226 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 21 October 1918.
„bestemd zou moeten zijn voor jongelieden, die op
„15 a 16-jarigen leeftijd in de praktijk treden".
Dit nu is slechts ten deele waar. De bedoelde ver
gadering is door spreker bijgewoond. Ook waren aan
wezig enkele leden der Commissie van Toezicht op het
Lager Onderwijs en van die op het Middelbaar Onderwijs.
In die vergadering nu is de conclusie getrokken dat
er moest komen een avondhandelsschool. Tot zoover
is de conclusie juist waar het gaat over de leerlingen,
die op 15 a 16-jarigen leeftijd in de praktijk gaan.
Men heeft zich echter ook uitgesproken voor een dag
handelsschool voor die leerlingen uit de breede groep
van de gegoede middenstanders. Wanneer men het
rapport der Commissie van Toezicht op het Lager Onder
wijs en Middelbaar Onderwijs leest, dan blijkt daaruit
duidelijk, dat men er rekening mee hield, dat de jonge
lieden, welke deze dagscholen zouden bezoeken, op 18-
jarigen leeftijd in zaken kunnen gaan in strijd dus
met de bewering van Burgemeester en Wethouders.
Wat nu den financieelen kant der zaak betreft, als
Burgemeester en Wethouders zich op het standpunt
plaatsen dat bij oprichting eener daghandelsschool
daarvoor een nieuw gebouw moet worden gesticht,
krijgt de zaak een andere zijde. Spreker acht dat
niet noodig. Wat de reorganisatie van twee gemeente
scholen betreft, daarover zal spreker niet veel zeggen,
omdat hij zich daarvoor niet bevoegd acht. Wel is
hem bekend dat onderwijsspecialiteiten daar niet erg
voor zijn, omdat het huns inziens zeer de vraag zal
zijn of de beide Meer Uitgebreid Lager Onderwijs-
scholen wel bezocht zullen worden. Misschien zou
de Raad kunnen besluiten tot oprichting van één
Meer Uitgebreid Lager Onderwijs-school en een dag
handelsschool. Daaraan zijn wel moeilijkheden ver
bonden, maar die zitten ook vast aan het plan van
Burgemeester en Wethouders.
De heer Haverschmidt merkt op dat men hier veel
doet aan reorganiseeren2 jaar geleden deed men
het school 4 en nu is dezelfde school al weer aan
de beurt, en als spreker nu ziet dat de stukken reeds
dateeren van de jaren 1910, 1911 en 1912, dan vraagt
hij zich af, of men de reorganisatie van 1911 niet
gevoegelijk had kunnen overslaan.
In elk geval maakt het den indruk, alsof men niet
recht weet wat men wil.
Bij raadsbesluit van 11 April 1911 is school 4 dan
geworden een school ter voorbereiding voor middel-
baar- en gymnasiaal onderwijs en voor de 2de klas
van school 12. Men herinnert zich dat spreker zich
zonder succes daartegen heeft verzet.
Wat is er nu van die opleiding voor de 2de klas
van school 12 terecht gekomen
In 1911 gingen er 18 van school 4 naar school 12,
in 1912 niet meer dan 6. Ook heeft spreker in 1911
gezegdmaakt men een 3de opleidingsschool van
school 4, waaraan geen behoefte bestaat, dan zal het
schoolgeld een belangrijke factor zijn in de concurrentie
van school 2 en 3 met 4 ten koste van 2 en 3. Wat
is nu gebleken
De aangifte voor school 4 steeg van 54 tot 103,
de overgang naar Rijks Hoogere Burgerschool en
gymnasium van 13 tot 19, terwijl er nu zelfs 29
candidaten zijn, en tegelijkertijd daalde de bevolking
van scholen 2 en 3 met 30 leerlingen, zoodat op 2 en
3 niet minder dan 177 plaatsen onbezet zijn, alles
volgens het laatst gedrukte verslag. Nu komt er
zelfs een 4de opleidingsschool, die alweer leerlingen
onttrekt aan 2 en 3 en spreker ziet den tijd aan
breken dat men 2 en 3 gaat combineeren, een buiten
kansje voor al die ouders, die zoo op coëducatie
gesteld zijn. School 12 zal nu in haar tegenwoordigen
vorm worden opgeheven.
