166 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 Juli 1913. De beraadslaging wordt geopend. De heer Burger heeft een kleinigheid op te merken, die echter wel moet worden besproken. In artikel III staat een tarief voor dienstboden. Burgemeester en Wethouders hebben gezegd dat, nu krachtens de wet op het arbeidscontract door den meester in de verpleging en geneeskundige behande ling van den bij hem inwonenden arbeider moet worden voorzien, er geen reden meer is het tarief voor dienst boden zoo laag te houden als vroeger. Wanneer men nu art. 4 leest, rijst de vraag of dienstboden, die op kosten van hun meester worden verpleegd, wel kunnen worden opgenomen. Dienstboden nu, die op eigen verzoek worden ver pleegd, vallen onder Er moet hier nu een alinea worden opgenomen „zieke dienstboden van te Leeuwarden woonachtige personen, wier opneming door die personen op hunne kosten wordt verlangd." De Voorzitter antwoordt dat de opmerking van den heer Burger juist is al gelooft hij dat de zaak toch wel geloopen zou zijn. Er is niets tegen de opneming van een dergelijke alinea. Burgemeester en Wet houders zullen haar wel redigeeren. Artikel II wordt hierna met algemeene stemmen vastgesteld, evenals de artikelen III—VII, art. III met de door de overneming van het amendement- Burger vereischte aanvulling, waarvan de redactie aan Burgemeesteren Wethouders wordt overgelaten. Het ontwerp in zijn geheel wordt met algemeene stemmen aangenomen. De heer Berghuis heeft intusschen de vergadering verlaten. Aan de orde is ontwerp D, de verordening op het Nieuwe Stads Weeshuis. Algemeene beraadslagingen worden niet gehouden. De artikelen I—IV worden met algemeene stemmen vastgesteld en daarna do verordening in haar geheel met algemeene stemmen aangenomen. Aan de orde is ontwerp E, de verordening op den geneeskundigen dienst voor behoeftigen. Algemeene beraadslagingen worden niet gehouden. Aan de orde is artikel I. De beraadslaging wordt geopend. De heer van Messel zegt dat in het oorspronkelijk schrijven van Burgemeester en Wethouders van 25 November 1910 werd medegedeeld, dat de bedoeling bestond een wijkverpleegster aan te stellen voor een proeftijd van een jaar. Spreker wijst er op, dat noch in de ontwerp-verordening, noch in de instructie iets over den duur der aanstelling van de wijkverpleegster vermeld staat. Spreker vraagt nu of het de bedoeling is de wijkverpleegster voor een proeftijd van een iaar of definitief aan te stellen. De Voorzitter antwoordt dat het de bedoeling is de wijkverpleegster voor vast aan te stellen. Men is voldoende bekend met het nut van een wijkzuster en er is geen enkele reden om er hier een te nemen op proef. De bedoeling is evenwel om de wijkzuster het eerste jaar tijdelijk aan te stellen om haar daarna bij gebleken geschiktheid, zooals met meer ambtenaren gebeurd, een vaste aanstelling te geven. De heer van Messel is dankbaar voor de ontvangen inlichtingen. Hij is het echter niet eens met Burge meester en Wethouders dat zij de bevoegdheid hebben, den duur der aanstelling van de wijkverpleegster te bepalen. De Raad stelt de verordening en de in structie vast, en heeft derhalve ook medezeggenschap wat den duur der aanstelling betreft. In artikel 35a der instructie staat verder dat de zuster, wanneer zij haar betrekking verlangt neder te leggen, drie maanden vooraf daartoe het verzoek moet doen. Wanneer nu eene definitieve aanstelling plaats heeft, moet er naar spreker's meening ook van de zijde der gemeente een opzeggingstermijn worden vastgesteld geschiedt dat niet, dan zou de aanstelling voor het geheele leven zijn. De Voorzitter wijst er op dat in de verordening- ligt opgesloten, dat de Raad