150 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Juli 1913. De Voorzitter deelt mede, dat door den heer Bertling een amendement is ingediend, luidende te lezen in artikel 9, laatste lid „tot f 500.of voor inkomens van meer dan 2000.tot ten hoogste een vierde". Dit amendement wordt ondersteund en maakt tegelijk met het voorstel van Burgemeester en Wethouders een onderwerp van bespreking uit. De heer Hiemstra trekt zijn amendement in ten gunste van dat van den heer Bertling. Het amendement-Hiemstra maakt nu geen onder werp van beraadslaging meer uit. Den heer Komter (wethouder) komt het voor dat het amendement-Bertling een verbetering is. Burgemeester en Wethouders nemen dat dan ook over. De heer Lautenbach zegt dat iemand als spreker de zaak goed begrijpt die 10,000.inkomen heeft, 2500.voor dergelijke kosten mag aftrekken. Het amendement-Bertling om na testamentaire bepaling te lezen „krachtens overeenkomst", wordt verworpen met 12 tegen 5 stemmen. Vóór stemmen de heerenTulp, Lautenbach, Vonck, Tiemersma en Bertling. Tegen de heerenFransen, Zandstra, Hiemstra, Oosterhoff, Boosman, G. W. Koopmans, Haverschmidt, J. Koopmans, Schoondermark, Menalda, Beekhuis en Komter. Het amendement-Bertling om aan artikel 9 een alinea toe te voegen, wordt verworpen met 16 stemmen tegen 1 stem. Alleen de heer Bertling stemt voor. Artikel 9 wordt met algemeene stemmen, zooals het nader is gewijzigd, vastgesteld. Artikel 10 wordt met algemeene stemmen aangenomen. Aan de orde is artikel 11, zooals dat bij de nota van wijzigingen is voorgesteld. De beraadslaging wordt geopend. De heer Bertling gevoelt er veel voor dat de aangifte facultatief is gesteld. Hij voorziet echter toch moeilijk heden. Een aangiftebiljet toch wordt iemand uit gereikt omdat men meent dat 's mans inkomen vermeerderd is, terwijl een ander onder gelijke omstandigheden geen aangiftebiljet wordt uitgereikt. Spreker stelt voor te lezen artikel 11 eerste lid, „Voor elk belastingjaar wordt aan ieder, die geacht wordt op 1 Januari belastingplichtig te zijn en in het vorig belastingjaar in de 21e of in een hoogere klasse in deze belasting is aangeslagen, een beschrijvings biljet uitgereikt". 2e lid, „Gelijke uitreiking kan geschieden aan hen, die op 1 Januari belastingplichtig worden geacht en niet in de 21e of in een hoogere klasse in deze belasting zijn aangeslagen, zoomede aan hen die in den loop" enz. Dit amendement heeft ten doel de uitreiking ver plichtend te stellen aan hen die een inkomen hebben van boven 2000.en die facultatief te laten voor inkomens beneden 2000.Een dergelijke bepaling komt voor in de wet op de bedrijfsbelasting. Door deze bepaling wordt voorkomen dat de beslissing over het al of niet uitreiken der biljetten aan den contro leur wordt overgelaten. Spreker zou dan ook gaarne willen dat die uitgifte op deze wijze werd geregeld. Dit amendement wordt niet ondersteund en maakt derhalve geen onderwerp van bespreking uit. De heer J. Koopmans had gedacht dat de heer Bertling zou spreken over het beschrijvingsbiljet zelf. Spreker toch voelt er veel voor dat dit zoo eenvoudig mogelijk wordt. De heer Bertling „de moed ontzinkt mij wel wat". De Voorzitter„er is geen voorstel om het beschrij vingsbiljet door Burgemeester en "Wethouders te doen vaststellen." De heer Bertling „er is van middag geantwoord dat zulks niet kan". De Voorzitter vreest dat, als Burgemeester en Wet houders het beschrijvingsbiljet vaststellen, de straf bepaling niet toepasselijk is. De heer Bertling vraagt of het ook bekend is hoe het in andere gemeenten is geregeld. De heer Komter geeft in overweging het beschrij vingsbiljet te behandelen na afdoening der verordening. Hiertoe wordt besloten. Artikel 11 wordt met