Van een school met 3 parallelklassen 1ste leerjaar,
5 dito 2de leerjaar en 2 dito 3de leerjaar kan men
met niet recht zeggen dat ze kwijnt, al hebben de om
standigheden gemaakt, dat een dergelijke school,
waarvan men op grond van de ervaring in andere
plaatsen veel verwachtte, niet ten volle aan die ver
wachting heeft beantwoord. Die omstandigheden zijn
o. a. de industrie- en huishoudschool, die de meisjes
tot zich trok, de oprichting van eenige bijzondere
scholen, het zevende leerjaar, overigens een goede
maatregel, en de stijgende belangstelling voor de
herhalingsscholen.
Maar ook Burgemeester en Wethouders en de Raad.
hadden niet de rechte sympathie voor de school, ge
tuige een voornemen van Burgemeester en Wethouders
in 1907, waardoor het onderwijs van 40 leerlingen
van buiten plotseling zou worden afgebroken en het
verzuim van den Raad om het traktement op peil te
houden, zoodat de voorsprong in 1908 reeds van 200
tot 75 gulden was gedaald, hetgeen bij vacatures
moeite gaf.
Een en ander heeft de school geen goed gedaan.
Over het aanhangige voorstel, in overleg met beide
commissie's ontworpen, zijn de schoolopzieners slecht
te spreken. De een noemt de nieuwe school een
lichaam met drie koppen, de ander een sprong in het
duister en in onderwijzerskringen is het oordeel even
ongunstig. Zij, de onderwijzers, adviseerenmaak
de scholen niet gelijk, splits geen klassen, maar laat
school 4 opleiden voor Hoogere Burgerschool en
gymnasium en school 12 voor meer uitgebreid lager
onderwijs-aiploma, Handelsonderwijs, Middelbare Tech
nische school en eindonderwijs en richt de leerplannen
daarvoor in.
Spreker zegt voor dit denkbeeld veel te gevoelen.
Een nieuw gezichtspunt is nu het voorstel tot stichting
van een middelbare dag- en avondhandelsschool.
Spreker begrijpt dat een voorstander van handels
onderwijs niet voldaan is met het aangebodene. Het ver
schil tusschen den voorgestelden 3-jarigen avondcursus
en den bestaanden 2-jarigen, ten dienste van handel en
administratie, is inderdaad niet groot. Ook deze cursus
kwijnt nietde beide klassen telden vorig jaar 16 en
22 leerlingen. Of er nu behoefte bestaat aan die
dagschool betwijfelt spreker en hij deelt in dit opzicht
de bezwaren van Burgemeester en Wethouders.
Men kan wel allerlei inrichtingen op touw zetten,
er dienen ook leerlingen te zijn.
Men heeft trouwens handelsscholen in soorten. De
Haarlemsche met 2-jarigen cursus sluit aan bij de
Hoogere Burgerschool met 3-jarigende Zwolsche
heeft een 4-jarigen cursus met voorbereidende klas.
Om nu reeds te besluiten tot oprichting van een
Middelbare dag- en avondschool acht spreker voor
barig, zoolang naar de levensvatbaarheid van een
dergelijke inrichting hier ter stede geen ernstig onder
zoek is ingesteld.
De heer Vonck heeft met genoegen de rede van
den heer Peletier gehoord. Zij heeft hem echter niet
in alle opzichten bevredigd, daar de heer Peletier in
gebreke is gebleven argumenten aan te voeren, waar
om een dagschool de voorkeur verdient boven een
avondschool. Spreker heeft wel gehoord dat een
aantal vereenigingen met veel leden het plan toe
juichen, maar niet waarom zij dat doen. Spreker
vreest dan ook dat de heer Peletier niet veel zieltjes
zal winnen met zijn betoog, daar hij de voorstanders
van een avondschool niet zal hebben bekeerd. Heeren
voorstellers van het amendement deelen de a.s. leer
lingen voor de dagschool in twee categoriën. De
eerste categorie bestaat uit jongelui, die uit den groot
handel stammen. Spreker meent te moeten betwijfelen
of zij van de school gebruik zouden maken, indien
deze bestond stellig zou dat niet zijn in hun belang.
