126 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 Juni 1913.
lijke scholen elders blijkens een bericht in de pers
schijnt men daartoe te Groningen te willen overgaan
het getal leerlingen en dus het geraamde school
geld in ongunstige richting kan beïnvloeden. De
gemeente, het van haar gevergde, belangrijke, offer
brengend, dient echter te weten en dus te stipuleeren
dat zij er daarmede af is. Bij de eerste der hierna
volgende voorwaarden is dat beding opgenomen.
Wij hebben thans de eer U voor te stellen te
besluiten
1. Burgemeester en Wethouders uit te noodigen
op de ontwerp gemeente-begrooting voor 1914, en
zoo voortaan vervolgens jaarlijks, indien de behoefte
er aan blijkt, uit te trekken een post ad 7500, als
subsidie aan de Vereeniging „de Ambachtsschool" te
Leeuwarden, ten behoeve der door haar op te richten
(opgerichte) Middelbare Technische school te Leeu
warden.
2. Burgemeester en Wethouders te machtigen het
bestuur der Vereeniging met het besluit sub 1 in
kennis te stellen en te bepalen dat als voorwaarden
voor de toekenning van het subsidie zullen gelden
a. dat het tot wederopzeggens en nimmer hooger
dan tot het opgemelde bedrag wordt verleend
b. dat, tenzij met goedkeuring van Burgemeester
en Wethouders, het onderwijs ingericht worde en
blijve op den voet als in het adres is omschreven;
c. dat bij de algemeene regeling van het school
geld, die onderworpen is aan de goedkeuring van
Burgemeester en Wethouders, te hunnen genoegen
bepalingen worden getroffen omtrent de toelating van
on- en minvermogenden uit deze gemeente
d. dat jaarlijks verslag, rekening en begrooting van
de school aan Burgemeester en Wethouders worden
ingezonden
e. dat het subsidie in het jaar van opening der
school wordt uitgekeerd tot een bedrag, berekend van
den dag van opening af.
De beraadslaging wordt geopend.
Den heer Beekhuis komt het voor dat het voorstel,
zooals het is gedaan, niet getuigt van enthousiasme
bij Burgemeester en Wethouders. Spreker meent
verschillende bewijzen voor deze bewering te hebben.
In de eerste plaats, dat het zoo verbazend lang heeft
geduurd voor Burgemeester en Wethouders met hun
prse-advies zijn gekomen. Den lOen December toch
heeft de Raad zich ten opzichte van deze zaak reeds
principieel uitgesproken, omdat toen aan de orde was
de vraag of er ook bij de Tweede Kamer op zou
worden aangedrongen subsidie te verleenen. Toen
was dus de zaak reeds voorbereid en toch heeft het
nog zoo lang geduurd, voordat Burgemeester en
Wethouders met hun voorstel zijn gekomen. Spreker
meent dat de zaak daardoor reeds schade heeft gele
den. Wanneer men toch hier reeds met de schooi
was begonnen, zou dit allicht voor meerdere raads
leden in Groningen een reden zijn geweest om tegen
het voorstel van Burgemeester en Wethouders dier
gemeente, om over te gaan tot oprichting eener ge
meentelijke middelbare technische school, te stemmen.
Zij zullen dit nu niet doen, omdat zij niet weten in
welk stadium onze school verkeert.
