220 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 21 October 1913.
den Directeur der Gemeentewerken bespreken. Er
behoeft dan ook nu niet verder over te worden ge
sproken, daar spreker de zaak bij Burgemeester en
Wethouders ter tafel zal brengen.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
III. Wordt ter tafel gebracht
1. Aanbeveling voor de benoeming van een niet-
ambtelijk lid en van een plaatsvervangend niet-
ambtelijk lid in de commissie van aanslag in de be
lasting op bedrijfs- en andere inkomsten.
De aanbevelingen luiden als volgt
voor het niet-ambtelijk lid
K. E. Brunger
voor het plaatsvervangend niet-ambtelijk lid
J. Oosterhoff W.Jz.
Heeft ter visie gelegen om nog heden te worden
behandeld.
2. Voordracht voor de benoeming van een onder
wijzer aan de gemeenteschool no. 6 (vacature W.
Bandsma)
1. H. Valkema te St. Jacobi Parochie
2. E. T. A. Hiehle, alhier;
3. J. Jensma Oosterhaule.
3. Aanbeveling voor de benoeming van een lid
der commissie van beheer over het Stads-Ziekenhuis,
vacature mr. M. J. P. D. baron van Harinxma thoe
Slooten
1. E. A. van Valkenburg
2. mr. J. G. de Hoop Scheffer.
De stukken 2 en 3 zullen in eene volgende ver
gadering worden behandeld.
4. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om,
met intrekking van het raadsbesluit van 11 Februari
j.l. no. 48r/20, de dienstbetrekking van J. Soutendam
als directeur der Stadsreiniging tot begin 1914 te
bestendigen.
5. Alsvoren om van het Rijk in eigendom over
te nemen een strook grond (bleekveldjes) aan de
Keizersgracht.
De stukken 4 en 5 hebben ter visie gelegen om
nog heden te worden behandeld.
6. Nader voorstel van Burgemeester en Wethouders
tot vaststelling op grond der nieuwe wettelijke regeling
en met inachtneming van 's Raads besluiten van 7
October 1.1. van een verordening inzake de pension-
neering van gemeente-ambtenaren, hunne weduwen
en weezen (bijlagen nos. 39 en 43).
Is als bijlage gedrukt, bij de leden rondgezonden
en heeft ter visie gelegen om nog heden te worden
behandeld.
7. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
vaststelling van eene verordening tot regeling der
jaarwedden en de verdere inkomsten van het onder
wijzend personeel aan de scholen voor openbaar lager
onderwijs te Leeuwarden.
Is gedrukt als bijlage tot het raadsverslag en bij
de leden rondgezonden om in een volgende vergade
ring te worden behandeld.
8. Alsvoren tot wijziging der verordening omtrent
den dienst op de veemarkt en het personeel voor de
inning der markt- en weeggelden (gemeentebladen
1897 no. 20 en 1904 no. 12).
Zal worden gedrukt als bijlage tot het raadsverslag
en te zijner tijd behandeld.
9. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders
op het amendement van de heeren H. Peletier e. a.
inzake het voorstel van eerstgenoemd college tot
oprichting van een avondhandelsschool enz.
Is gedrukt als bijlage 47 tot het raadsverslag en
bij de leden rondgezonden om nog heden met de
betrekkelijke stukken te worden behandeld.
10. Alsvoren op het adres van J. Feitsma, om
groefrails te mogen leggen van zijn pakhuis aan de
Willemskade zuidzijde no. 51 tot den wal van de
stadsgracht aldaar.
11. Alsvoren op het adres van R. Buisman om
met betrekking tot het in zijn perceel Willemskade
no. 7 aanwezige privaat met waterspoeling, uitloozende
in het riool, artikel 39, 2e lid, laatste zin der Bouw
verordening, zooals dat is gewijzigd bij gemeenteblad
no. 23 van 1913, niet op hem toepasselijk te verklaren.
12. Alsvoren op het adres van F. H. van Setten,
waarbij hij zijn wensch te kennen geeft, dat de ge
meente vóór 1 November 1914 op een door haar bij
akte van 15 Februari 1912 van hem gekocht stuk
grond achter den Oostersingel een straat aanlegt.
13. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om
aan F. Banning te Buitenpost vergunning te ver-
leenen tot het leggen en hebben van een bruggetje
achter het perceel Groninger straatweg no. 11 over
een sloot aan den Lekkumerweg.
14. Alsvoren om met intrekking van het raads
besluit van 24 Januari 1899 no. 4, aan de naamlooze
vennootschap stoommeelfabriek „Fortuna" alhier en
hare rechtverkrijgenden vergunning te verleenen tot
het leggen en hebben van een bestrating van 150 M2
ten behoeve van hare fabriek aan den Harlinger-
trekweg.