Na afgelegd eind-examen van de Hoogere Burger
school zullen zij ons provinciestadje tijdelijk hebben
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 21 October 1913. 227
te verruilen met een groot handelscentrum om daar
de lessen eener handelschool te volgen en ten slotte
nog eenigen tijd naar het buitenland te gaan. Een
groothandelaar moet zijn een wereldburger.
Voor de 2e categorie die breede groep van
middenstanders is een inrichting hier ter stede tot
het verkrijgen van elementair handelsonderwijs onge
twijfeld noodig. Moet dat echter zijn een dagschool?
Met het oog op de leerstof kan met een avond
school volkomen worden volstaanbovendien biedt
zoo'n inrichting voor den leerling voordeelen.
Wanneer spreker afziet van een drietal vakken
boekhouden, algemeene handelskennis en handelsrecht,
leveren de overige voor den a.s. leerling met diens
vóóropleiding geen moeilijkheden.
Met één uur per week krijgt hij ze in één jaar
onder de knie. Burgemeester en Wethouders denken
zich echter niet een één jarigen cursus, maar een drie
jarige voor de drie eerstgenoemde vakken blijft
er dus een zee van tijd over ook al worden hoogstens
10 uur per week d. w. z. 5 avonden 2 uur les
aan het onderwijs besteed.
Het voordeel, waarop spreker doelde, is het vol
gende indien de avonduren voor het te geven onder
wijs volstaan, waarom daarmede dan den geheelen dag
volgemaakt Is het niet oneindig beter de lessen te
concentreeren tot de avonduren en het geleerde den
volgenden morgen te verwerken Dan blijft de
middag over voor practisch werk in de eigen zaak.
Op deze wijze wordt een dubbel doel bereikt.
Zonder te veel te vergen van den leerling wordt zijn
tijd goed besteed en men stuurt aan op een har
monische ontwikkeling theorie en practijk gaan hand
aan hand.
De heer Zandstra kan zeer kort zijn. Hij wil be
ginnen met te verklaren dat hij op de redeneering
van den heer Peletier niet zal ingaan. Het probleem
van het middenstandsvraagstuk trekt hem niet aan.
Hij laat dat aan de liefhebbers over.
De heer Haverschmidt heeft gezegd dat de reor
ganisatie van school 4 voor twee jaar ook aan de
orde is geweest. Dat ligt spreker nog verscli in het
geheugen, maar dat is een goed en geen vergeefsch
werk geweest. Hij hoopte toen echter dat het nu
uit zoude zijn met de reorganisatie van school 4 en
dat men die school in de gelegenheid zou stellen zich
rustig te ontwikkelen. Dat oogenblik schijnt echter
nog tot de vrome wenschen te behooren. Spreker
zegt dat het er niet beter op wordt, want in plaats
van één, zullen wij nu twee scholen reorganiseeren.
Wat school 12 betreft, te dien opzichte staat spreker
lijnrecht tegenover den heer Haverschmidt. Deze
heeft een pleidooi gehouden over de voortreffelijkheid
van school 12, maar spreker gaat daarin niet mee.
Spreker gelooft èn school 12 èn de gemeente geluk
te mogen wenschen inet de reorganisatieplannen van
school 12. Er helpt geen lieve moederen aan, hoe
men de zaak ook draait, wat men er van hoort of
leest in de bladen en in de stukken, er is maar één
conclusie mogelijk n.l. deze, aan school 12 is het niet
in den haak, de toestand aan school 12 deugt niet. Als
dit niet het geval was, zou er niet zoo verschillend
over worden gesproken en zou men wel algemeen
zeggenhet is een voortreffelijke school en elke
verandering is een verslechtering. Spreker en zijne
partijgenooten zijn dan ook van oordeel dat er geen
beter voorstel had kunnen komen dan hetgeen Burge
meester en Wethouders nu den Raad hebben voorge
legd. Zij zullen dan ook niet aarzelen hun stem
daarvoor te geven, ook al zouden zij, wat de toe
lating betreft, gaarne nog eenige verbeteringen zien.
