124 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 Juni 1913.
treding zoo moeilijk controle is uit te oefenen. Boven
dien zeggen zij dat liet niet gevaarlijker is dan
om petroleum te branden in een naastgelegen woning.
Dit heeft spreker verwonderd. Hier toch heeft de
scheiding plaats door een muur, terwijl de bij een
vereenigingslokaal behoorende woning in den regel
daarvan is gescheiden door een houten schutting.
Wanneer Burgemeester en Wethouders dan ook geen
andere motieven hebben voor het weglaten der aan
gehaalde woorden, moet spreker er zich tegen ver
klaren.
De Voorzitter wijst er in de eerste plaats op, dat
het voorstel niet is een voorstel van Burgemeester
en Wethouders, maar van de Commissie voor de
strafverordeningen. Er is door den Inspecteur van
het Bouw- en Woningtoezicht op de desbetreffende
vraag geantwoord dat het onmogelijk is er op toe te
zien of er soms in een bij een vereenigingslokaal
behoorende woning ook een theelichtje blijft branden
en dat de naleving der bepaling dus niet kan worden
verzekerd. Dit is al een voldoend motief om haar
te schrappen. Ook is het voortdurend inspecteeren
van woningen, bij verenigingslokalen behoorende,
spreker te ingrijpend.
De heer G. W. Koopmans is zeer verwonderd. De
Raad heeft de verordening gemaakt spreker heeft
haar zelf mee helpen vaststellen op advies van
verschillende commissiën, De toestanden zijn niet
veranderd en nu begrijpt spreker niet de overbodig
heid van de aangevochten bepaling. Wanneer er
geen verbod is, kan men ook niemand straffen.
Spreker kan zich dan ook niet met het voorstel van
de Commissie vereenigen en zal tegen stemmen.
De heer Fransen vraagt of niet aan het bezwaar
van den heer G. W. Koopmans kan worden tegemoet
gekomen door eraan toe te voegendie niet door
een muur van het vereenigingslokaal zijn afgescheiden.
Wanneer de afscheiding tusschen het vereenigings
lokaal en de woning alleen bestaat uit een houten
schutting, dan is het branden van petroleum in die
woning gevaarlijk. Spreker is dat met den heer G.
W. Koopmans volkomen eens.
De Voorzitter herhaalt dat het uiterst moeilijk is
om te controleeren of de bepaling wordt nageleefd en
dat dit al een voldoend motief is om haar te schrappen.
Den heer Tulp komt het voor dat het niet hindert
als er in de bij behoorende woning licht brandt, wan
neer er geen vergadering wordt gehouden in het
vereenigingslokaal. Spreker meent dat het de bedoeling
der Commissie zal zijn, dat er tijdens een vergadering
geen petroleumlicht in de bij behoorende woning mag
branden. Spreker vraagt of er niet een dergelijke
bepaling aan kan worden toegevoegd.
De Voorzitter antwoordt dat er in de aangrenzende
woning ook geen spiritus of petroleum voorhanden
mag zijn.
De heer Fransen stelt voor te lezen tusschen
„woning" en „petroleum", de woorden „welke niet
door een muur van het lokaal is afgescheiden".
De heer Bertling vreest dat dit aanleiding zal geven
tot moeilijkheden. Al is de woning van het lokaal
gescheiden door een muur, dan zal daarin toch een
deur moeten worden gemaakt en die is brandbaar.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendementFransen wordt verworpen met
20 tegen 5 stemmen.
Vóór stemmen de heerenFransen, G. W. Koopmans,
Lautenbach, Tijsma en Vonck.
Tegen de heerenBeucker Andreas, Zandstra,
Hiemstra, Tulp, Boosman, Wilhelmij, Tiemersma,
Feitz, J. Koopmans, Berghuis, Hartelust, van Messel,
Schoondermark, Beekhuis, Haverschmidt, Bertling,
Menalda, Oosterhoff, Komter en Burger.
De onderdeelen VI en VII en daarna de verorde
ning in haar geheel worden met algemeene stemmen
vastgesteld.
7. Voorstel van de Commissie voor het ontwerpen van
strafverordeningen tot wijziging van de verordening rege
lende de politie op den in- en vervoer, verkoop en de keuring
van vleesch, visch en garnalen (Gemeenteblad 1910 no.
9) (Bijlage no. 22).
Algemeene beraadslagingen worden niet gehouden.
Wordt overgegaan tot artikelsgewijze behandeling.
Aan de orde is artikel I.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Vonck zegt dat het voorschrift der keuring
niet scherp genoeg kan worden gemaakt. In de ver
ordening nu is daarvoor uitstekend gezorgd, behalve
in de allerlaatste alinea van artikel 1. Die bepaling
toch verzwakt eenigszins het voorafgaande, omdat
daarbij wordt toegestaan dat een der organen los mag
worden meegevoerd. Niemand zal dan kunnen zeggen
dat het bedoelde orgaan afkomstig is van het beest,
waarbij het wordt aangeboden.