Spreker is ook van meening, dat de toon in de
toelichting van het voorstel niet erg warm is. Dat
zal misschien een gevolg zijn van het rapport der
Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs,
hoewel toch die commissie hulde brengt aan het
bestuur der Ambachtsschool voor het door dit college
genomen initiatief tot oprichting der school en sym
pathie voor de zaak zelve betuigt. In het voorstel
van Burgemeester en Wethouders wordt elk woord
van hulde gemist. Spreker begrijpt niet, waarom
Burgemeester en Wethouders dat rapport der com
missie, hetzij in zijn geheel of een uittreksel daarvan,
niet hebben gegeven aan het bestuur der Ambachts
school, ten einde over de daarin geopperde bezwaren
van gedachten te kunnen wisselen met Burgemeester
en Wethouders of er advies over uit te brengen De
Voorzitter van het bestuur heeft aan Burgemeester
en Wethouders gevraagd of er geen aanleiding bestond
dit rapport te bespreken en ten antwoord ontvangen
dat het college zulks niet noodig oordeelde. Waar
nu het bestuur van de Ambachtsschool niet in de
gelegenheid is gesteld kennis te nemen van de bezwaren
der Commissie van Toezicht en die voor Burgemeester
en Wethouders te weerleggen het rapport was aan
het bestuur onbekend, spreker heeft er eerst dezer
dagen als lid van den Raad kennis van kunnen nemen
meent spreker dat Burgemeester en Wethouders hun
pessimisme niet aan dat rapport mogen ontleenen.
Dat het bestuur der Ambachtsschool niet kennis heeft
kunnen nemen van het rapport, bevreemdt spreker nog
te meer, omdat ook de Inspecteur van het Middelbaar
onderwijs erop aangedrongen heeft, dat het rapport
aan dat bestuur zou worden ter hand gesteld.
Wat nu het voorstel zelf betreft, dit kan spreker
niet bevredigen. Het is z. i. een vreemd voorstel.
Tot dusver is het nooit gebeurd dat Burgemeester en
Wethouders den Raad machtiging vroegen een post
uit te trekken op de ontwerp-begrooting. Burgemeester
en Wethouders maken de ontwerp-begrooting zelf
standig. Zij hebben geen machtiging van den Raad
noodig voor het plaatsen van posten daarop. Verder
acht spreker het niet goed den Raad reeds nu voor
de toekomst te binden. Hij zelf komt niet graag
terug op een eens genomen raadsbesluit en nu kon
het toch zeer gemakkelijk gebeuren dat de omstandig
heden het na verloop van jaren noodzakelijk maken
het subsidie te verhoogen. Dan zou men kunnen
zeggen neen, dat gebeurt niet, want de Raad heeft
eenmaal besloten niet tot verhooging van het subsidie
over te gaan en hij heeft eerbied te koesteren voor
eens genomen besluiten. Waartoe is echter een dergelijk
besluit noodig Elk jaar toch beslist de Raad over
de toekenning van subsidiën en het bedrag, en het
staat aan hem of hij een subsidie al of niet en tot
welk bedrag wil verleenen. Uit de omstandigheden
moet toch blijken of subsidie noodig is, ja of neen.
Spreker acht het dan ook niet goed den Raad te
binden aan het bedrag 7500.en stelt voor
lo. uit de gemeentekas een subsidie te verleenen
van f 7500.aan de vereeniging de ambachtsschool
enz. enz.
2a te doen vervallen.
De heer Burger: 7500.per jaar".
De heer Beekhuis meent dat die toevoeging niet
bepaald noodig is. Het is ermee als met het subsidie,
aan het Stedelijk Muziekkorps gegeven. Wanneer
echter de Raad wil lezenjaarlijksch subsidie, is dit
spreker ook goed.
De heer Schoondermark (wethouder) zegt dat de
heer Beekhuis begon met de mededeeling, dat het
prae-advies hem niet warm genoeg is. Spreker meent
dat dit een kwestie is van appreciatie. De heer
Beekhuis kan zeer warm, Burgemeester en Wethou
ders iets minder warm gestemd zijn. Dat valt dit
raadslid op en hij trekt deze conclusie onder meer
uit het feit, dat het zoolang geduurd heeft voordat
het voorstel den Raad heeft bereikt. Was er echter
zooveel haast bij de zaak Al kreeg toch het bestuur
van de Ambachtsschool heden het subsidie, het zou
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 Juni 1913. 127
toch morgen niet kunnen beginnen te bouwen. Spre
ker heeft in het verslag toch gezien dat de kosten
120,000 bedragen en dat er nog slechts 80,000 is.