een wijkverpleegster wil. Burgemeester en Wethouders willen haar nu eerst voor een jaar aanstellen en daarna, bij gebleken geschiktheid, definitief. Dit gebeurt hier en elders, met tal van ambtenaren. Wanneer het toch blijkt dat de persoon niet geschikt is, kan ze met een jaar ontslagen worden. Burgemeester en Wethouders kunnen niet zeggen, dat er een wijkverpleegster moet zijn, maar omtrent den duur der aanstelling zijn ze vrij. De heer van Messel„de stadsartsen worden voor drie jaar benoemd en moeten telkens herbenoemd worden." De Voorzitter„de Raad zegt dat er een wijkver pleegster moet zijn, maar Burgemeester en Wethou ders benoemen." De heer J. Koopmans meent dat het hier hetzelfde geval is als aan de gasfabriek. De directeur en de boekhouder werden door den Raad benoemd, de opzichters echter door Burgemeester en Wethouders. Hier worden de artsen door den Raad en de wijk zuster door Burgemeester en Wethouders benoemd. Dat is geheel en règle. De heer van Messel: „De heer J. Koopmans spreekt over de opzichters. Wie stelt hunne instructie vast, de Raad of Burgemeester en Wethouders De Voorzitter'. „Burgemeester en Wethouders". De heer van Messel „en hoe zal nu de Raad de instructie voor de wijkzuster vaststellen. Dat is toch wel iets anders". De heer G. W. Koopmans zegt dat de zaak zoo goed is geregeld. Artikel 145 der Gemeentewet zegt: „Do Raad benoemt en ontslaat alle gomeento- „ambtenaren en bedienden, wier benoeming niet aan „andoren is opgedragen". De Raad draagt die bevoegdheid in dezen thans over aan Burgemeester en Wethouders en dezen kunnen nu bepalingen omtrent een en ander maken, zooals zij meenen dat het gemeentebelang meebrengt. Do heer Tulp kan zich niet vereenigen met het Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 Juli 1913. 167 voorstel van Burgemeester en Wethouders, die drie artsen willen in plaats van vier. De gezondheidscommissie schrijft „Wat ten slotte de salarisverhooging der stadsge- ueesheeren betreft, deze werd algemeen billijk ge oordeeld. Het moge waar zijn, dat hun werkzaamheid wat het aantal geneeskundig bedeelden aangaat, niet noemenswaardig vermeerdert, toch mag niet over het hoofd worden gezien, dat bij den belangrijken uitbouw, dien de stad heeft ondergaan, ook in de meest verwijderde gedeelten armen worden aangetrof fen. De vooruitgang der geneeskundige wetenschap, de voortschrijdende betere inzichten in de sociale nooden en behoeften der armere bevolking, stellen aan de geneeskundigen bij hunne behandeling hoogere eischen dan 25 jaren geleden. De werkzaamheid van den stadsgeneesheer is meer intensief geworden do afgifte van een recept is niet meer het eenige wat verlangd wordt. En dan moge de hulp van eene wijkzuster de werkzaamheid van den arts doeltreffender de taak hom aangenamer maken ze geeft hem ook aan leiding tot beter optreden, wat meerdere moeite en tijd vordert. De honoreering is tot nu toe te laag geweest, en terwijl in tijden van epidemie, slechte weersgesteld heid en korte dagen het grootste deel der dagtaak van de stadsartsen door behandeling der armlastigen wordt ingenomen, daar kan de wijze waarop zij hun taak verrichten, niet anders dan geroemd worden. Een salaris van 650.is geen betaling van hun werk. Ook mag de opmerking niet achterwege blijven, dat onderlinge vervanging en tijdelijke waarneming van het directeurschap van het Stadsziekenhuis hun taak soms niet weinig verzwaart". Do werkkring der stads-artsen is dus grooter dan 25 jaar geleden. Waar het er nu om gaat de genees kundig bedeelden voldoende te helpen, is het rationeel de werkkrachten uit te breiden en een arts meer aan te stellen. Salarisverhooging is slechts een lapmiddel, want dat