216 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 7 October 1913. De heer Hiemstra „dat wordt niet zoo hoog, want van ambtenaren die in dienst blijven, zal geen bij drage worden gevorderd". De Voorzitter„U hebt volkomen gelijk, dit is het gevaarlijke van het zoo maar noemen van cijfers". Spreker vervolgt en zal nu maar verder niet spre ken over de kosten der overige amendementen, maar er zijn groote bedragen mee gemoeid. De heer Hiemstra is echter minder bescheiden dan diens eigen partijbestuur, indien mag worden aangenomen dat het adres van den Bond van ge meentewerklieden (zie „De Gemeentewerkman" van 30 Augustus j.l.) het sociaal-democratisch standpunt weêrgeeft. Noch Bond van politie, noch de Bond van ambtenaren vraagt zooveel als de heer Hiemstra voorstelt. Zoo heel bescheiden is deze dus niet. De heer Burger nu is niet ingegaan op de kwestie, dat de arbeiders het niet kunnen betalen. Spreker doet echter in dit verband nog opmerken, dat alleen bij de laatste verhooging een groot aantal loonen met f 1.20 zijn verhoogd, d. i. voor de laagste met ruim 13 en dat de stijging der prijzen van de levensmiddelen, voor zoover die heeft plaats gehad volgens de zoogenaamde Index-cijfers van de Engelsche Economist waren zij op 1 September 1913 lager dan op 1 September 1912 dan toch stellig niet daaraan evenredig is geweest. De heer Tulp zegt dat door den Voorzitter is be weerd dat de loonen met 13 zÜn gestegen en dat de arbeiders dus wel 5 °/0 voor weduwen- en weezen- pensioen kunnen betalen. Er is spreker evenwel medegedeeld dat de men- schen door de loonsverhooging in de termen zijn gevallen om schoolgeld te betalen en ook ziekengeld, dat de gemeente vroeger betaalde. De onkosten worden daardoor met 90 cent verhoogd en de op één na laagste loonklasse gaat dus, waar deze 60 cent is verhoogd, 30 cent achteruit. De daaraanvolgende klasse gaat 30 cent vooruit. De Voorzitter is van oordeel dat deze mededeelingen onjuist moeten zijn. Zulks kan alleen het geval zijn met iemand, die precies op de grens zat. Aan het ziekengeld is niets veranderd. De gemeente betaalt het ziekengeld van de loonen beneden 10.80. De heer Tulp„dan ben ik waarschijnlijk verkeerd ingelicht". De heer Tijsmaer is straks beweerd dat reeds premiën zijn ingehouden. Hoe zit dat iets te kort te doen aan de manier, waarop de loonen moeten worden geregeld. De heer Burger, met verlof der vergadering voor de derde maal het woord erlangende, zegt dat het hem genoegen doet dat de heer Beekhuis gesproken heeft. Wanneer echter ook de heer Beekhuis zich stelt op het standpunt dat de loonen zoo zijn dat er geen storting af kan, is er geen enkele reden om niet met het voorstel-Hiemstra mee te gaan. Spreker ziet in dit voorstel het eenige waar hij vóór kan stemmen, daar het den menschen geeft wat ze moeten hebben. Wanneer Burgemeester en Wethouders echter liever een ander voorstel hebben, n.l. een uitspraak van den Eaad dat er van de laagste loonen niets af kan, met eene uitnoodiging om daarna met voorstellen bij den Eaad te komen, kan dat ook gebeuren. Spreker wil deze zaak niet gaarne vertroebeld zien. Hij heeft het echter niet aangedurfd. De Voorzitter antwoordt dat Burgemeester en Wet houders zich beter kunnen vereenigen met een uitspraak, dat van de laagste loonen niets af kan, dan met een algemeene vrijstelling. De heer Burger is van oordeel dat een regeling dan niet met groote sprongen moet gaan en dat er b.v. niet tot ƒ12.vrijstelling moet worden verleend, terwijl van 12.10 de volle 5 moet worden betaald. De heer Hiemstra heeft den heer Beekhuis hooren beweren dat deze voorstellen met de loonen niets hebben te maken. Spreker meent dat dit niet juist is. Hij zegt toch zelfals het loon te laag is moet het verhoogd worden. Burgemeester en Wethouders zeggen in de memorie van toelichting, dat de last te groot is en het argument daarvoor is dat het loon te laag