Het heeft lang geduurd voor de Commissie van
Toezicht rapport heeft uitgebracht, omdat zij per
soonlijk een onderzoek met den wethouder bij verschil
lende inrichtingen in den lande heeft ingesteld.
Naar aanleiding van dit rapport heeft de Inspecteur
van het Middelbaar Onderwijs rapport uitgebracht en
die beide rapporten klopten niet, vooral wat de
begrooting betreft, 't Was dus niet meer dan billijk,
dat de Commissie van Toezicht behoorlijk tijd had
de opmerkingen van den Inspecteur te weerleggen.
Pas dan konden Burgemeester en Wethouders de zaak
tot zich nemen.
Spreker voelt wel iets voor de bewering van den
heer Beekhuis dat het moeilijk gaat den Raad in de
toekomst te binden aan het bedrag van 7500.
De oorzaak van het te dezer zake gedaan voorstel
zit in de verschillende begrootingen die gemaakt zijn.
Het Ambachtsschoolbestuur en de Commissie van
Toezicht hebben beide een begrooting gemaakt. Die
begrootingen kloppen niet en toen is er gezegd
morgen of overmorgen zal de zaak wel duurder blijken
te worden en wanneer dan het subsidie bepaald was
op 15 °/0, dan zou dat telkens kunnen veranderen.
Daarom hebben Burgemeester en Wethouders voor
gesteld het bedrag te bepalen op ten hoogste ƒ7500.
Spreker is met de Commissie van Toezicht overtuigd
dat de financieele opzet niet uitkomt en dit is ook
niet tegengesproken. Toen de Raad gloeiend warm
was om bij den Minister op spoed aan te dringen,
opdat Groningen niet voor zou zijn, is medegedeeld
dat de school een inrichting zou worden voor de drie
noordelijke provinciën. Wat zien wij nu De school
is er nog niet of de heer Beekhuis geeft de schuld
aan Burgemeester en Wethouders Groningen stelt
reeds pogingen in het werk een dergelijke inrichting
te krijgen. Spreker vraagt nu of de Raad denkt dat
men dit in Groningen niet zou hebben gedaan als de
school reeds half stond.
Evengoed zou gebeurd zijn wat nu geschiedt.
Daarom moet de Raad voorzichtig zijn en het
bestuur van de Ambachtsschool moet weten dat het
niet maar telkens een greep uit de gemeentelijke beurs
kan doen. Zelf heeft de gemeente onderwijzend
personeel, dat zij niet naar haar zin kan bezoldigen
en dat niet in dezelfde gunstige conditie verkeert als
het personeel der Ambachtsschool. Ook moet de ge
meente bezuinigen met de gebouwen, terwijl de
Ambachtsschool paleizen zet.
Burgemeester en Wethouders zijn voorstanders van
goed onderwijs, maar willen particuliere inrichtingen
niet overdreven luxurious zien ingericht.
De Ambachtsschool krijgt nu reeds 15500.
subsidie en wat zou de gemeente voor dit geld zelf
niet een mooi gebouw kunnen hebben.
Spreker hoort van verschillende zijden uitroepen
ten blijke dat men het daar niet mee eens is, maar
hij bedoelt hiermee natuurlijk een rente van 15500.
't is immers een subsidie dat jaarlijks terugkeert.
De heer Menalda wil op een klein onderdeel de
aandacht vestigen. Hij heeft weinig tijd gehad om
deze zaak te bestudeeren, maar zijn oog valt op het
geen voorkomt in den brief van het Ministerie van
Binnenlandsche Zaken aan het bestuur van de Ambachts
school van 12 October 1912, dat een der voorwaarden
voor het verleenen van Rijkssubsidie is dat onver-
mogenden geheel, minvermogenden gedeeltelijk kunnen
worden vrijgesteld van de betaling van schoolgeld.
Spreker vraagt of de desbetreffende voorwaarde door
Burgemeester en Wethouders voorgesteld, nu niet
overbodig is. Die kwestie is toch al uitgemaakt.