Burgemeester en Wethouders zeggen toch in hunne
toelichting
„De mogelijkheid, dat leerlingen van gemeente
scholen nos. 1 en 5 tot en met 11, die thans aan
school 12 meer uitgebreid lager onderwijs kunnen
ontvangen, daartoe ook in het vervolg gelegenheid
hebben, behoort behouden te blijven. Niet in dien
zin, dat on- en minvermogende kinderen reeds dadelijk
tot de te reorganiseeren scholen worden toegelaten,
doch op deze wijze, dat zij eerst de gewone lagere
school bezoeken en pas naar de meer uitgebreid lager
onderwijs-scholen overgaan als zij zooveel klassen met
vrucht doorloopen hebben als er aan laatstgemelde
scholen klassen zijn, waarin geen onderwijs in de
moderne talen wordt gegeven. Zij dienen daar dan
kosteloos of voor half schoolgeld het onderwijs te
ontvangen".
Spreker en zijne partijgenooten hadden gaarne ge
zien dat hieraan was toegevoegd dat ouders, die er
belang in stellen hunne kinderen vanaf hun 6de leerjaar
tegen verminderd schoolgeld of kosteloos geplaatst te
krijgen, ook daartoe in de gelegenheid zouden zijn
gesteld. Ook zouden zij gaarne zien, dat het school
geld werd verlaagd, b.v. van 25.op f 15.opdat
ouders, die in de 6e en 7e klasse van den hoofdelijken
omslag zijn aangeslagen en daardoor niet vallen in
de termen om voor verminderd schoolgeld hun kinderen
geplaatst te kunnen krijgen, zoodat aldus een breedere
klasse van burgers voor hunne kinderen van dit onderwijs
gebruik zou kunnen maken. Die zaken zijn nu niet
aan de orde en spreker zal daarover dan ook thans
niet uitweiden.
Spreker wil thans nog een kort woord wijden aan
de middelbare avondschool voor handelsonderwijs.
Hij heeft de zaak met zijne partijgenooten van alle
kanten bekeken en zij hebben zich afgevraagd of het
niet mogelijk zoude zijn een daghandelsschool in het
leven te roepen.
Zij zijn tot de conclusie gekomen daar niet vóór
te kunnen stemmen als hun niet met cijfers de nood
zakelijkheid daarvan werd bewezen. Het voorstel
van Burgemeester en Wethouders is hun zeer sympa
thiek en het getuigt van een voorzichtige gemeente
politiek. Burgemeester en Wethouders wenschen geen
gat in de lucht te slaan en daarin hebben zij volkomen
gelijk. Spreker kan verklaren dat hij en zijne partij
genooten, als mocht blijken dat er behoefte bestaat
aan een daghandelsschool, niet zullen aarzelen daaraan
hun stem te geven, al ware het reeds het volgend jaar.
Al hoe vurige voorstanders zij ook zijn voor zoo
goed en zooveel mogelijk onderwijs, kunnen zij op
het oogenblik niet verder gaan dan Burgemeester en
Wethouders voorstellen en zij zullen daaraan hunne
geven.
Wat het tractement der onderwijzers aan school
12 betreft, en of die stiefmoederlijk behandeld zijn,
daarover zullen wij bij de behandeling van de salaris
verordening wel spreken en is er nu in Leeuwarden
wel één school, die op zooveel succes met zijne leer
lingen kan wijzen als school 4? Die school, die bijna
een halve eeuw heeft bestaan, heeft getoond een
school te zijn, waaraan Leeuwarden behoefte heeft
en spreker meent dan ook dat men daar niet al te
veel aan moet tornen.
De heer Menalda wenscht naar aanleiding van het
voorstel van Burgemeester en Wethouders iets in het
midden te brengen betreffende den avondhandelscursus
en tegelijk het amendement-Peletier c.s. te bespreken.
Spreker wijst erop dat hij het niet geheel eens is
met wat in de toelichting tot het amendement en in
de stukken wordt gezegd ten opzichte van de ge
schiktheid der Hoogere Burgerschool voor de opleiding
voor den handel. Hij geeft grif toe dat de Hoogere
Burgerschool met 5-jarigen cursus niet de „aange
wezen" school is, zooals door de voorstellers van het
amendement wordt beweerd, om voor den handel op
te leiden. Daarover zullen trouwens alle raadsleden