142 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Juli 1913. 1. pupillen, die voldoen aan de eischen in de vorige zinsnede aan kinderen gesteld 2. inwonende hulpbehoevende bloed- of aanver wanten, die ten laste komen van den belastingplichtige. Van een belastbaar inkomen beneden f 75.wordt geene belasting geheven." De Voorzitter deelt mede, dat door den heer Boosman een amendement is ingediend luidende „in het slot van artikel 4 het cijfer 50.— te ver- hoogen tot 75. Dit amendement wordt ondersteund en maakt tegelijk met het voorstel van Burgemeester en Wethouders een onderwerp van bespreking uit. De heer Hiemstra heeft voorgesteld te laten ver vallen de woorden „tot een maximum van 150 Burgemeester en Wethouders nemen aan dat een gezin met kinderen meer uitgaven heef t dan een gezin zonder kinderen. Spreker en zijn partijgenooten doen dat ook. Burgemeester en Wethouders stellen voor, voor elk kind 25 af te trekken. Dat gaat nu goed tot 6 kinderen beneden 16 jaar. Zijn er echter 8 dan kan voor die laatste 2 niets worden afgetrokken. Iemand met 6 kinderen trekt dus evenveel af als een ander met 8. Spreker vraagt of 6 kinderen soms het maximum is dat Burgemeester en Wethouders aan de ingezetenen van Leeuwarden stellen. Hij gelooft wel dat zij zich daarover wel niet zullen willen uitspreken. Spreker is van oordeel dat men iemand, die 8 kinderen heeft, ook in de gelegenheid moet stellen daarvoor af te trekken en dat kan het best worden bereikt door de door spreker aangegeven zinsnede te schrappen. Hij gelooft dat dit een billijk voorstel is. De heer Boosman heeft opgemerkt dat enkele leden verwonderd waren, toen spreker zooeven tegen het amendement-Hiemstra stemde, daar hij indertijd zelf heeft voorgesteld 600.onbelast te laten. Spreker heeft echter de overwegende bezwaren van den wet houder gehoord en meent dat men die niet moet onderschatten. Daarom heeft hij tegen het amende ment-Hiemstra gestemd. Spreker meent echter door zijn voorstel aan den Hiemstra tegemoet te komen, omdat daardoor toch wordt bereikt, dat iemand met ƒ10.per week geen belasting behoeft te betalen. De heer Tiemersma heeft beide amendementen onder steund en hij gelooft niet dat hij zich de reprimande op den hals zal halen van den Wethouder, dat de amendementen onaannemelijk zijn, omdat ze te veel ingrijpen in de financiën. Gezinnen met 8 en 10 kin deren toch zullen zeldzaam voorkomen, en als ze er zijn hebben ze grooter uitgaven en moeten dus meer kunnen aftrekken. Het amendement-Boosman behoeft geen aanbeveling en spreker gelooft dan ook niet dat de wethouder van financiën daartegen zal ingaan. Het is echter eene ontheffing voor menschen met een inkomen van 10.per week. De Raad moet dat er maar op wagen. De heer G. W. Koopmans heeft in de sectie het denkbeeld van den heer Hiemstra ook besproken. Spreker heeft gevraagd of het niet billijk was gere deneerd. Hij meent echter te weten, dat er wettelijke bezwaren tegen zijn. Daaromtrent is hij evenwel niet precies op de hoogte. Het spijt spreker, dat hij niet mee kan gaan met het amendement van den heer Boosman. Deze toch heeft verklaard niet te zijn meegegaan met het amen dement-Hiemstra, omdat hij de door den wethouder te berde gebrachte bezwaren niet wilde onderschatten. De wethouder heeft nu niet minder bezwaren geopperd tegen het voorstel-Boosman. Hij heeft toch gezegd dat de wet toestaat om boven de aftreksom nog een gering bedrag onbelast te laten. Daarom mag men dit bedrag niet stellen op 75.of 100.Dan toch is er geen sprake van een gering bedrag, volgens den evengenoemden wethouder. De heer Komter (wethouder) wenscht den heer Hiemstra te antwoorden over den kinderaftrek. Toen de verordening is ontworpen, hebben Burge meester en Wethouders verschillende verordeningen geraadpleegd. Nergens echter is verder gegaan dan tot 6 kinderen. Waarom zal dit gebeurd zijn Spreker is van oordeel, dat het, vooral bij de laagst aangeslagenen, een groote exceptie is dat iemand meer dan 6 inwonende kinderen te zijnen laste heeft en men kan een verordening niet zoo maken, dat deze op alle gevallen slaat. Wat het