heeft voor een goede behandeling der bedeelden geen resultaat. Alleen een vierde geneesheer komt daaraan ten goede. De heer Hiemstra zegt dat er staat: Bovendien kan een wijkverpleegster worden aangesteld. Is het niet beter to lezenbovendien kunnen één of meer wijk verpleegsters worden aangesteld. Het zal toch nood zakelijk kunnen zijn binnen korten tijd nog een wijkverpleegster aan te stellen en dan moet daarvoor de verordening worden gewijzigd. Burgemeester en Wethouders houden toch de bevoegdheid om met één verpleegster op te houden. De Voorzitter heeft tegen het amendement-Hiemstra geen bezwaar en neemt dat namens Burgemeester en Wethouders over. Tegen het denkbeeld van den heer Tulp moet .spreker zich echter wèl verzetten. De gezondheids commissie spreekt ook niet ovor het aanstellen van een vierden stads-arts, wel heeft zij een opmerking gemaakt over hot salaris. Burgemeester en Wethouders hebben den indruk gekregen dat de geneeskundige behandeling der behoeftigen zeer bevredigend is. Er zijn nooit klachten ingekomen. Wanneer de stads-artsen een groot deel van den dag willen geven voor hun taak als zoodanig, is dat hun zaak en een reden tot ver hooging van hun bezoldiging. Wanneer de dienst daaronder niet lijdt, is er geen reden het getal uit to breiden. De heer Tulp zegt dat de gezondheidscommissie hoeft geschreven dat de werkkring der stads-artsen in 25 jaar zeer is uitgebreid. Nu is de hoofdzaak de behandeling der behoeftigen en die moet voor gaan. Daarna kan op de artsen zeiven worden gelet. De Voorzitter doet opmerken dat er geen kwestie van is of de bedeelden voor moeten gaan of de ge neeskundigen. In het schrijven der gezondheidscom missie wordt niet gezegd dat de artsen hun werk niet af kunnen, en ook niet dat de geneeskundige behan deling niet goed is. De gezondheidscommissie zegt alleen dat hun salaris niet in verhouding staat tot hun werk. Spreker blijft er bij dat het aantal der stadsartsen niet behoeft te worden vergroot. De beraadslaging wordt gesloten. De artikelen IXIII worden met algemeene stem men vastgesteld, nadat in artikel X, in plaats van „het le lid van artikel 27", is gelezen „het 2e lid van artikel 27". Aan de orde is artikel XIV, artikel 35a der betrek kelijke verordening. In dit en in de volgende artikelen moeten thans, in verband met de aanneming van het amendement-Hiemstra, eenige redactie-wijzigingen plaats hebben, die aan Burgemeester en Wethouders worden overgelaten. De heer van Messel vraagt nu of het niet noodig is, ook hier een opzeggingstermijn van de gemeente op te nemen. De Voorzitter gelooft dat dit logisch is. De heer Burger„die staat nergens in". De Voorzitter„in het Werkliedenreglement". De heer Burger meent dat iemand, die niet voor een bepaalden tijd is aangesteld, niet ontslagen wordt dan om bepaalde redenen. De opzeggingstermijn komt dan ook niet tegemoet aan het bezwaar van den heer van Messel. De Voorzitter zegt dat Burgemeester en Wethouders er niets tegen hebben eene bepaling op te nemen als de heer van Messel bedoelt. Spreker stelt den Raad voor de redactie aan Burgemeester en Wethouders over te laten. Dienovereenkomstig wordt besloten. Artikel 35a wordt, aldus gewijzigd en aangevuld, mot algemeene stemmen aangenomen. Aan de orde is artikel 355. De beraadslaging wordt geopend. De heer Hiemstra wil in plaats van 800. lezen800.tot 1000. Hij acht het wenschelijk dat Burgemeester en Wet houders eenige ruimte hebben om het salaris te verhoogen wanneer mocht blijken, dat het te laag is. Wanneer zij die ruimte niet hebben zal in een der gelijk geval de verordening weer moeten worden gewijzigd.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1913 | | pagina 5