16 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 Februari 1913.
2. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan
den heer J. Soutendam op zijn verzoek eervol ontslag te
verleenen als directeur der Stadsreinigingonder toe
kenning van pensioen.
Dit voorstel luidt als volgt
Nadat in Uwe vergadering van 14 Januari 1913
de beslissing over punt a van ons voorstel, dd. 11
December t.v., om den heer J. Soutendam, op zijn
verzoek, met ingang van 1 Mei a.s. eervol ontslag
te verleenen als directeur der stadsreiniging, met toe
kenning van pensioen, was aangehouden, hebben wij
ons nader met hem in verbinding gesteld. Het resul
taat van de gevoerde bespreking is geweest, dat de
heer Soutendam verklaarde bij zijn verzoek te blijven,
doch op ons verzoek er genoegen met te nemen, dat
het ontslag met 1 November 1913 zou kunnen ingaan.
Een gevolg hiervan is echter, dat het bedrag van
het pensioen, in ons vorenaangehaald voorstel ge
noemd, ingevolge de bepalingen van de betrekkelijke
verordening, hooger wordt en thans moet bedragen
f 1213.'sjaars.
In zooverre met wijziging van punt a van het
vroeger U aangeboden voorstel, dat wij met de andere
toen overgelegde stukken weder bij U ter tafel brengen,
hebben wij de eer U in overweging te geven te be
sluiten
met ingang van 1 November 1913 aan Jan Souten
dam eervol ontslag te verleenen als directeur der
stadsreiniging, onder dankbetuiging voor de vele en
langdurige diensten, door hem als zoodanig aan de
gemeente bewezen en onder toekenning van een,
overeenkomstig de bepalingen der betrekkelijke ver
ordening berekend, pensioen van f 1213.'s jaars
ten laste van de gemeente.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
3. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan
mej. B. Schultz op haar verzoek eervol ontslag te verleenen
als leerares in de aardrijkskunde en geschiedenis aan
de school van Middelbaar Onderwijs voor Meisjes.
Dit voorstel luidt als volgt
Mejuffrouw B. Schultz alhier vraagt bij nevensgaand
adres om gezondheidsredenen, welko worden gestaafd
door de nader ingezonden, mede hierbij gevoegde
geneeskundige verklaring, met ingang van 1 Februari
1913 ontslag als leerares in aardrijkskunde en ge
schiedenis aan de school van middelbaar onderwijs
voor meisjes alhier.
De Commissie van toezicht op en de betrokken
Inspecteur van het Middelbaar Onderwijs geven bij
de hiernevens overgelegde adviezen in overweging
het ontslag met ingang van 14 Maart e.k. te ver
leenen en haar tot dien dag verlof tot afwezigheid
toe te staan. Tot dit advies zijn zij blijkbaar ge
komen door het bepaalde bij art. 7bis der verorde
ning voor genoemde school (gemeenteblad no. 43 van
1905, zooals dat is gewijzigd bij gemeenteblad no. 20
van 1908), krachtens hetwelk een ontslag, buiten
gewone omstandigheden uitgezonderd, eerst ingaat
twee maanden na den dag, waarop het daartoe strek
kend verzoek is ontvangen.
Wij meenen echter, dat in het onderhavige geval
niet aan dien termijn behoeft te worden vastgehouden,
omdat hier die buitengewone omstandigheden geacht
kunnen worden aanwezig te zijn. Het ontslag kan
o. i. dan ook op 11 Februari a.s., datum der raads
vergadering eerstvolgend op het laatste ter zake in
gekomen stuk, bepaald worden.
Onder opmerking, dat adressante door ons tot dien
dag verlof tot afwezigheid is verleend, hebben wij
de eer U voor te stellen te besluiten
mejuffrouw B. Schultz, op haar verzoek wegens
gezondheidsredenen, met ingang van 11 Februari 1913
eervol ontslag te verleenen als leerares in aardrijks
kunde en geschiedenis aan de school van middelbaar
onderwijs voor meisjes alhier.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
4. Rapport der Commissie, belast geweest met het
onderzoek van eene wijziging der gemeentebegrooting,
dienst 1912.
De conclusie van het rapport, strekkende tot goed
keuring der voorgestelde wijziging, wordt met alge
meene stemmen aangenomen.
5. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
vaststelling van een rooilijn voor de bebouwing langs
den Harlingertrekweg.
Dit voorstel luidt als volgt
Door de Naamlooze Yennootschap Stoommeelfabriek
„Fortuna" alhier is bij Burgemeester en Wethouders
een verzoek ingediend om vergunning tot het bouwen
van een graanpakhuis ten westen van hare fabriek
aan den Harlingertrekweg, ter plaatse van twee wo
ningen, welke zullen worden afgebroken.