voorstelBoosman betreft, wil spreker doen opmerken, dat de gemeen tewet spreekt van het onbelast laten van een gering bedrag boven de aftreksom voor levensonderhoud. Hij vreest dan ook, dat de verordening niet zal worden goedgekeurd, als het bedrag, door Burgemeester en Wethouders voorgesteld, verhoogd wordt. De heer Hartelust voelt wel iets voor het amen dementBoosman. Men weet wel de gevolgen van de aanneming niet, en de Wethouder vreest de niet- goedkeuring der verordening, maar als dit al gebeurt, dan is het nog tijd om de 75.weer in 50. te veranderen. Spreker meent dat het geen onover komelijk bezwaar is dat er op te wagen. Wat een gering bedrag is, is een kwestie van appreciatie. De een noemt 50.de ander 75.een gering bedrag. Spreker meent dat het met f 75.kan worden be proefd. Dan heeft de Raad zekerheid. De heer Hiemstra zal voor het voorstel-Boosman stemmen, hoewel het slechter is dan dat van spreker. Hij had van Burgemeester en Wethouders een meer tegemoetkomende houding verwacht. Zij schijnen het er evenwel op gesteld te hebben de verordening er door te halen zooals die is voorgesteld. De heer Komter geeft toe dat gezinnen met meer dan 6 kin deren niet vaak voorkomen, hij geeft toe, dat er geen systeem in den kinderaftrek zit en waarom wil hij dan nu de onbillijkheden niet opheffen? Waar het de gemeente niets kost, vraagt spreker wat is er dan tegen de aanneming van mijn amendement. Spreker dringt op aanneming van zijn amendement aan. De heer Komter (wethouder) kan nog mededeelen, dat een verordening, waarin het beginsel van onbe- perkten kinderaftrek voorkwam, niet is goedgekeurd. De gevolgen van de aanneming van het voorstel van den heer Boosman zijn evenmin te voorzien. Spreker meent daarom dat het bedenkelijk is nu nog met dergelijke meer of minder ingrijpende voorstellen te komen. Hij wil nog doen opmerken, dat de voorstellen van Burgemeester en Wethouders de grens, waarbij groote gezinnen met kleine inkomens belastingplichtig worden, verplaatst van 450.tot 650.zij weten wel dat dit de sociaal democratische raadsleden niet zal bevredigen, maar zijn overtuigd, dat hunne voorstellen in die richting zoo ver gaan als het gemeentebelang toelaat. Daarvan laten zij zich dan ook niet afbrengen. Dit is ook een standpunt maar een van geheel anderen aard als door den heer Hiemstra is gekwalificeerd. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Juli 1913. 143 De heer Fransen hoort met verbazing dateenever- ordening, waarin onbeperkte kinderaftrek voorkwam, niet is goedgekeurd. Gaarne zou hij den naam der gemeente willen weten, wier verordening dat is over komen, dan kan hij dat onderzoeken. Ook hij is van oordeel dat groote gezinnen het meest behoefte hebben aan aftrek. De wethouder heeft gezegd dat het dikwijls gebeurt, dat in die grootere gezinnen de oudere kinderen al iets verdienen. Dat gebeurt wel eens, maar het komt zeer dikwijls voor, dat er in een gezin 8 en meer kinderen zijn beneden 15 jaar. Spreker zou den aftrek willen doorvoeren tot 12 kinderen, ten einde te voor komen, dat de verordening niet zou worden goedge keurd op grond van onbeperkten aftrek. De heer Hiemstra stelt nu voor, om weigering der goedkeuring te voorkomen „de Raad besluit de som van 150.genoemd in art. 4, 3e lid te verhoogen tot f 300. en trekt zijn eerste amendement in. De Voorzitter deelt mede, dat de heer Hiemstra zijn eerst ingediend amendement heeft ingetrokken. Dit amendement maakt derhalve geen onderwerp van beraadslaging meer uit. De Voorzitter deelt mede dat de heer Hiemstra een amendement heeft ingediend luidende „de Raad besluit de som f 150.genoemd in artikel 4, 3e lid, te verhoogen tot 300. Dit amendement wordt ondersteund en maakt tegelijk met het voorstel van Burgemeester en Wet houders een onderwerp van beraadslaging uit. De heer Bertling maakt de opmerking dat de heer Hiemstra zich zelf tegen spreekt. Hij heeft gevraagd waarom Burgemeester en Wethouders den aftrek voor kinderen beperken en nu zal men dezelfde vraag wel aan den heer Hiemstra kunnen stellen. De heer Hiemstra antwoordt dit te hebben gedaan, omdat