is. Dat spreker elke gelegenheid zou aangrijpen om loonsverhooging te verkrijgen, is niet waar. De Voorzitter deelt mede dat de heer Burger de volgende motie heeft ingediend de Eaad, van oordeel dat van de laagste loonen geen hooger bijdrage dan thans wordt geheven, mag worden gevorderd voor pensioen, noodigt Burgemeester en Wethouders uit de artikelen 3 en 5 voorloopig terug te nemen en een nieuwe regeling te ontwerpen, waarbij met deze uitspraak rekening wordt gehouden. Deze motie maakt tegelijk met het voorstel van Burgemeester en Wethouders een onderwerp van be raadslaging uit. De Voorzitter heeft daarop al geantwoord. Als dit gebeurd is, is dat buiten Burgemeester en Wethouders om gegaan. De heer Beekhuis vreest dat de debatten zullen vertroebelen door de vraag of de loonen niet moeten worden verhoogd. De Voorzitter heeft er, en terecht, op gewezen, dat men, als men dien weg op wilde, zulks rondweg moest erkennen. Spreker vreest dat ter wille van den wensch om loonsverhooging het voorstel Hiemstra wordt aangenomen. En dat zou hij jammer vinden. Wanneer hem blijkt dat de loonen te laag zijn, zal hij de eerste zijn zijn stem te geven aan een voorstel tot loonsverhooging, maar hij wil dat niet vastkoppelen aan de pensioenkwestie. Spreker meent dat de voorstellen van Burgemeester en Wethouders kunnen worden aangenomen, zonder De heer Hiemstra slaat het alleen op de artikelen 3 en 5 en niet op artikel 1 De heer Burger „artikel 1 kan voor U geen kwaad". De heer Tiemersma meent dat bij aanneming der motie-Burger de laagste loonklasse van het Werk liedenreglement moet vervallen. Ofschoon spreker veel voelt voor verhooging, daar het loon, ook al werd het weduwen- en weezenpensioen premievrij, nog te laag is, gelooft spreker niet dat de Eaad daar op het oogenblik op in zal gaan. Spreker gaat dan ook liever mee met de voorstellen van den heer Hiemstra. De Voorzitter zal het amendement-Hiemstra op artikel 1 in stemming brengen. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 7 October 1913. 217 Het wordt aangenomen met 12 tegen 8 stemmen. Vóór stemmen de heeren Tulp, Hiemstra, Fransen, Lautenbach, Tiemersma, Zandstra, J. Koopmans, Berghuis, G. W. Koopmans, Peletier, Tijsma en Vonck. Tegen de heeren de Haan, van Messel, Oosterhoff, Beekhuis, Haverschmidt, Schoondermark, Menalda en Burger. De artt. 2 en 3, le lid, zijn hierdoor vervallen. De heer J. Koopmans vraagt of nu ook de toe komstige ambtenaren vrij zijn van de betaling eener bijdrage voor eigen pensioen. De Voorzitter beantwoordt die vraag bevestigend. Spreker merkt op, dat de motie-Burger, voorzooveel artikel 3 betreft, door de aanneming van het amen dement-Hiemstra is vervallen. De heer Burger ontkent dit. De heer J. Koopmans zegt het met den Voorzitter eens te zijn, dat de heer Burger diens motie nu moet wijzigen. Artikel 2 komt nu te vervallen en daarmee is het eerste deel van de motie overbodig geworden. Thans komt aan de orde de motie-Hiemstra, be trekking hebbende op artikel 4 (de bijdragen en inkoopsommen der daar bedoelde ambtenaren voor rekening van de gemeente te nemen). De heer Hiemstra wil ook de ambtenaren vrijstellen die den dienst reeds hebben verlaten. De Voorzitter is van oordeel dat dit te ver gaat. De heer Hiemstra wil de bepaling voor hen, die reeds weg zijn, en stelt voor „de Eaad besluit de bijdragen en inkoopsommen, in de toekomst door ambtenaren verschuldigd bij of na het verlaten van den dienst dezer gemeente, thans te nemen voor rekening der gemeente." De heer Beskhuis heeft den heer Haverschmidt hooren zeggen dat er in drie gemeenten besloten is deze kwestie te behandelen zooals de wet toelaat en de Voorzitter zeide, dat ook andere gemeenten zoo handelen. Wat wordt daarvan het gevolg? De be paling, zooals die is voorgesteld, zal onze gemeente beletten goede ambtenaren te krijgen. Uit andere gemeenten zullen de ambtenaren hier niet