algemeene stemmen vastge steld, zooals dit bij nota van wijzigingen is voorgedragen. Aan de orde is artikel 12. De beraadslaging wordt geopend. De heer G. W. Koopmans stelt voor in artikel 12, lOn regel, in te lasschen„door of namens den belas tingplichtige". Straks is er gezegd dat bij een belas tingplichtige de verplichting niet bestaat tot het doen van aangifte bij vermeerdering of vermindering van inkomen. Wanneer de voorgestelde toevoeging wordt aange nomen, rust die verplichting wel op hem en dan is deze zaak geregeld. Burgemeester en Wethouders nemen dit amendement over. De heer Bertling zegt dat in dit artikel voorkomt de uitdrukkingten kantore van den controleur. Spreker vraagt of bij aanneming van dit artikel vast staat dat een controleur zal worden benoemd. Of, vraagt hij, is dit reeds vastgesteld. De heer G. W. Koopmans wijst er op dat in artikel 6 sprake is van ambtenaar. Toen spreker de opmer king maakte, daar de verordening 5000.kosten met zich zou slepen, heeft de heer Komter hem geantwoord dat hij te bruut is geweest. Er is sprake van ambtenaren. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Juli 1913. 151 Er zullen dus buiten den controleur nog anderen worden aangesteld. Spreker heeft de kosten zeker niet te hoog geraamd. De heer Boosman wijst erop dat in Zwolle een controleur met één ambtenaar het werk doet. Deze laatste is pas aangesteld nadat de controleur reeds aan het werk was. De werkzaamheden, die in het voorjaar moeten worden verricht, kunnen door tijdelijke werkkrachten, zooals b.v. bij de volkstelling geschiedt, worden verricht. Om de ingezetenen bij het invullen te helpen is geen vast ambtenaar noodig en spreker is dan ook van meening dat de heer G. W. Koopmans overdrijft. De heer Komter (wethouder) zegt dat door den heer Bertling is gevraagd of de aanstelling van een controleur in het artikel is vastgelegd. Bij de alge meene beschouwingen zijn èn de Baad èn Burge meester en Wethouders uitgegaan van de gedachte, dat er een controleur moet komen en zoodra moge lijk zullen Burgemeester en Wethouders, na aan neming der verordening, voorstellen ontwerpen tot organisatie van den nieuwen dienst. In hoeverre het in dienst zijnde personeel voor den nieuwen dienst geschikt is, zal daarbij nog nader moeten blijken. Vooral in den beginne zal de goede werking der verordening zeer worden bevorderd door de aanstelling van een controleur, die zijn positie goed begrijpt en met takt weet op te treden. De heer J. Koopmans heeft zich den controleur voorgesteld als iemand tot wien de belastingschuldige zich in volle vertrouwen kan wenden. Hij wil niet beweren dat ze dit niet kunnen doen tot eene com missie uit den Raad, maar het gaat toch beter wanneer men één persoon daarvoor heeft, die met alle finesses op de hoogte kan worden gesteld. Het moet dan een hoogstaand persoon zijn, wien men dan ook een be trekkelijk hoog salaris moet toekennen. De Voorzitter wijst er op dat de bezoldiging van den controleur nu niet aan de orde is. Die kwestie zal van zelf ter sprake komen, maar thans hebben wij daar niet mee te maken. De heer J. Koopmans wil er alleen maar op wijzen dat men er niet te licht over denkt. De Voorzitter„de salarieering van den controleur komt te zijner tijd aan de orde". De heer G. W Koopmans geeft te kennen dat er in de derde sectie op gewezen is, dat aanneming van dit artikel aanleiding geeft tot het aanstellen van meer ambtenaren, dan alleen van een controleur. Die zal toch zelf niet met de beschrijvingsbiljetten langs de huizen loopen. Daarvoor moeten andere menschen worden aangesteld en als ieder belastingschuldige hulp vraagt bij het invullen, kan één ambtenaar in één dag niet veel doen. Spreker blijft erbij dat het