70 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 April 1913. zonden billetten kwamen 58 °/0 terug, die tegen ge dwongen winkelsluiting waren38 °/0 verklaarden zich er voor, terwijl 4 °/0 onverschillig waren. Er zijn nog wel meer plaatsen op te noemen, waar de betrokkenen er evenzoo over oordeelen, maar spreker meent hiermee te kunnen volstaan. Waar spreker eerst heeft gesproken over de ge dwongen winkelsluiting in het algemeen, komt hij thans tot de vraagis een dergelijke winkelsluiting voor Leeuwarden noodzakelijk of wenschelijk. Spreker meent deze vragen volmondig ontkennend te moeten beantwoorden en wel op de volgende gronden 1°. Uit een zedelijkheidsoogpunt. Verreweg het grootste aantal der bedienden en van hen is toch deze beweging uitgegaan zie het adres aan den Raad van 26 Maart 1912 van de afdeeling Leeuwarden van den Algemeenen Nederlandschen Bond van Handels- en Kantoorbedienden zijn on gehuwde jongelieden van beiderlei kunne. Wat zal men nu zien geschieden Wanneer de winkels worden gesloten, zullen van de mannelijke zoowel als van de vrouwelijke bedienden velen gaan flaneeren langs de Nieuwestad en de straten die daarvoor in aan merking' komen, omdat het dan nog te vroeg is om naar huis te gaan. Deze straten zullen dan nog meer als rendez-vous plaatsen worden gebruikt, het lawaai waarover bij de behandeling der begrooting zoo uit drukkelijk is geklaagd, en waarvoor aan den Voor zitter als hoofd der politie meerder politietoezicht is gevraagd zal toenemen. 2°. Uit het beginsel van vrijheid. Het is toch wel te betreuren, dat een zekere cate gorie van personen belet zal worden om hare werk zaamheden te verrichten en dat een categorie van menschen, wie het al zooveel moeite kost voor vrouw en kinderen den kost te verdienen en die op alles moet letten om de concurrentie het hoofd te bieden terwijl een categorie, buiten de verordening vallende, mag werken zoo lang ze wil. Deze wordt zoodoende de concurrent van de menschen die binnen de ver ordening vallen en gedwongen worden hunne winkels of magazijnen gesloten te houden. Dat dit tot alle mogelijke onaangenaamheden en tot groote schade voor velen aanleiding zal geven, is licht te begrijpen. Wil men de bedienden vrij geven, laat hij, die dat wil, zulks doen, maar laat dan den winkelhouder, den koopman, wien de zaak aangaat, vrij. Wil deze na 9 uur des avonds verkoopen, laat hem zijn gang gaan, de zaak behoeft toch niet stil te staan als de bediende de zaak verlaat. Waarom wil men nu den winkelier, die er geen bediende op na kan houden, dwingen om, terwijl hij kalm bij vrouw en kinderen thuis zit, zijn zaak te sluiten. Hij heeft toch niets anders te doen dan even zijn courant ter zijde te leggen en het publiek te helpen aan hetgeen gevraagd wordt. Spreker wenscht nu nog enkele woorden te spreken over de amendementen van de heeren Berghuis en Tulp. Het wil hem voorkomen, dat deze amendementen door de genoemde heeren zijn voorgesteld, omdat zij beginnen in te zien dat een gedwongen winkelsluiting bij verreweg de meeste winkeliers geen ingang vindt, want volgens het door de winkeliers ingezonden adres hebben zich 432 tegen en 112 vóór een winkelsluiting verklaard De heer Hiemstra „het is nog erger, 532 hebben zich er tegen verklaard. Ik zal u wel helpen". De heer Wilhelmij neemt acte van de door den heer Hiemstra gemaakte verbetering en wijst er op dat, als de amendementen, die op artikel 2 zijn voor gesteld, worden aangenomen, dan gerust de geheele gedwongen winkelsluiting kan vervallen. Dan toch mogen de bedienden in den winkel blijven, werkzaam heden verrichten en de goederen, die of per telefoon of vóór 9 uur worden besteld, aan huis gaan bezorgen. Waarom worden dan de winkels gesloten, vraagt spreker, wanneer die werkzaamheden evengoed kunnen worden verricht De heeren Tulp en Berghuis stellen voor om achter artikel 3 te voegen „alle localiteiten, niet vallende onder b, doch die „blijkens hare inrichting bestemd zijn voor het ge- bruik ter plaatse der verkochte eet- en drinkwaren". De heei'en erkennen zelf dat deze inrichtingen de concurrentie bevorderen zij willen dit laten bestaan ten koste van de kleine winkeliers, die geen lokaal bezitten om in hun huis eet- of drinkwaren te doen gebruiken. Verder wordt nog door de heeren voorgesteld uit artikel 4 te schrappen „a/4 uur". Spreker zou willen vragen hoe het mogelijk is daarop controle uit te oefenen. Dan mag de politie ter wille van deze verordening wel met eenige manschappen worden versterkt. Die heeren schijnen de moeilijkheid daarvan zelf ook in te zien want zij zeggenals het niet bevalt veranderen wij het weer. Spreker is van oordeel dat zij hierbij