Spreker stelt dan ook voor deze bepaling te
schrappen.
De heer Oosterhoff (wethouder) geeft toe dat zich
bij het lezen van dit artikel de vraag naar voren
dringt, waarom alle andere organen, behalve de baar
moeder bij het bestaan van zwangerschap, aan het
dier bevestigd moeten blijven. Spreker vermoedt dat
hiervoor een technische oorzaak is.
Gaarne zou spreker daaromtrent worden ingelicht.
De Voorzitter wijst er op dat, wanneer de baar
moeder in een dergelijk geval aan het dier bleef
bevestigd, het gevaar voor bederf grooter is, daar
de ongeboren vrucht spoedig bederft. Spreker heeft
het advies van den gemeente-veearts ingewonnen.
Deze heeft hem medegedeeld dat het juist is wat de
heer Yonck zooeven heeft gezegd. Wanneer zich
echter aan de uitgenomen baarmoeder tuberculeuse
verschijnselen hebben voorgedaan, dan is dit wel aan
de omgeving te zien, zoodat verwisseling van derge
lijke deelen dan wel is te constateeren. Bovendien
wil spreker doen opmerken dat letterlijk dezelfde
bepaling voorkomt in de verordeningen van den Haag,
Amsterdam en Rotterdam, terwijl het hem voorkomt
dat zich een dergelijk geval niet zoo dikwijls zal
voordoen, daar het meest ossen zijn die uit Argentinië
worden ingevoerd.
De heer Vonck wijst er op dat door den Voorzitter
is gezegd, dat ingeval van tuberculose der baarmoeder,
zulks wel aan de overige organen is te bemerken. Dat
is juist, maar er zijn zooveel andere ziekten, waarbij
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 Juni 1913. 125
dat niet het geval is. Wanneer er echter technische
bezwaren bestaan, trekt spreker zijn voorstel in.
De beraadslaging wordt gesloten.
De artikelen I en II en daarna de verordening in
haar geheel worden met algemeene stemmen vastgesteld.
8. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders in
zake het adres van het Bestuur der vereeniging de
Ambachtsschool''1 te Leeuwarden om haar voor de oprich
ting en instandhouding van een middelbare technische
school een jaarlijksch subsidie van f 7500.te verleenen.
Dit voorstel luidt als volgt
Onder overlegging van afdrukken van terzake in
gediende adressen aan H. M. de Koningin en de
Provinciale Staten en van een schema voor een Mid
delbare Technische school alhier, heeft het bestuur van
de vereeniging „de Ambachtsschool" bij adres, ingeko
men 7 Mei 1912 en vervolgens in handen van ons
college om prae-advies gesteld, voor de oprichting
van een dergelijke inrichting van onderwijs alhier een
jaarlijksch subsidie van 7500.—gevraagd. Blijkens
de overgelegde stukken zal de school, welker totstand
koming in een van de hoofdsteden der noordelijke
provinciën een onderdeel uitmaakt van de plannen
der „Ineenschakelings-commissie", voorzien in de be
hoefte niet alleen aan behoorlijk geschoold leidend
personeel in de bouwvakken (burgerlijke zoowel als
waterbouwkunde), maar ook bij de scheepsbouwkunde,
de werktuigbouwkunde en de electro-techniek. Het
bestuur rekent dat de jaarlijksche uitgaven 50.000
zullen bedragen, waarvan het tot een beloop van
50 een rijksbijdrage vraagt. Inderdaad is op de
Staatsbegrooting voor 1913 een eerste termijn ad
10.000 van dat bedrag uitgetrokken, mits ook de
provincie en de gemeente helpend optreden.
Van de overblijvende 25.000 wordt 4500.van
de provincie en de ovengenoemde som van ƒ7500.
van de gemeente gevraagdhet resteerende moet
worden gedekt, behalve uit de pensioenbijdragen van
het onderwijzend personeel, uit subsidiën van corpo-
ratiën en uit de schoolgelden 4000.voor het
onderwijs aan de voorbereidende cursussen en 6900.
voor dat aan de school zelf). Onder de uitgaven
vallen op 31,500.aan salarissen en 7800.—
voor aflossing en rente van het op 120,000.be-
groote oprichtingskapitaal; gerekend is op eene uit
breiding van het gebouw der Ambachtsschool. Als
regel geldt het met vrucht doorloopen hebben van
den voorbereidenden cursus, waartoe het diploma van
de eerste drie klassen eener Hoogere burgerschool,
school 12, of een ambachtsschool toelating verleent,
als eisch voor toelating tot de school zelve. Haar
einddiploma kan niet worden verkregen dan nadat
ook door de leerlingen een bepaalden tijd in de praktijk
is gewerktde cursusduur is drie semesters, terwijl de
school een dagschool is de lessen van den voorbe
reidenden cursus worden zoowel in de dag- als in de
avonduren gegeven. Eindelijk zijn aan de school nog
bijzondere cursussen verbonden. Als voorbeelden
worden genoemd die voor opleiding voor machinisten
en electrotechnische monteurs, voor de gas- en water
leidingtechniek, voor motorbediening enz. Voor de
nadere détails moge naar de stukken worden verwezen.