controleurschap enz. veel kosten met zich zal mee brengen. Spreker wijst er op, dat in de derde sectie is gevraagd of, met het oog op de kosten, de laatste alinea niet kan vervallen Den heer Beekhuis komt het voor dat men als con troleur iemand moet hebben die zelfstandig kan optreden. Spreker vraagt echter of het wel goed is, nu alles nog betrekkelijk zoo vaag is, in deze ver ordening reeds te spreken van een controleur en van diens kantoor. Is het niet beter te spreken van aangifte bij Burgemeester en Wethouders Dezen zullen dan die aangifte in handen stellen van den controleur of van hem die anders met het werk zal worden belast. De heer Komter (wethouder) antwoordt dat hetgeen de heer Beekhuis vraagt, deels reeds door den heer J. Koopmans is beantwoord. Dat nu reeds sprake is van een kantoor voor den controleur, is, omdat het van zelf spreekt, dat die ambtenaar een afzonder lijk kantoor moet hebben, waar het publiek gelegen heid vindt ook zaken van vertrouwelijken aard te be spreken. Zoodra de organisatie nader is voorbereid zullen de betrekkelijke voorstellen den Raad bereiken. De heer Bertling krijgt door het gesprokene van den Beekhuis weer wat moed. Hij acht het niet wenschelijk, nu al vast te leggen dat de controleur een eigen kantoor zal heben en stelt voor in artikels 12 en 13 te lezen, in plaats van „ten kantore van den controleur", ter gemeente-secretariezooals het ook in de Leidsche verordening voorkomten in artikel 13, tweede lid, de woorden „door dien ambtenaar" te laten vervallen. Dit amendement wordt ondersteund en maakt tege lijk met het voorstel van Burgemeester en Wethouders een onderwerp van beraadslaging uit. De heer Boosman is van oordeel, dat de verordening staat of valt met de benoeming van een controleur. Wanneer daaraan wordt getornd, komt er van de verordening niets terecht. Iemand die reclameert, komt thans bij de reclame-commissie. Nu zit spreker in die commissie en reeds dikwijls is hem gevraagd wie met hem die commissie uitmaken. Wanneer hij de namen der leden noemde, is het dikwijls gepasseerd, dat er gezegd werd als die of die er in zit, recla meer ik niet. Daardoor ontstaat er eene categorie van menschen, die niet reclameeren en zoo blijven er ontevredenen, die veelal te veel betalen. Heeft men daarentegen een controleur, een ontwikkeld, hoogstaand en plichtgetrouw man, tot wien het publiek zich met het volste vertrouwen kan wenden, dan zal deze herhaal delijk als raadsman worden geroepen. Wordt dit werk daarentegen aan een ambtenaar ter secretarie opgedragen, dan zal er niets van terecht komen. De heer Hiemstra meent, dat het amendement weinig geeft. Neem aan dat de controleur er komt. Dan zal die voorloopig toch ter secretarie onder dak zijn. Wanneer dit nu zoo wordt veranderd en later moet er toch een eigen kantoor voor dien ambtenaar komen, dan moet de verordening worden gewijzigd. Het is dan verstandiger de redactie zoo te behouden. Spreker zal dan ook tegen het amendement stemmen. De heer G. W. Koopmans zegt dat het om het con troleurschap gaat. De heer Bertling wilde nu dit controleurschap niet direct in de verordening vast leggen en dat heeft wel iets voor. Die controleur krijgt een kantoor in het nieuwe stadhuis. Dat is met 1 Januari nog niet gereed en het is dan ook praktischer te lezen ter gemeentesecretarie. Wat de mededeeling van den heer Boosman betreft dat er enkelen zijn die niet reclameeren, omdat die en die in de commissie zit, spreker kan uit zijn ervaring mededeelen dat er door belastingschuldigen juist ook wel eens gereclameerd wordt om dezelfde reden. Het is dan ook eene persoonlijke appreciatie. De beraadslaging wordt gesloten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1913 | | pagina 11