120 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 Juni 1913. en verantwoording van het Stadsziekenhuis, dienst 1912, geene aanleiding heeft gevonden tot het maken van op- of aanmerkingen, weshalve zij voorstelt: a. de rekening en verantwoording goed te keuren in ontvang en uitgaaf beide tot een bedrag van 12544.58®. b. de commissie van beheer 's Raads dank te be tuigen voor hot door haar gehouden nauwkeurig beheer. De Voorzitter stelt voor de rekening en het rapport in eene volgende vergadering in behandeling te nemen, onder dankbetuiging aan de commissie voor den door haar verrichten arbeid. Dienovereenkomstig wordt besloten. V. Wordt overgegaan tot behandeling der voor heden op den oproepingsbrief vermelde punten. 1. Benoeming van een onderwijzeres aan gemeente school no. 11 (vacature mej. E. A. van Daalen). Met algemeene stemmen wordt benoemd mej. H. de Wijn te Haren. 2. Continueering van de commissie voor de ver plaatsing van het aschland en c. q. benoeming van hare leden. De Voorzitter zegt dat in de vorige vergadering is besloten om heden te beslissen of de commissie voor de verplaatsing van het aschland zal blijven bestaan en dat, zoo in dien zin wordt besloten, de leden heden zullen worden benoemd. Spreker opent de beraad slagingen. De heer Vonck wijst er op dat de Raad in zijn vorige vergadering min of meer pijnlijk werd verrast door de mededeeling der commissie, dat zij haar mandaat ter beschikking stelde. Het onverwachte van het geval heeft den leden overrompeld en daar aan schrijft spreker het toe, dat niemand een poging heeft gedaan om de commissie te bewegen op haar besluit terug te komen of zelfs een woord van spijt heeft geuit. Sedert zijn veertien dagen verloopen en hebben de leden de draagwijdte van het besluit kunnen overzien. Velen, met spreker, zullen tot het besef zijn ge komen dat de aschlandkwestie, die al zooveel jaren de gemoederen bezig houdt en op oplossing wacht, door het nemen van ontslag door de commissie weer op losse schroeven wordt gezet en wie weet voor hoelang van het programma afgevoerd. Immers, een omvangrijk vraagstuk als het onderha vige laat zich niet beoordeelen zonder nauwgezette voorbereiding en ieder onzer, die de taak der commissie op zich zou willen nemen, zou verplicht zijn denzelfden weg te betreden, die de commissie reeds heeft afgelegd, al is die weg door haar werk reeds wat meer geëffend. Hoeveel eenvoudiger zou het dan ook zijn als de commissie die taak weer op zich nam en ten einde bracht. Om dit te bereiken, zal de Raad opnieuw dienen over te gaan tot het instellen van eene commissie om daarna eenparig de afgetreden leden weder te benoe men. Het zou spreker zeer verwonderen als de heeren dien drang zouden kunnen weerstaan. Spreker stelt dus voor over te gaan tot het instellen van een nieuwe commissie. De Voorzitter doet opmerken dat de heer Vonck terecht heeft gezegd, dat de Raad wel dadelijk tot de benoeming eener nieuwe commissie kan overgaan. Er is toch een raadsbesluit, waarbij de commissie is ingesteld en zij blijft dus bestaan, terzij de Raad dit besluit intrekt. Spreker heeft misschien zelf aanlei ding gegeven tot de vorming van het denkbeeld dat er eerst moet worden besloten, dat de Commissie zal blijven bestaan. Dit is niet juist, want, zoolang gemeld raadsbesluit niet is ingetrokken, blijft zij bestaan. Spreker stelt daarom voor over te gaan tot de be noeming van nieuwe leden. Dienovereenkomstig wordt besloten en overgegaan tot de benoeming. Uitgebracht zijn op den heer Oosterhoff 23 stemmen. van Messel 23 Fransen 22 elk der heeren Burger en Beekhuis 2 Hiemstra en Bertling 1 stem. De heeren Oosterhoff, van Messel en Fransen zijn dus herbenoemd. 3. