148 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Juli 1918. jaren het dividend wegvalt. Dat is dus een ver mindering van inkomen, die volgens de redactie en het artikel niet in mindering mag worden gebracht. Daarom wilde men in de 8e sectie het woord „ver mogen" inlasschen, om de renten, die men op deze wijze derft, in aanmerking te doen komen voor be lastingvermindering. De heer Bertling wijst erop dat deze bepaling sinds 1894 voorkomt in de wet op de bedrijfsbelasting en dat ze nog nimmer aanleiding heeft gegeven tot moeilijkheden. Spreker is van oordeel dat de bepaling behouden moet blijven. De heer Komter (wethouder) wijst erop dat deze bepaling bij de bedrijfsbelasting geen aanleiding tot bezwaren heeft gegeven en ook niet bij de uitvoering der verordening. Zij bestaat n.l. al lang en de prak tijk heeft er zich bij aangepast. Spreker is dan ook van oordeel dat de bepaling behouden moet blijven. De heer G. W. Koopmans zegt dat de mededeeling van den heer Bertling ook in de memorie van ant woord voorkomt. Dat die bepaling dan ook geen aanleiding heeft gegeven tot moeilijkheden, wist spre ker wel. Wij zitten hier evenwel om de verordening te bespreken en als men dan iets vindt dat verbeterd kan worden, is dat zeker wel de bespreking waard. Spreker brengt zijn denkbeeld dan ook alleen maar ter sprake. Wil de Raad er niet op ingaan, ook goed. De beraadslaging wordt gesloten. Artikel 8 wordt met algemeene stemmen onveran derd vastgesteld. Aan de orde is art. 9, zooals dat bij de nota van wijziging nader is voorgesteld. De beraadslaging wordt geopend. De Voorzitter deelt mede dat door den heer Hiem stra een amendement is ingediend, luidende „de Raad besluit de 8e en verdere regels van de laatste alinea te laten vervallen en daarvoor in de plaats te lezen het volgende ten hoogste tot een bedrag van 500. Dit amendement wordt ondersteund en maakt tegelijk met het voorstel van Burgemeester en Wet houders een onderwerp van beraadslaging uit. De heer Hiemstra zegt dat in de laatste alinea staat „de periodieke uitkeeringen of giften aan uitwonende „meerderjarige bloedverwanten of aangehuwden in de „rechte lijn en de uitgaven ten behoeve van de „echtgenooto of kinderen, ten laste van den belasting- „plichtige zijnde, die wegens krankzinnigheid of ten gevolge eener chronische ziekte buiten de gemeente „verpleegd worden," enz. Spreker vraagt waarom staat hier buiten de gemeente. Hij krijgt den indruk dat niet kunnen worden afge trokken de verplegingskosten voor verpleging binnen de gemeente en vraagt of dit niet moet zijnbui tenshuis. In de 2e plaats staat in de oude verordening laatste alinea 1/3 deel. Hier staat 1/4. Spreker vindt het onbillijk hier een zeker deel te noemen. Iemand met f 1000. inkomen b.v. betaalt voor verpleging eener krankzinnige 250.en mag dit aftrekken, maar iemand die 800.— heeft en ook 250.heeft te betalen voor hetzelfde doel, mag niet meer aftrekken dan f 200.Yoor de kleine inkomens is deze bepa ling dus zeer onbillijk. Hoe hooger het inkomen, hoe meer kans om het volle bedrag te kunnen aftrekken. Spreker meent daarom dat het billijk is een bepaalde som als grens te stellen. Dan zal dit meer drukken op de hoogere inkomens. De Voorzitter deelt mede dat door den heer Bertling zijn ingediend twee amendementen, luidende a. in het voorlaatste lid achter „testamentaire be paling" te voegen „krachtens overeenkomst", en b. aan art. 9 laatste lid toe te voegen „De aftrek terzake van periodieke uitkeeringen of giften in het vorig lid bedoeld, geschiedt slechts voor zoover de belastingplichtige aantoont, dat de genieter of begiftigde te dier zake in deze of elders in eene ge meentelijke belasting naar het inkomen is aangeslagen". Deze amendementen worden ondersteund en maken tegelijk met het voorstel van Burgemeester en Wet houders een onderwerp van beraadslaging uit. De heer Bertling meent dat Burgemeester en Wet houders het eerste amendement wel zullen willen overnemen, wanneer spreker er op wijst dat het meer malen