uit het oog verliezen dat een gemeente in een nieuwe verordening niet alle oogenblikken veranderingen kan aanbrengen. Spreker meent op al deze gronden te moeten con- cludeeren dat hij het niet wenschelijk en niet nood zakelijk en in strijd met alle mogelijke ideeën van vrijheid acht eene verordening op de gedwongen winkelsluiting voor Leeuwarden vast te stellen. Hij zal zich dus tegen de geheele verordening verklaren. De heer Lautenbach wil zijn eerst opgevat plan wijzigen en beginnen met als gehuwd man een woord van protest te laten hooren tegen de wijze, waarop door den heer Wilhelmij over de ongehuwde winkel bedienden is gesproken. Spreker toch is van oordeel dat jongelui, die ter verbetering hunner positie hun heil zoeken in het vereenigingsleven, 's avonds niet op de Nieuwestad zullen worden gevonden. Dergelijke dingen moet men hier niet ter sprake brengen. Spreker heeft een boer gekend, die zijn werkman een uur langer hield dan zijn buurman het deed, omdat de arbeider van dien buurman dat uur in de kroeg zat en hij zijn arbeider daartoe de gelegenheid niet wilde geven de brave man sprak niet over het voordeel, dat hij door het uur langer werken genoot. De heer Wilhelmij schijnt óók dergelijke maatregelen rationeel te vinden. Dit ontwerp heeft veel stof opgejaagd. Men heeft gesproken over aanranding der vrijheid. Dat is een kolossaal dik woord. De heeren, die deze vrijheid verdedigen spreker gelooft wel met de beste bedoelingen verliezen echter uit het oog, dat zij op het oogenblik iets verdedigen dat absoluut geen vrijheid is, namelijk de gedwongen concurrentie, die elk noopt zijn winkel open te houden. Wil men het vrijheid noemen dat men zich niet met geestelijke ontwikkeling kan bezighouden, daar men elk oogenblik geroepen kan worden door een klant Wil men het vrijheid noemen zijn winkel open te moeten houden ter wille van een buurman, van een klant, die mogelijk niet eens komt Spreker dankt voor zoo'n vrijheid. Spreker vindt het jammer dat het particulier initi atief onder de winkeliers niet krachtiger heeft gewerkt. Dat is nu echter eenmaal niet anders, maar waar dit particulier initiatief niet krachtig genoeg is geweest, is de overheid geroepen om tusschenbeide te komen. Men moet niet uit het oog verliezen dat de kleine Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 April 1913. 71 winkeliers, die worden uitgespeeld, het moeilijkste leven hebben. Die winkeliers, spreker heeft eenige jaren in die positie verkeerd, lijden aan wisselkoorts, omdat zij overvoerd zijn met klanten die gewoon zijn des Zaterdags of in het geheel niet te betalen. Nu zegt men wel, dat de huisgenooten elkaar kunnen afwisselen. Dat die afwisseling noodig is, bewijst, dat het lange staan een te zware taak is. Er wordt gesproken over de winkeliers aan de buitensingels in verband met de schipperij. Spreker vindt het eigenaardig, dat die schippers juist altijd na 9 uur in de stad komen en 's morgens voor dag en dauw vertrekken. Hij meent toch dat het verhoogd tarief van het bruggeld daarop wel van invloed zou zijn. De schippers koopen bovendien graag in do stad omdat zij er zooveel goedkooper terecht kunnen. Zij zullen zich dan toch geen groote uitgaven getroosten enkel en alléén om van het opporren van de winkeliers verschoond te blijven. Bovendien zal voor de winkeliers der buitenwijken de maatregel niet schadelijk werken, daar de bewoners dier wijken, die gewoonlijk verschillende dingen in de binnenstad koopen, dien loop zullen staken en zullen blijven waar zii zi-in- Een derde bezwaar is door de sigarenwinkeliers opgeworpen namelijk dit, dat de caféhouders de ver- koopers van sigaren zullen worden. De sigaren die in het café zelf worden geconsumeerd, zal spreker buiten beschouwing laten. Het lijkt hem vreemd, dat een caféhouder zijn vergunning in de waagschaal zal stellen voor éèn dubbeltje sigaren of dat het wandelend publiek een kop koffie zal koopen om één sigaar machtig te worden. Een caféhouder toch is niet zeker dat er onder die klanten geen politieman schuilt. Spreker acht de bezwaren tegen het ontwerp vrij wel weggenomen, nu de gelegenheid bij het nieuwe ontwerp is opengelaten om de bestelde goederen na 9 uur te doen bezorgen. Op de vergadering van Middenstand waren groote bezwaren geopperd, o.a. een gebroken zuigflesch die niet meer door een nieuwe kon worden vervangen, een fietser, wiens fiets breekt of wiens band lek wordt op het oogenblik dat hij naar huis wil enz. Het lijkt nu wel vreemd, dat al die ongelukken na 9 uur moeten gebeuren. Wanneer men nu de verschillende winkeliers spreekt is het eigenaardig hoe dezen klagen over de concur rentie en hoe slap het