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op het advies van H. en L. Corée, alhier, om wijziging van de rooilijn van een perceel bouwland aan het Noordvliet, hoek Poppeweg. Dit prae-advies luidt als volgt De bouwondernemers H. en L. Corée alhier hebben Uwe Vergadering verzocht de rooilijn van den Poppe weg ten behoeve van hun bouwterrein op den hoek van dien weg en het Noordvliet-Slot in dier voege te wijzigen, dat deze in plaats van op 11.75 M. op 9.75 M. uit het hart van den weg wordt bepaald. Dat adres werd in onze handen om prae-advies gesteld en wordt U hierbij weder aangeboden. Uit de mede overgelegde rapporten van den gemeen telijken Inspecteur voor het Woningtoezicht en van den Directeur dei gemeentewerken en de daarbij ingezonden teekening zal U blijken, dat de bedoelde rooilijn bij raadsbesluit van 28 Maart 1906 no. 93R/37 (Raadshandelingen van 1906, blz. 63) vastgesteld en daardoor de breedte van den weg op 23 M. bepaald werd. Om hierin nu thans verandering te brengen ten behoeve van adressanten, komt ons met den Directeur der gemeentewerken niet raadzaam voor. Aan één zijde van den weg is reeds gebouwd en de vastgestelde rooi lijn daarbij gevolgd, zonder dat men destijds daarvoor verschuiving van die lijn heeft aangevraagd. Onmid dellijk op een verzoek als het onderhavige ingaan is dus in hooge mate onbillijk voor de anderen, die van hun eigendom ongetwijfeld ook wel meer profijt hadden willen trekken. Daarenboven heeft inwilliging van dit verzoek vooruitbrenging van de rooilijn aan de ge- heele westzijde van den weg en daarmede een onge lijke bebouwing aan weerszijden ten gevolge. Adres santen kunnen zich over benadeeling trouwens ook hierom moeilijk beklagen, omdat zij of hun principaal bij den aankoop van den grond alhier hebben kunnen weten hoever deze mocht worden bebouwd. Er is dus geen enkele reden voor een gunstige overweging van het adres aanwezig, zoodat ons advies strekt U voor te stellen op het gedaan verzoek afwijzend te beschikken. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 Juni 1913. 121 Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 4. Prai-advies van Burgemeester en Wethouders inzake het adres om subsidie voor het in October e.k. te houden congres voor kinderbescherming. Dit prae-advies luidt als volgt Het bestuur van het congres voor Kinderbescherming, dat in October van dit jaar te Amsterdam gehouden wordt, verzoekt, ten einde het welslagen van het congres te verzekeren, een subsidie uit de gemeentekas. In de bijgevoegde memorie van toelichting wordt uiteengezet, hoe, naar de meening van het bestuur, het opgroeiende geslacht, vooral in den tijd die tusschen de schooljaren en den volwassen leeftijd in ligt, be hoefte heeft aan leiding voor de karaktervorming en aan steun en hoezeer bij de behartiging van de zorg daarvoor een gemeenschapsbelang zou zijn betrokken, De conclusie ligt dus voor de hand ook hier wordt weer een beroep op de gemeentekas gedaan. Met inbegrip van de verzameling van het voor de bespre kingen op het congres vereischte materiaal worden de kosten op ruim f 7000.gesteld, waarvan nog ruim 5000.ongedekt is. Een subsidie van 200. tot bestrijding van het tekort wordt gevraagd. Het verzoek is door U in onze handen om prae-advies gesteld. Van deze aanvrage kan hetzelfde gezegd worden als van zoovele andere die in de laatste jaren Uwe Vergadering bereikten het is misschien niet geheel onjuist dat, in welke mate dan ook rechtstreeks of zijdelings, het steunen van hetgeen gevraagd wordt op den weg der gemeente ligt, het gaat nu eenmaal niet alle adressen om subsidie in te willigen. De werkzaamheden van zóó tallooze vereenigingen komen ten slotte aan het algemeen ten goede, dat het duidelijk is dat alleen daarin een rechtvaardiging van een offer uit de openbare kas niet gelegen kan zijn. Het aantal subsidies was dan feitelijk onbegrensd. Waarom in casu dan geen beroep op die andere organen der gemeenschap, het rijk en de provincie, gedaan Het blijkt uit de toelichting tot het adres althans niet dat dit is geschied. Waarom alleen de grootere gemeenten om bijdragen gevraagd Eenige beperking bij den stroom van verzoeken om geldelijken steun dient te worden betracht en dan behooren wel aller eerst buiten aanmerking te blijven ondernemingen zooals deze, bij het helpen waarvan het gemeente belang niet dadelijk is betrokken, en het bovendien een congres geldt dat buiten Leeuwarden gehouden wordt, terwijl er ook niet de minste medezeggenschap bestaat over de samenstelling en den inhoud van de congresrapporten, waaruit de gemeenten, naar het in de memorie van toelichting heet, later zouden kunnen putten. Ons advies strekt derhalve tot afwijzing van het gedaan