voorkomt, dat een vader zich verbindt eene j aarlij ksche uitkeering te doen aan een zoon of dochter die trouwt. Spreker ziet niet in waarom dat niet kan worden afgetrokken. Het gebeurt ook dikwijls dat een stuk grond of huis wordt gekocht, tegen be taling van een lijfrente. Die drukt toch het inkomen en het is natuurlijk, dat die moet kunnen worden afge trokken. Wat het tweede amendement betreft, doet spreker opmerken dat hij het een bezwaar acht, dat onver plicht gegeven periodieke uitkeeringen mogen worden afgetrokken. Hij zal daar echter niet tegen ingaan, omdat het altijd in de verordening zoo heeft gestaan, maar acht de toevoeging, die hij heeft voorge steld, wenschelijk. Anders zou er in geen van beide gemeenten betaald worden. De heer Beekhuis zegt dat uitdrukkelijk onderscheid wordt gemaakt tusschen verplichte en onverplichte uitkeeringen. Ook in de memorie van antwoord is daarover gesproken. De heer Bertling wil de verplichte zoowel als de onverplichte uitkeeringen in hetzelfde lid vastleggen. Dat lijkt spreker niet juist. De heer Bertiing „als de overeenkomst reeds bestaat is het toch een verplichte uitkeering." De heer Beekhuis begrijpt het nu beter. Een over eenkomst echter is een vrijwillige daad, terwijl men bij een testament er buiten staat. Het blijft dus toch een vrijwillige tegenover een godwongen daad en dit onderscheid dient te worden gehandhaafd. De heer J. Koopmans wil met den heer Beekhuis waarschuwen, dat men onderscheid moet maken tusschen een verplichte en een onverplichte daad. Een testamen taire beschikking gaat buiten den wil om van hem wien het aangaat, iets anders is het met een overeenkomst. De heer Bertling haalde als voorbeeld aan dat iemand een huis kocht en dit met een lijfrente betaalde. Dat is geen vermindering van inkomst. Dit wordt omgezet in vermogen, want ten slotte wordt de be trokkene toch eigenaar van het huis. Ook wil de heer Bertling er de bepaling aan toevoegen, dat alles kan worden afgetrokken, als de begiftigde kan aan- Yerslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Juli 1913. 149 toonen in een andere gemeente te zijn aangeslagen. In die andere gemeente kan de aftrek echter ook 450.bedragen, zoodat het kan voorkomen, dat de begiftigde in het geheel niet kan worden aangeslagen en dan zou de betrokken belastingbetaler hier niet kunnen aftrekken. Spreker is van oordeel, dat in de laatste alinea de billijkheid in het bijzonder wordt betracht. Wanneer b.v. iemands vrouw door omstan digheden buiten de gemeente moet worden verpleegd, is het billijk dat er een behoorlijk bedrag kan worden afgetrokken. De grondslag van Burgemeester en Wethouders, 1/i deel, is billijk. Spreker zou dien wel willen behouden. De heer G. W. Koopmans wijst erop, dat de heer Bertling wil inlasschen „krachtens overeenkomst" en neemt als voorbeeld een huwelijkscontract. Spreker vraagt, wat bedoelt nu de heer Bertlingeen mon deling of schriftelijk contract. In de voorlaatste alinea nu wordt gezegdonafhankelijk van den wil van den belastingplichtige. Wanneer het een huwelijksgift betreft, dan is dat niet onafhankelijk van dien wil. De heer Bertling had niet gedacht dat zijn amen dementen aanleiding zouden geven tot zooveel dis cussies. De toevoegingonafhankelijk van zijn wil, beoogt uitkeeringen te kunnen aftrekken, waartoe men in rechten kan worden genoodzaakt. Wanneer men nu een huis heeft gekocht tegen een lijfrente, of een uitkeering bij contract heeft toegezegd, kan spreker zich niet voorstellen dat die uitkeeringen niet mogen worden afgetrokken. Het zijn ten slotte toch uitkeeringen, waartoe men bij rechterlijk vonnis kan worden gedwongen. Spreker vindt het echter even goed om „testamentaire bepaling enz." te schrappen. Ook daardoor kan hij zijn doel wel bereiken. De Voorzitter „een vrijwillige overeenkomst is niet onafhankelijk van den wil van den belastingplichtige". De heer Bertling wijst erop, dat het geval zich kan voordoen dat de belastingplichtige een lijfrente moet betalen voor een huis, dat