Burgemeester en Wethouders zeggen dat een verordening, waarin onbeperkte aftrek voor kinderen voorkomt, niet wordt goedgekeurd. Spreker stelt daarom een grens voor, om de goed keuring der verordening niet in de waagschaal te stellen. De opmerking van den heer Bertling is dan ook absoluut niet op haar plaats. De beraadslaging wordt gesloten. Over het amendement-Hiemstra staken de stemmen. Vóór stemmen de heeren Fransen, Zandstra, Hiem stra, Tulp, Lautenbach, Tiemersma, Boosman, G. W. Koopmans, Feitz en Beekhuis. Tegen de heerenBeucker Andrese, Oosterhoff, Vonck, Hartelust, Bertling, Haverschmidt, J. Koopmans, Schoondermark, Menalda en Komter. Het nemen van een besluit inzake het amendement en de verdere behandeling van artikel 4 zal in de volgende vergadering plaats hebben. Aan de orde is artikel 5. De beraadslaging wordt geopend. De Voorzitter deelt mede dat door den heer Hiem stra een motie is ingediend, luidende „De Raad draagt Burgemeester en Wethouders op een schaal te ontwerpen, waarbij het percentage van het accres wordt opgevoerd tot de grens, bij de wet bepaald". De heer Hiemstra heeft niet veel te zeggen ter toelichting van zijne motie. Hij heeft dat reeds bij de algemeene beschouwingen gedaan. Waar de Raad sprekers voorstel om een hoogere aftreksom mogelijk te maken heeft verworpen, kan hij zich toch wel uitspreken voor een hooger percentage van de pro gressie. Wanneer de progressie grooter wordt zal het misschien mogelijk zijn het heffingsprocent van 4 b.v. op 3Ya te stellen en dat zal de lagere inkomens ten goede komen. Spreker hoopt dat de Raad zijn motie zal aannemen. De heer J. Koopmans is het in dit geval niet eens met den heer Hiemstra. Het opvoeren van de pro gressie tot de bij de wet geoorloofde grens acht hij ook op de door Burgemeester en Wethouders genoemde practische bezwaren onuitvoerbaar. Maar bovendien komt het hem voor dat het onrechtmatig en vooral onbillijk zou zijn. Over den rechtsgrondslag wil hij niet spreken, daarvan is hij niet voldoende op de hoogte, doch onbillijk is het zeker. Een opvoeren van de progressie zou de hoogere inkomens meer treffen. Maar deze inkomens zijn naar den aard zeer verschillend. Men onderscheide zenaar inkomens uit vermogen en uit ambt of bedrijf. Vooral deze laatste zijn ook op andere wijze reeds meer belast. Men denke aan de opcenten op het personeel en op de grondbelasting. De grondbelasting kan voor eene gemeente als Leeuwarden wel buiten be schouwing blijven, doch die op het personeel zijn niet onbeduidend en zijn voor iemand met bedrijf door gaans belangrijk hooger dan voor iemand, die enkel van de renten zijn inkomen geniet. Daarbij is een inkomen uit bezit veel zekerder dan dat uit bedrijf. Heeft iemand een vermogen van b.v. twee ton, dan kan hij bij solide belegging vast op een inkomen van 8.000.— rekenen. Een gelijk inkomen uit bedrijf brengt vrij wat meer moeite en risico mede. Verschillende omstandigheden kunnen hierop van invloed zijn en verlagen gaat niet gemak kelijk. Het gaat daarom niet aan ze op een lijn te stellen en te trachten ze door progressie zoo hoog mogelijk te treffen. Maar men zou ook nog onderscheid moeten maken tusschen de belasting uit vermogen van iemand die eenvoudig leeft, weinig uitgeeft en aldus niet veel voor de gemeenschap doet, en van een ander die ofschoon wat weinig voor zich zelf gebruikend, een groot deel van zijn inkomen op allerlei wijze aan de gemeenschap ten goede laat komen. Men zou derhalve zeer onbillijk zijn tegenover deze categorie van belastingschuldigen, wanneer men de progressie tot het uiterste toepast en spreker zal voor eene nog hoogere progressie dan is voorgesteld, niet te vinden zijn. De heer G. W. Koopmans heeft straks van zijn naam genoot zelf gehoord dat deze geen sociaal-democraat is. Hij wist dit wel, maar de heer J. Koopmans is zelfs geen democraat. Wij hebben nu hier het hart der zaak te pakken en de stellingen die de heer J. Koopmans debiteert zijn zoowat „uit den tijd". De belasting moet worden gehaald daar, waar zij te halen is.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1913 | | pagina 7