Het adresseerende bestuur meent dat van onze
gemeente het gevraagde subsidie mag worden
verlangd, omdat allerwegen in ons gewest en de aan-
Toegestaan bij besluit der Staten van Friesland van 14 Januari
1913, no. 12.
grenzende provinciën en ook in deze stad eene be
weging gaande is tot het doen verrijzen van centrale
inrichtingen, bestemd tot het leveren van electrische
drijfkracht, terwijl overal stijgende is het aantal
ondernemingen van allerlei aard, zoodat voor ruime
toevloeiing van leerlingen niet zal behoeven te worden
gevreesd (de beperkte Middelbare Technische school te
Sneek alleen voor bouw- en waterbouwkunde heeft
er reeds 42**) en het dus alleszins gerechtvaardigd is
een beroep op de gemeentekas te doen, omdat Leeu
warden, al komen de leerlingen zelfs niet hoofdzakelijk
uit haar midden, daardoor nog meer dan thans in
waarheid wordt een centrum en een aantrekkingspunt
voor velen.
Wij hebben niet nagelaten over deze belangrijke
aangelegenheid het gevoelen in te winnen van de
Commissie van Toezicht op het Middelbaar onderwijs.
Deze kan zich met den algemeenen opzet der school
niet vereenigen, meent dat de leergang van 3 semesters
voor de te verwerken zoozeer uitgebreide stof, in
vergelijking met de te Utrecht bestaande school van
eenzelfde type ongeveer als de hier ontworpene, veel
te gering is en voorspelt van het werken in de praktijk
door oud-hoogereburgerscholieren, die slechts een half
jaar den voorbereidenden theoretischen cursus hebben
gevolgd, geen groot succes. Zoo is er meerde kosten
berekening is h. i. veel te krap geraamd. De Utrechtsche
school heeft bij een leerlingengetal, minder dan de
helft van hetgeen waarop hier gerekend wordt, een
grooter uitgavencijfer en bij de Amsterdamsche Middel
bare Technische school valt de vergelijking nog on
gunstiger uit. Van zelf rijst dus de vraagzullen
de jaarlijksche kosten dan niet veel meer bedragen en
gaat zoo het verband met het gevraagde subsidie niet
geheel te loor
Na ontvangst en overweging van dit rapport door
ons college kwam, vrij onverwacht, de zaak in een
geheel nieuwe faze. In Uwe vergadering van 26
November 1912 vond een Uwer medeleden aanleiding
tot hot stellen van vragen omtrent den stand dezer
zaak, welke interpellatie en het feit dat de Tweede
Kamer op het punt stond eene beslissing te nemen
over den door de Regeering voorgestelden subsidiepost
voor de school, ons college leidde tot een, daarop na
eenige wijziging don 10 December d.a.v. met alge
meene stemmen aangenomen, voorstel om bij de Kamer
de aanneming van den betrekkelijken post der Staats
begrooting te bepleiten. Gelijk bekend, is het geld
inderdaad door de Staten-Generaal gevoteerd. De
Raad mag dus door zijn besluit van 10 December
geacht worden zich in beginsel voor de totstand
koming der school in groote lijnen, zooals door het
adresseerende bestuur is aangegeven, te hebben uit
gesproken en in zooverre zijn van niet meer direct
practisch belang het nader door den Inspecteur van
het Middelbaar Onderwijs, den heer de Groot, over
die plannen op ons verzoek uitgebracht advies en het
terzake van dat rapport ontvangen schrijven van de
Commissie van Toezicht voor het Middelbaar onder
wijs, welke stukken wij, te Uwer kennisneming, met
het dossier aan U overleggen.
Indien bij het hierna volgend voorstel in over
weging gegeven wordt het gevraagde subsidie te ver
leenen, dan dient daarbij op den voorgrond te staan
dat de verlangde som van ƒ7500.de uiterste grens
is waartoe de gemeente bereid is te gaan. De Com
missie van Toezicht heeft in haar bovenaangehaald
advies er op gewezen, dat het de vraag is of de school
er met de middelen, waarover zij de beschikking vraagt,
wel kan komen en de later gewisselde stukken hebben
voor ons die vraag vrijwel opengelaten, althans nog
niet in geheel bevredigenden geest opgelost.
Daarbij komt nog, dat de oprichting van soortge-
Voor den cursus 1912/13 46.