particuliere bouwondernemers voor
hunne terreinen kunnen besommen.
Hij meent daartegen te moeten protesteeren, daar
hij van oordeel is dat aan deze redeneering een on
juist beginsel ten grondslag ligt. Heeft de gemeente
den grond gekocht met een speculatief doel Spreker
mag dat niet veronderstellen. Hij meent dat de ge
meente zich den eigendom heeft verzekerd van deze
terreinen in de nabijheid der stad, ten einde een goeden
socialen weg in te slaan en te voorkomen, dat de
grondprijzen en bijgevolg de huren door de bouw-
speculanten te hoog worden opgedreven. Spreker
zou dan ook willen tegenstemmen, ware het niet, dat
hij niet bekend is met de wijze, waarop in 1905 de
prijzen zijn vastgesteld. Wanneer spreker mag aan
nemen dat ze zijn vastgesteld niet met een specula
tief doeleinde, zou hij met de voorgestelde verhooging
kunnen meegaan, omdat de gemeente rente-verlies
heeft geleden.
Een ander punt, dat sprekers aandacht heeft ge
trokken is, dat de bepalingen omtrent de uitgifte in
erfpacht voor de terreinen aan Oldegalileën ook op
deze terreinen zullen worden toegepast. Dat erfpachts
instituut heeft ingang gevonden bij de exploitatie van
bouwterrein door gemeenten om de verschillende
voordeelen, hieraan verbonden. Een dezer voordeelen
is, dat de gemeente medezeggingschap kreeg in de
wijze, waarop de terreinen moesten worden bebouwd
en de mogelijkheid werd geopend, dat de gemeente
den grond zoude kunnen terug bekomen, wanneer zij
dien later noodig mocht hebben. De Woningwet
heeft sinds verandering gebracht. Ter bereiking van de
gezegde voordeelen is het erfpachtsinstituut niet meer
noodig. Spreker zou daarom sterk willen afraden aan
de uitgifte in koop, de uitgifte in erfpacht toe te voegen.
De voordeelen voor de gemeente bestaan niet meer,
de nadeelen wel, hierin bestaande dat de gemeente
steeds grooter rompslomp krijgt. Bovendien zal iemand,
die een stuk grond in erfpacht bekomen heeft, eerst
later beseffen hoeverre hij achter staat bij een ander,
die den grond in eigendom heeft. De hypotheek
banken zullen ondervinden dat zij tengevolge van het
feit, dat de voorwaarden niet voldoende zijn, hunne
rechten niet voldoende kunnen beschermen. Zij, die
een stuk grond wenschen, doen dan ook verstandig
het niet in erfpacht te nemen. De gemeente moet
zich dus onthouden van het uitgeven van grond in
erfpacht, ten le omdat het gemeentelijk toezicht er
onnoodig door vermeerdert, daar men bij erfpachts-
recht, behalve de gewone bouwverordening, nog eene