komen, omdat Leeuwarden, door de zaak op deze manier te regelen, eene bijzondere positie tegenover de andere gemeenten inneemt. De heer Hiemstra meent dat de bepaling op het komen van ambtenaren naar onze gemeente niet van invloed is. Wanneer evenwel wordt aangenomen wat Burgemeester en Wethouders voorstellen, houdt men de ambtenaren hier vast en belemmert men hunne vrijheid van beweging. Hij acht dat een afkeurens waardige wijze van handelen. De heer Zandstra zegt dat de gemeente Water graafsmeer nog verder gaat. Daar is gezegdals wij een ambtenaar uit een andere gemeente over krijgen die daar de inkoopsom heeft betaald, zullen wij die restitueeren. De heer J. Koopmans vraagt of er niet een leemte is in de verordening. Is er wel voorzien in het geval dat ambtenaren worden aangesteld, die voor dien geen gemeente-ambtenaren waren en moet voor hen dan ook een inkoopsom worden gestort De Voorzitter antwoordt dat in het bedoelde geval is voorzien en voor hen, die tot nog toe geen ge meente-ambtenaar geweest zijngeen inkoopsom behoeft te worden betaald. Het gewijzigd amendement-Hiemstra wordt aange nomen met 13 tegen 7 stemmen. Vóór stemmen de heerenTulp, Hiemstra, Lauten bach, de Haan, Tiemersma, Zandstra, J. Koopmans, Berghuis, G. W. Koopmans, Peletier, Tijsma, Vonck en Burger. Tegen de heerenFransen, van Messel, Oosterhoff, Beekhuis, Haverschmidt, Schoondermark en Menalda. De Voorzitter wijst erop dat het derde amendement- Hiemstra van verdere strekking is dan de motie-Burger. Dat heeft dus den voorrang. De heer Hiemstra zegt dat zijn voorstel ook het meest praktisch is. Iemand met 3000.betaalt volgens dit voorstel 135.in plaats van 150. iemand met 600.betaalt nu 15.in plaats van 30.Dit bedrag van 15.is nu op 600. veel grooter dan op 3000. Spreker heeft geen zekerheid dat het voorstel Burger beter is dan het zijne. Hij gelooft dat het verstandig is, dat de heer Burger het intrekt. De heer Burger is van oordeel dat hetgeen door den heer Hiemstra is gezegd niet geheel onjuist is. Spreker heeft echter een uitgangspunt, maar hoe dat door Burgemeester en Wethouders wordt uitge werkt, is niet vooruit te zeggen. Hij verzoekt Bur gemeester en Wethouders bepalingen te ontwerpen, waarbij rekening is gehouden met de uitspraak van den Eaad. Spreker wil het College de kans geven zelf een regeling te maken. Spreker wil echter de motie eenigszins wijzigen en stelt voor: de Eaad, van oordeel dat van de laagste loonen geen hoogere bijdragen voor weduwen- en weezen pensioen af kunnen, dan thans voor eigen pensioen worden gevorderd, noodigt Burgemeester en Wethou ders uit artikelen 3 en 5 voorloopig terug te nemen, en een nieuwe regeling te ontwerpen, waarbij met dit oordeel rekening wordt gehouden. Het amendement-Hiemstra wordt aangenomen met 12 tegen 8 stemmen. Vóór stemmen de heeren Tulp, Hiemstra, Fransen, Lautenbach, de Haan, Tiemersma, Zandstra, Berghuis, G. W. Koopmans, Peletier, Tijsma en Vonck. Tegen de heerenv. MesselOosterhoffJ. Koopmans, Beekhuis, Haverschmidt, Schoondermark, Menalda en Burger. De motie-Burger is hierdoor vervallen. De Voorzitter stelt voor Burgemeester en Wethou ders te machtigen de bij artikel 68 der wet voorge schreven verklaring af te leggen (onderdeel a van het ontwerp-besluit). Hiertoe wordt met algemeene stemmen besloten en de verdere behandeling van het voorstel geschorst. 11. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om in beginsel te besluiten tot oprichting van een avondhandels school met 3-jarigen cursus, met gelijktijdige reorganisatie der gemeentescholen nos. 4 en 12 (bijlage no. 37). De heer Tijsma wil de behandeling uitstellen. Ook dit onderwerp is niet voldoende bestudeerd. De kwestie der pensionneering was urgent, omdat de wet op 1 October in werking is getreden. Die urgentie is niet van toepassing op deze zaak.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1913 | | pagina 6