Dat pakhuis wensclit adressante op te trekken in
dezelfde lijn van hare andere gebouwen aldaar. Dit
is echter niet in overeenstemming met het bepaalde
bij artikel 7, 3e lid, der Bouwverordening, hetwelk
verlangt dat, wanneer voor een straat door den Raad
geen rooilijn is vastgesteld en de naastliggende per-
ceelen in verschillende rooilijnen liggen, dan geldt
het verlengde van de rooilijn, getrokken evenwijdig
met de as der straat uit het meest achterwaarts ge
legen perceel. Dit is in het onderhavige geval de
ten westen van het nieuwe pakhuis gelegen woning
en alzoo de op de bijgaande teekening in zwart ge
trokken lijn. Hierdoor zou dit pakhuis met den
voorgevel echter 1.70 M. achter de bestaande fabriek
komen, wat een misstand zou opleveren.
Wij achten het dan ook gewenscht, dat voor het
nieuwe fabrieksgedeelte en verder voor den Harlinger
trekweg een rooilijn vastgesteld wordt en hebben
daarom den gemeentelijken Inspecteur voor het Wo
ningtoezicht opgedragen ons van advies te dienen.
Dit is geschied bij nevensgaand voorstel, waarmede
de Commissie voor de openbare werken mondeling
verklaard heeft zich te kunnen vereenigen. De lijn
blijkt zoo te kunnen worden getrokken, dat de voor
den bedoelden aanbouw begeerde rooiing kan worden
gevolgd.
Wij hebben de eer U mitsdien voor te stellen te
besluiten
de rooilijn voor den Harlingertrekweg is die, welke
op de bij dit besluit behoorende kaart is aangegeven
in eene getrokken roode lijn.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 Februari 1913. 17
6. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan
H. A. Vosman voor het tijdvak van 5 Maart 1913 tot
12 Novenber d.a.v. ondershands te verhuren het perceel
weiland bij den nieuwen verschwatervijver aan den
Westersingelkadastraal bekend gemeente Leeuwarden
sectie D no. 505.
Dit voorstel luidt als volgt
Laatstelijk krachtens raadsbesluit van 19December
1911 no. 490r/245 werd het perceel weiland, gelegen
bij den nieuwen verschwatervijver aan den Wester
singel, verhuurd aan H. A. Vosman alhier en wel
voor het tijdvak van 5 Maart 1912 tot 5 Maart 1913.
Nu dit bijna verstreken is, hebben wij don Directeur
der gemeentewerken opgedragen bij den tegenwoor-
digen huurder te informeeren of deze bereid was dat
weiland opnieuw te huren, doch dan tegen een te
schatten prijs en niet langer dan tot 12 November 1913.
De huurder verklaarde, blijkens nevensgaand advies
van den Directeur, daartoe wel genegen te zijn. Vol
gens het mede overgelegd schrijven van den deskun
dige der gemeente, .Jb. A. Palsma te Wirdum (Fr.),
wettigen de aard en de ligging van het land een
huurprijs van 65 per 363/4 A. (pondemaat) of in
totaal 172. Daar deze som, vergeleken bij die,
welke nu betaald wordt, namelijk 125 's jaars, ons
billijk voorkwam en Vosman, naar het oordeel van ge
noemden deskundige, een goed landgebruiker is, heb
ben wij hem gevraagd of hij bereid zou zijn het
bewuste perceel weiland voor 172 en op de bestaande
voorwaarden tot 12 November 1913 in te huren. Zijn
toestemmend antwoord is gegeven bij het nevensgaande
tot U gericht adres.
Wij hebben de eer U dan ook voor te stellen te
besluiten
aan H. A. Vosman, korenmolenaar, alhier, met
ingang van 5 Maart 1913 tot 12 November d.a.v.
ondershands te verhuren het perceel weiland, gelegen
bij den nieuwen verschwatervijver aan den Wester
singel, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, sectie
D no. 505, weiland, groot 0.97.50 H.A., voor de
som van f 172 en op de bestaande voorwaarden.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
7. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op
het adres van J. W. Swart te Berlikum om hem voor
tien achtereenvolgende jaren voor de stichting van een
melkinrichting in opstal af te staan een gedeelte van het
perceel, kadastraal bekend sectie B no. 3273, gelegen aan
de Elisabethstraat tusschen die straat en de trambaan.