15. Alsvoren om te bepalen dat in het belang van
een stelselmatige bebouwing in de naaste toekomst
voor den aanleg van een straat zal zijn bestemd een
gedeelte van het perceel, kadastraal bekend gemeente
Leeuwarden sectie G no. 4785 aan den Hollandersdijk,
aangeduid op een daarbij overgelegd uittreksel uit
het kadastrale plan.
De stukken 1015 zullen in eene volgende ver
gadering worden behandeld.
16. Memorie van antwoord op het verslag van
rapporteurs uit de le en 2e sectie omtrent de ontwerp-
begrootingen voor 1914.
Wordt gedrukt als bijlage tot het raadsverslag en
bij de leden rondgezonden om bij de begrooting te
worden behandeld.
IV. De Voorzitter deelt mede dat het in zijn voor
nemen ligt den Raad bijeen te roepen op Woensdag
29 October 's voormiddags te 10 uur, ter behandeling
der begrooting. Hij doet dit op Woensdag, omdat
enkele leden het verlangen hebben kenbaar gemaakt
om niet op Dinsdag te vergaderen.
De heer Burger heeft iets in het midden te brengen
dat geen direct verband houdt met de mededeeling
van den voorzitter, maar dat toch daarbij wel kan
worden gezegd. De Raad krijgt nu vooraf bericht
dat hij Woensdag moet vergaderen, maar in den
laatsten tijd worden de vergaderingen alle gehouden
buiten den gewonen regel. In September en October
zijn de vergaderingen op den len en 3en Dinsdag ge
houden in plaats van op den 2en en 4en. Spreker weet
wel dat de oorzaak hiervan, voor zooveel de eerste
vergadering in September betreft, is te zoeken in de
Gemeentewet, maar in den laatsten tijd weten de
leden nooit vooruit wanneer het vergadering is. Spreker
vraagt of de voorzitter den gewonen regel niet weer
zou kunnen herstellen en bij afwijking daarvan dit
den Raad zoo spoedig mogelijk kan meedeelen.
De Voorzitter antwoordt dat de gewone regel is
verbroken door de wettelijk op den len Dinsdag in
September voorgeschreven vergadering en door ver
loven. Hij zal evenwel met het verlangen van den
heer Burger rekening houden.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 21 October 1913. 221
V. De Voorzitter deelt mede dat de heer Beekhuis
verlof heeft gevraagd een vraag tot Burgemeester en
Wethouders te mogen richten omtrent het stinken der
grachten. Spreker stelt voor het gevraagde verlof
te verleenen en den heer Beekhuis in de gelegenheid
te stellen zijn vraag te doen, na afhandeling der agenda.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
De heer Hiemstra zegt dat de Voorzitter heeft
medegedeeld dat de salarisregeling der onderwijzers
in de volgende vergadering zal worden behandeld.
De Voorzitter„in een volgende vergadering".
De heer Hiemstra kan zich daarbij neerleggen.
VI. Rapporten.
De heer Haverschmidt rapporteert dat de commissie,
belast geweest met het onderzoek van de begrooting
van inkomsten en uitgaven van de administratie der
Stads Bank van Leening, dienst 1914, geene aanleiding
heeft gevonden tot het maken van op- of aanmerkingen.
Zij stelt derhalve voor de begrooting goed te keuren
in ontvang en uitgaaf beide tot een bedrag van
102.390—
De Voorzitter stelt voor het rapport en de begroo
ting in eene volgende vergadering in behandeling te
nemen, onder dankbetuiging aan de commissie voor
den door haar verrichten arbeid.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
VII. Wordt overgegaan tot behandeling der voor
heden op den oproepingsbrief vermelde punten.
1. Benoeming van een niet-ambtelijk lid en van een
plaatsvervangend niet-ambtelijk lid in de commissie van
aanslag in de belasting op bedrijfs- en andere in
komsten.
Uitgebracht zijn voor de vacature van een niet-
ambtelijk lid
op den heer K. E. Brunger 18 stemmen,
G. W. Koopmans 1 stem,
terwijl 2 briefjes in blanco zijn ingeleverd.
De heer K. E. Brunger is alzoo benoemd.
Uitgebracht zijn voor de vacature van een plaats
vervangend niet-ambtelijk lid
op den heer J. Oosterhoff W.Jz. 18 stemmen,
terwijl 3 briefjes in blanco zijn ingeleverd.
De heer J. Oosterhoff W.Jz. is alzoo benoemd.
Thans verschijnt de heer Berghuis ter vergadering.
2. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om
I. aan A. Visser, wed. E. van Zuijlen, alhier, en
hare rechtverkrijgenden vergunning te verleenen tot we-
deropzeggens met een handkar gebruik te maken van
het voetpad over het weiland nabij den verschwatervijver
aan den Westersingel en tot het leggen van een bruggetje
over een aangrenzende sloot
II. aan H. A. Vosman, alhier, van 12 November
1913 tot 12 November 1918 te verhuren het perceel
weiland bij bovengenoemden vijver, sectie D no. 505.
Dit voorstel luidt als volgt
Den 12en November a.s. eindigt de huur van het
bij H. A. Vosman in gebruik zijnde weiland, gelegen
bij den verschwatervijver aan den Westersingel. Deze
heeft zich daarom tot ons gewend met het verzoek
dat weiland opnieuw te mogen huren tegen denzelfden
prijs en op gelijke voorwaarden als nu zijn bedongen.
Alleen wenscht hij den huurtijd op vijf jaar gesteld
te zien, met het recht der gemeente om tusschentijds
de huur op te zeggen. Vrijwel tegelijkertijd ontvin
gen wij een verzoek van A. Visser, wed. E. van
Zuijlen, alhier, om over een tot dat weiland behoo-
rende strook grond met een handkar uitgang naar
den Westersingel te mogen krijgen voor haar ter zijde
en noordelijk van het weiland gelegen bloemisterij,
hetgeen zij tot nog toe had over het particuliere
eigendom van den heer Vosman. Het betreft hier het
voetpad, dat als toegang dient voor de achtergelegen
landerijen. Voorts dient haar, ten einde op het voet
pad te komen, de bevoegdheid verleend te worden
op gemeentegrond een eenvoudig bruggetje te leggen
over de sloot, welke haar eigendom van het bij den
heer Vosman in huur zijnde weiland scheidt.
Daar wij meenden, dat van gemeentewege tegen
verwezenlijking van dit tweeledig verlangen geen
bezwaar zoude bestaan, hebben wij Vosman bericht,
dat zijn verzoek met een gunstig advies aan Uwe Verga
dering zou worden aangeboden, mits hij vooraf ver
klaarde ook met de evenbedoelde beperking in het
gebruik van het gehuurde genoegen te nemen. Die
verklaring werd door hem afgelegd daarbij verzocht
hij echter tevens zoodanige maatregelen te willen
treffen dat het gebruik van het voetpad door de wed.
van Zuijlen voor hem geen onaangename gevolgen
zal hebben. Hieraan kan in zijn algemeenheid moeilijk
worden voldaan. Wij zijn evenwel van oordeel, dat
Burgemeester en Wethouders het voorkomen van uit
dat gebruik eventueel voortspruitende ongewenschte
verhoudingen voldoende in de hand zullen hebben,
wanneer de vergunning aan de wed. van Zuijlen tot
wederopzeggens wordt verleend en zij kan worden
ingetrokken, zoodra klachten omtrent het gebruik, dat
ten genoegen van Burgemeester en Wethouders moet
zijn, worden vernomen. Als recognitie behoort jaar
lijks eene som van 10.te worden betaald.
Onder overlegging van de betrekkelijke stukken
hebben wij de eer U voor te stellen te besluiten
I. aan Adriaantje Visser, weduwe van Engelhart
van Zuijlen, alhier, en hare rechtverkrijgenden tegen
betaling van eene recognitie van 10.'s jaars, vergun
ning te verleenen met ingang van 12 November 1913 tot
wederopzeggens toe met een handkar gebruik te maken
van het voetpad over het weiland nabij den verschwater
vijver aan den Westersingel, kadastraal bekend sectie D
no. 505, welk voetpad is gelegen langs de noordzijde van
het perceel, kadastraal bekend in dezelfde sectie no. 1242,
alsmede om een eenvoudig bruggetje, voldoende om
daarover met een handkar te kunnen rijden, te leggen,
te hebben en te onderhouden over de sloot tusschen
het ovengenoemde kadastrale perceel sectie D no. 505
en het perceel, kadastraal bekend in dezelfde sectie
no. 647, ter verkrijging van toegang tot en van haar
achter dat weiland gelegen bloemisterij van en naar
den Westersingel, onder voorwaarde
1. dat het gebruik van voetpad en bruggetje en
het onderhoud van dit laatste ten genoegen van
Burgemeester en Wethouders moet geschieden en de
vergunning bij te hunner kennis gebrachte klachten
onmiddellijk door hen kan worden ingetrokken
2. dat de recognitie telken jare vóór den len
Juli, voor het eerst vóór den len Juli 1914, ten
kantore van den gemeente-ontvanger wordt voldaan
II. aan Hermanus Albertus Vosman, korenmolenaar,
alhier, voor den tijd van vijf achtereenvolgende jaren,