b.v. zijn vader indertijd onder die voorwaarde kocht. De Voorzitter „het aanvaarden van een erfenis is ook een vrijwillige daad". De heer Komter (wethouder) wijst erop, dat Burge meester en Wethouders reeds hebben gezegd, dat het niet mogelijk moet worden gemaakt onverplichte uitkeeringen te kunnen aftrekken, daar hierdoor de deur voor misbruik zou worden opengezet. De reclame-commissie en de Raad zullen alle gevallen op zich zelf kunnen beoordeelen en er mag toch ook wel iets worden overgelaten aan de toepassing. Men kan de bepaling dan ook gerust laten zooals die is. De heer Bertling geeft het pleit niet gewonnen. Hij blijft er bij dat een uitkeering, als door hem be doeld, een wettelijk verschuldigde uitkeering is en dat die ook zoo wordt toegepast bij de vermogensbelasting. Misbruik is z. i. niet te vreezen. Dat is veeleer te verwachten ten aanzien van de laatste alinea van het artikel. De heer Hiemstra heeft gevraagd of de kwestie van verpleging buiten de gemeente wel juist is gesteld. Hij vraagt nog eens of dit niet moet zijn buitenshuis of buiten het gezin. De heer Komter antwoordt, dnt de redactie is over genomen uit de oude verordening en dat deze nog nooit aanleiding heeft gegeven tot moeilijkheden. Bij krankzinnigheid denkt men aan gestichtsverpleging en waar hier geen dergelijk gesticht is, worden deze patiënten buiten de gemeente verpleegd. De heer Vonck voelt zeer veel voor hetgeen door den heer Hiemstra is gezegd. Indien al voor krankzinnigen en tuberculose-lijders verpleging moet gezocht worden in inrichtingen buiten Leeuwarden, er zijn toch nog andere chronische zie ken, die niet thuis kunnen worden verpleegd en voor wie opneming in een der stedelijke ziekenhuizen noodzakelijk is. Met het denkbeeld, om 1/4 van het totaal zuiver inkomen te veranderen in ƒ500.is hij het niet eens, omdat in vele gevallen de verpleging heel wat meer dan f 500.zal kosten. Buitendien zal iemand, die 800.inkomen heeft, wel nooit meer dan 200.daarvan voor de verple ging van een zieken huisgenoot behoeven af te staan, omdat in het meer benoodigde dan wel op andere wijze zoo voor krankzinnigen b.v. door Rijk, provincie en gemeente zal worden voorzien. Spreker stelt daarom voor in plaats van „buiten de gemeente" te lezen „buiten het gezin". De heer Hiemstra is door den heer Vonck niet over tuigd dat de voorgestelde bepaling billijk is. Hij blijft er bij dat het voor iemand met een groot inkomen gemakkelijker wordt gemaakt het volle bedrag af te trekken dan voor iemand met een klein salaris. Spreker nu heeft willen bereiken dat het ook voor merischen met lage tractementen mogelijk zal worden het volle bedrag af te trekken. Dat is niet meer dan billijk en dat is te bereiken door een vaste som te stellen. Spreker is het niet eens met den heer Komter, dat het veel moeilijkheden zal opleveren als gelezen wordt in plaats van „buiten de gemeente" „buiten het gezin" Spreker acht het een groote onbillijkheid dat ver- pleegkosten, hier ter stede betaald, niet kunnen worden afgetrokken. Spreker verwacht dan ook dat Burge meester en Wethouders het desbetreffend voorstel zullen overnemen. De heer Komter (wethouder) wijst erop dat de heer Hiemstra spreekt alsof de aftrek alleen betreft ver plegingskosten. Deze heeft echter betrekking op verschillende uitgaven en als men die zou willen preciseeren is 500.nog een te klein bedrag. Wat betreft de redactiewijziging, door den heer Hiemstra voorgesteld om te lezen in plaats van „buiten de gemeente", „buiten het gezin van den belastingplichtige", dat nemen Burgemeester en Wet houders over. Het amendementYonck is hierdoor vervallen. De heer Vonck zou het niet beter zijn te lezen „elders". De Voorzitter zou zeggen dat daarmee dan een andere gemeente werd bedoeld. De heer Boosman vraagt of het bezwaar tegen het amendement-Hiemstra niet is te ondervangen door het aanbrengen van eene kleine redactiewijziging, bijvoorbeeld door omzetting der zindeelen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1913 | | pagina 10