Dit prae-advies luidt als volgt
In onze handen werd om prae-advies gesteld het
nevensgaand verzoek van J. W. Swart, directeur van
de stoomzuivelfabriek „de Volharding" te Berlikum
(Fr.). Daarbij vraagt hij hem voor tien achtereen
volgende jaren onder vast te stellen voorwaarden
voor den bouw van eene melkinrichting in opstal af
te staan oen nader op de bijgevoegde teekening aan
geduid gedeelte van het perceel, kadastraal bekend
sectie B no. 3273, gelegen aan de Elisabethstraat
alhier tusschen die straat en de trambaan, tot de
geheele diepte van dat terrein en ter breedte langs
genoemde straat van 7.5 Meter, terwijl hij 5 Meter
uit het naastgelegen huis in die straat zal blijven.
Omtrent dit verzoek wonnen wij het advies in van
don Gemeentelijken Inspecteur voor het Woning
toezicht en den Directeur der gemeentewerken, die
ons bij het nevensgevoegd schrijven in overweging
geven de inwilliging daarvan onder bopaalde voor
waarden te bevorderen. Aangezien wij ons hiermede
konden vereenigen, brachten wij een en ander ter
kennis van adressant, onder uitnoodiging, zoo hij
tegen de te stellen voorwaarden geen bedenking had,
daarvan aan ons te doen blijken. Dit is gebeurd bij
zijn mede overgelegd schrijven.
Derhalve hebben wij de eer U voor te stellen te
besluiten
aan J. W. Swart, directeur van de stoomzuivel
fabriek „de Volharding" te Berlikum (Fr.) in opstal
af te staan een terrein aan de Elisabethstraat alhier,
deel uitmakende van het perceel, kadastraal bekend
gemeente Leeuwarden sectie B no. 3273, gelegen
tusschen die straat en de trambaan, ten westen van
de meest noordelijke woning van den bruggaarder
der Verlaatsbrug, ter diepte van 20 M. en ter
breedte langs genoemde straat van 13.50 M makende
eene oppervlakte van 270 M2., de juiste grootte
nader door een landmeter van het kadaster op te
meten, onder de volgende voorwaarden
1. De uitgifte in opstal geschiedt voor tien achter
eenvolgende jaren, gerekend van de dagteekening
der akte af.
2. Voor het te bebouwen gedeelte, groot 120
M2., is een jaarlijksch recht van 1.25 per M2. en
voor het onbebouwd blijvend gedeelte, groot 150
M2., een van f 1.per M2. verschuldigd, de juiste
grootte nader na kadastrale uitmeting te bepalen.
3. Het recht wordt bij vooruitbetaling voldaan
ten kantoro van den ontvanger dezer gemeente jaarlijks
vóór of op 1 Mei, voor het eerst vóór of op 1 Mei 1913.
4. Het terrein wordt en blijft door en ten koste
van den opstalhouder en ten genoegen van Burge
meester en Wethouders van den openbaren weg en
van het eigendom der gemeeute en van derden af
gescheiden. Behoudens het bepaalde bij de Woning
wet en de Bouwverordening moet de teekening van
het op te richten gebouw door Burgemeester en Wet
houders worden goedgekeurd.
5. Alle belastingen of recognitiën, van den in op
stal uitgegeven grond geheven wordende of te heffen,
komen gerekend van 1 Januari 1913 af ten laste van
den opstalhouder.
6. Bij niet naleving van de gestelde voorwaarden
kan het recht van opstal door de gemeente worden
opgezegd.
7. Binnen drie maanden na de onder 6 bedoelde
opzegging of na hot eindigen van den termijn van
uitgifte wordt het terrein door en ten koste van den
opstalhouder en ten genoegen van Burgemeester en
Wethouders ontruimd en in den vorigen toestand
opgeleverd.
8. De kosten der akte, die van hare overschrijving
in de openbare registers, de kosten van uitmeting van
het terrein door een landmeter van het kadaster, als
mede de kosten van levering van een notarieel af
schrift der akte ten behoeve van het gemeente-archief
komen ten laste van adressant,
en verder op de bepalingen, welke door Burge
meester en Wethouders nog noodig worden geacht.
De beraadslaging wordt geopend.
De lieer Haverschmidt meent zich te herinneren
dat op een dergelijk verzoek indertijd afwijzend werd
beschikt en hij vond een adres van B. M. P. Deibei
ter tafel gobracht 12 Juni 1906, waarin deze hetzelfde
terrein aan de Elisabethstraat achter de oude brug
wachterswoning ter grootte van 225 M'2. aanvroeg.
In Augustus 1906 werd dit verzoek met algemeene
stemmen op 2 na. overeenkomstig het voorstel van
Burgemeester en Wethouders, afgewezen, omdat men