is. Wanneer men nu met de tegenstanders redeneert, schijnt het wel dat na 9 uur de gouden regen begint te vallen. Wanneer Burge meester en Wethouders de vergadering van Midden stand hadden bijgewoond, zou het kohier er wel anders hebben uitgezien, want dan zouden verschillende in komens belangrijk verhoogd kunnen worden. Het spijt spreker dat hij in het voorstel iets heeft gemist, namelijk de regeling der Zondagssluiting. Spreker wil niet voorstellen de verordening naar de Commissie terug te zenden. Hij wil een voorstel doen luidende „de Raad besluit, de commissie voor het ontwerpen van strafverordeningen op te dragen, een ontwerp voor een verordening op de Zondagssluiting van winkels bij den Raad in te dienen, behoudens die uitzonderingen, die noodzakelijk zullen blijken". Spreker wil dadelijk zeggen dat de leden de opmer king zullen kunnen maken, dat het voorstel verder zou gaan als de samenstelling van den Raad anders was. Men behoeft echter niet de vrees te koesteren dat spreker den Engelschen Zondag wil trachten in te voeren. Hij bedoelt alleen een verbetering te krijgen in de Zondagsrust, waarmee alle partijen het zeker wel eens zullen zijn. De Voorzitter deelt mede dat door den heer Lauten bach de volgende motie is ingediend „de Raad besluit, de commissie voor het ontwerpen van strafverordeningen op te dragen, een ontwerp voor een verordening op de Zondagssluiting van winkels bij den Raad in te dienen, behoudens die uitzonderingen, die noodzakelijk zullen blijken". Spreker zal deze motie tegelijk met het voorstel der Commissie in behandeling brengen. De heer Haverschmidt behoorde 4 Juni tot de tegen stemmers en hij heeft daar nog altijd geen spijt van, want hoe langer hoe meer komt hij tot het inzicht dat gedwongen winkelsluiting is een denkbeeld, uit gebroeid in een studeerkamer. Gelukkig begint de belangstelling te luwen en leest men telkens van gemeenten die van dien maatregel niets moeten hebben en die arbeid na 9 uur heele- maal niet strafwaardig vinden. Heftige tegenstanders als Mr. Levy en professor Fabius hebben in de vereeniging voor staathuishoud kunde en statistiek de gedwongen sluiting krachtig bestreden. Mr. Levy noemt het een socialistische tyranny, die vrijheid van bedrijf en vrijheid van arbeid aantast. Professor Fabius steekt er den draak mee, dat men zich om 9 uur, half 10, aan do ontwikkeling en aan het gezinsleven gaat wijdenhet is te wenschen zegt hij, dat de kinderen dan te bed liggen en wat de bedienden betreft, zij hebben meer aan een vrijen halven dag of aan een vrijen Zondag. Het oud-kamerlid Reijne noemt het een caricatuur van wetgeving als men winkelier A tot sluiten dwingt om winkelier B gelegenheid te geven tot het leggen van een kaartje of het gaan naar café of bioscoop. Wie sluiten wil die sluite, al doet zijn concurrent het niet. Men concurreert door vakkennis, étalage, goedkoope prijzen, ruime keus, niet door langer open zijn. Terecht zegt de Rotterdamsche commissie men heeft geen waarborg dat beperking van arbeidsduur van het personeel wordt bereikt, men treft kleine winkeliers zonder personeel, men opent een tijdperk van onrust, agitatie en ontstemming. Spreker is het daarmee eens en hoopt dat de meerder heid van dezen Raad zich straks tegen artikel 1 zal verklaren, waarmee de zaak van de baan is. De heer Hiemstra wil beginnen met een woord van waardeering te spreken tot de Commissie voor de Strafverordeningen voor de wijze, waarop zij het raadsbesluit heeft uitgevoerd. De Voorzitter heeft gezegd dat er over het prin cipe thans niet behoeft te worden gesproken, daar dit al uitgemaakt is. Feitelijk heeft de Voorzitter gelijk. In de verga dering toch, waar de heeren de Jong en Zandstra de wenschelijkheid betoogden van eene wettelijke winkelsluiting in den geest der Amsterdamsche ver ordening, heeft de meerderheid van den Raad zich vóór eene dergelijke verordening verklaard. Het is echter al gebleken dat de beginselvastheid bij de leden niet zoo groot is als de Voorzitter misschien zal meenen, daar er nu reeds stemmen zijn opgegaan, waaruit is op te maken dat er al voorstanders tot tegenstanders zijn geworden. Hoe dit zij, de meerder heid van den Raad heeft zich uitgesproken vóór het principe en nu is de Raad verplicht dat standpunt te blijven handhaven. Wel was het een toevallige meerderheid en waren er in do vergadering, toen over het principe is beslist, enkele leden niet tegenwoordig, welnu, die leden kunnen een ander standpunt innemen, maar zij die gestemd hebben, hebben zich over het principe uitgesproken. De heer van Messel spreekt van een overrompeling.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1913 | | pagina 5