De heer Hartelust leest in het prae-advies
„als regel geldt het met vrucht doorloopen hebben
„van den voorbereidenden cursus, waartoe het diploma
„van de eerste drie klassen eener Hoogere Burger
school, school 12, of een ambachtsschool toelating
„verleent, als eisch voor toelating tot de school zelve".
Hier worden drie inrichtingen van onderwijs ge
noemd, die de gelegenheid bieden om de middelbare
technische school te bezoeken.
Er is echter nog een inrichting van onderwijs in
de gemeente, de Burgeravondschool, welke door de
gemeente wordt bekostigd en waar ook eminente
leerlingen zijn, die theoretisch minstens even verzijn
gevorderd als de leerlingen der ambachtsschool en
verder zijn in de praktijk van het bedrijf, waarin
zij werkzaam zijn. Spreker betreurt het, dat die
leerlingen niet kunnen worden toegelaten. Hij
vraagt of men aan het verleenen van het subsidie
ook de voorwaarde kan verbinden, dat ook zij kunnen
worden toegelaten, die in capaciteit gelijk staan met
de leerlingen der genoemde inrichtingen van onderwijs.
De heer Beekhuis heeft gehoord, dat de oorzaak
van het lang uitblijven van het voorstel niet moet
worden gezocht in de onvoldoende sympathie van
Burgemeester en Wethouders voor de zaak. De heer
Schoondermark toch heeft gezegd dat dit is te wijten
aan verschillende omstandigheden. Spreker neemt
daarvan gaarne acte en zal er niet verder op ingaan.
Hij vraagt zich echter wel af of deze zaak nu toch
niet meer sympathie verdient, dan uit den mond van
den heer Schoondermark is vernomen. Uit verschil
lende courantenartikelen, die over deze kwestie zijn
geschreven, is toch voldoende gebleken, van hoeveel
nut de school voor Leeuwarden en Friesland zal zijn.
Spreker kan zich dan ook gerust ontslagen rekenen
dat nut hier nog eens uit te meten. Er is gewezen
op Groningen. Spreker vraagt: hebben Burgemeester
en Wethouders van Groningen dan een ander inzicht
in het belang van een dergelijke school dan Burge
meester en Wethouders van Leeuwarden? Daar toch
wil men van gemeentewege een middelbare technische
school oprichten en dit is met het oog op de finan
ciën heel wat anders. Wanneer men de warmte, die
men in Groningen voor een dergelijke school gevoelt,
vergelijkt met die welke hier wordt gekoesterd, dan
valt die vergelijking ten voordeele van Groningen
uit.
De heer Hartelust heeft het bezwaar geopperd dat
leerlingen van de Burgeravondschool niet zullen
kunnen worden toegelaten. Spreker meent, dat zulks
niet absoluut buitengesloten zal zijnwel is het leer
plan gebaseerd op dat van de Ambachtsschool, de
H. B. S. 3-jarigen cursus en school 12, doch wanneer
er andere leerlingen zijn die de bekwaamheid en ge
schiktheid bezitten om tot de school te worden toe
gelaten, zal men die niet weigeren. Zoo rekent men
ook op leerlingen, afkomstig van inrichtingen uit de
provincie. Deze kwestie kan echter nu nog niet
worden beoordeeld. Het is toch voor de inrichting
van groot belang dat er veel leerlingen komen en
spreker is dan ook overtuigd, dat de middelbare
technische school niet in gebreke zal blijven, leerlin
gen van de Burgeravondschool toe te laten, wanneer
die voldoende bekwaamheid en geschiktheid bezitten.
Spreker is dus van oordeel, dat de heer Hartelust
omtrent dat punt wel gerust kan zijn.
De heer Beucker Andreae wijst erop dat de heer
Schoondermark den indruk heeft gewekt, dat het hem
begroot dat de Ambachtsschool een prachtig gebouw
is en dat de salarissen van het personeel nog al goed
zijn. Wanneer de Ambachtsschool niet gebouwd was
met den steun van verschillende instellingen en par-