verzoek. De beraadslaging wordt geopend. De heer Zandstra weet niet of alle leden de memorie van toelichting tot het adres hebben gelezen, maar hij wil in het kort iets mededeelen omtrent het in October te Amsterdam te houden congres. Dit con gres is reeds lang in voorbereiding. Op 29 October 1911 had te Amsterdam een vergadering plaats van tal van vakvereenigingen en ook politieke organi saties, welke gezamenlijk tot het houden van een congres voor Kinderbescherming besloten. Er zou een bestuur worden gekozen uit een zeker aantal der vertegenwoordigde vereenigingen. Hiervoor werden aangewezen de bond van Nederlandsche onderwijzers, drie leden, die het Dagelijksch Bestuur vormen het Nederlandsch vakverbond, twee ledenhet Nederlandsch onderwijzers genootschap, Volksonderwijs, de sociaal democratische arbeiderspartij, de vrijzinnig-democra tische bond, de bond van vrije liberalen, die van Unie-liberalen en de vereeniging tot behartiging van de belangen der vrouw, ieder één lid. Zooals men in de memorie van toelichting kan lezen, was er slechts één bepaling in het program der liberale Unie, welke deze vereeniging belette zich aan te sluiten, hoewel ze overigens met het doel sympathiseerde. Een van de grondslagen, waarop het plan rust, is deze. Het blijkt dat een steeds toenemend getal per sonen de noodzakelijkheid inziet, dat de energie en de werkkracht der volkeren tot haar grootste hoogte wordt opgevoerd, willen zij den economischen wed strijd tegen elkaar volhouden. Duitschland, Zwitserland, Oostenrijk en in navolging ook Engeland staan niet meer onverschillig tegenover de zaak der Kinderbescherming en de tijd is aan gebroken, dat ook ons land zijn aandacht daaraan moet schenken. Het congres nu wil een zekere be perking betrachten in de behandeling der stof. Zoo zal het geneeskundig schooltoezicht niet worden be handeld, gedeeltelijk, omdat in dit opzicht de goede weg reeds gevonden schijnt. Maar er komen aan de orde een dertiental onder werpen, zich groepeerende om den leerplicht, voortge zet onderwijs, kinderarbeid, kindervoeding en kleeding. Spreker vermeldt er enkele van, zooals de maatschap pelijke en zedelijke zijde van het vraagstuk van den leerplicht, het voortgezet onderwijs in verband met vakonderwijs, kinderarbeid van medische zijde bekeken, de noodzakelijkheid van kindervoeding en -kleeding, uit paedagogisch, maatschappelijk en medisch oogpunt beschouwd. Dat de referaten deugdelijk zullen zijn, dat een schat van gegevens uit binnen- en buitenland aan wezig zal zijn, dat in alle vraagstukken de weg zal worden gevonden en gewezen, mag uit de langdurige en goede voorbereiding worden opgemaakt. Op het terrein van kinderbescherming is onze maatschappij nog in het allereerste begin. In navol ging van de Zweedsche schrijfster Ellen Key spreekt men van „de eeuw van het kind". Of die eeuw er is, valt te betwijfelenhoogstens treden wij die in. Let men erop wat van den mensch gevergd moet worden en tevens op het feit, dat met den 12-jarigen leeftijd de grens van geestelijke ontwikkeling voor het grootste deel des volks is bereikt, dan mag ge sproken worden van een wantoestand. In dit verband wijst spreker op den kinderarbeid en op den noodlot- tigen invloed daarvan op ons volk. Hij belemmert de lichaamsontwikkeling, doet zelfs misvormingen ontstaan. Hij verhindert dat de kinderen ten volle van het onderwijs profiteeren, wijl hij reeds al hun kracht en inspanningsvermogen goeddeels in dezen arbeid verbruikt heeft. Hij bedreigt het kind met allerlei zedelijke gevaren, doordat het reeds in den schoolleeftijd in aanraking komt met personen en toestanden, welke voor het kind hoogst ongeschikt zijn. Het was indertijd de Leeuwarder Courant, die stukken opnam, onderteekend met de letters Q. N., en waarin gewezen werd op het zonderlinge verschijn sel, dat de gemeenschap zich wel met den staats burger bemoeit op den leeftijd van 612 jaar, daarna niets doet, om zich vervolgens met het mannelijk deel bezig te houden als dat den 18-jarigen leeftijd heeft bereikt, voorzoover dat deel noodig is voor het leger. Tusschen 12 en 18 jaar, een hoogst belangrijke

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1913 | | pagina 2