228 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 21 October 1913. het wel eens zijn. Ook heeft hij in de stukken ge lezen dat de jongelieden, die aan deze school komen „voor den handel en voor het bedrijf de handen verkeerd staan". Spreker vraagtstaan de jongelui die van andere scholen komen, de handen in de prak tijk niet verkeerd? Deze opmerkingen treffen de zaak waarom het gaat echter niet in het hart en hij heeft die dan ook hoofdzakelijk gemaakt om op enkele, naar zijne meening minder afdoende beweringen te wijzen. Spreker vestigt er echter de aandacht op hij heeft de inlichtingen van den Dircteur der Rijks Hoogere Burgerschool dat uit de regeerings- statistieken blijkt, dat jaarlijks altijd een deel van de leerlingen der Rijks Hoogere Burgerschool in den handel gaan en als de school nu werkelijk ongeschikt daarvoor was, zou dit niet het geval zijn. Spreker heeft ook nog kunnen nagaan de statistieken van het bezoek aan handelsscholen en het is hem gebleken dat het bezoek aan de daghandelsscholen uiterst gering is in vergelijking met het bezoek aan de avondhandelsscholen. In Groningen gingen in de jaren 1909, 1911 en 1912 (de statistiek van 1910 kon spreker niet vinden) gemiddeld per jaar 29 a 30 leer lingen op de daghandelsschool en werd de avondschool gedurende de jaren 1909 tot en met 1912 gemiddeld door 108 leerlingen bezocht. In Enschedé waren in 1909 27 leerlingen op de dagschool, in 1911 13, in 1912 10, terwijl het gemiddeld bezoek op de avond handelsschool van 1909 tot en met met 1912 79 leerlingen bedroeg. In Arnhem was het aantal leerlingen op de eenjarige daghandelsschool gedurende de jaren 1909, 1911 en 1912 respectievelijk 9, 8 en 8 leerlingen, op de avond school van 1909 tot en met 1912 gemiddeld 66. Dit zijn, meent spreker, cijfers die spreken. Waar in een belangrijke handelsplaats als Groningen de resultaten van de daghandelsschool niet grooter zijn, zullen die ook hier te wenschen overlaten. De handel in Leeu warden is immers toch niet van groot belang. In het verslag van Groningen staat bovendien nog dat de leerlingen der daghandelsschool hoofdzakelijk worden gevormd uit de leerlingen der Hoogere Burger school met driejarigen cursus. Van de 24 leerlingen aan die school gingen er echter 12 naar de handels school en 8 in den handel. Een Hoogere Burger school met driejarigen cursus ontbreekt hier, zoodat Groningen ook nog in gunstiger conditie is. Verder heeft spreker aangeteekend dat er te Groningen op 1 Januari 1912 13 leerlingen waren in de 2e klasse, waarvan 4 van 1718 jaar en 9 boven de 18 jaar. Er wordt dan ook in het verslag over geklaagd, dat de gemiddelde leeftijd, waarop de leerlingen de Hoogere Burgerschool verlaten, te hoog is en deze dus ook de daghandelsschool te laat verlaten en te oud zijn, wanneer zij in het praktische leven overgaan. Spreker zal op de door hem aangevoerde gronden met volle gerustheid zijn stem aan het voorstel van Burgemeester en Wethouders geven. De heer J. Koopmans zegt dat het zeker voor den leek moeilijk is zich een goed oordeel te vormen van de onderwijszaken en zich in de bespreking te mengen. Hij wenscht derhalve, waar hij zulks toch doet, als zoodanig niet te diep op de zaak in te gaan, maar als practicus meent hij toch zich aan de bespreking van dit onderwerp niet te mogen onttrekken. Wat nu betreft het voorstel van Burgemeester en Wethouders om school 4 weder als voorheen te doen worden een school voor Meer Uitgebreid Lager Onderwijs met 9 klassen en school 12 ook als zoodanig te vervormen, spreker kan hier al dadelijk verzekeren dat dit plan zijn volle sympathie heeft, juist omdat daardoor de gelegenheid om meer uitge breid lager onderwijs te genieten, wordt uitgebreid. En dat hieraan behoefte bestaat is reeds lang ge bleken. Om dit in het licht te stellen gaat spreker eenigen tijd in de geschiedenis terug en herinnert er aan dat geruimen tijd geleden, misschien wel een 20 jaar, herhaaldelijk stemmen uit de burgerij opgingen om hier te krijgen een Hoogere Burgerschool met 3- jarigen cursus, als aansluiting op het lager onderwijs. Wel bestond toen destijds school 4 met uitgebreid leerplan, school-de Ruiter met vervolgklassen, beide inrichtingen die de leerlingen op een peil van ont wikkeling brachten, waardoor menigeen zich later eene goede positie in de maatschappij kon verzekeren, doch een Hoogere Burgerschool met 3-jarigen cursus zou beter aan de algemeene behoefte aan voldoend onder wijs hebben voldaan. Wel bestaat er gelegenheid de kinderen te zenden naar de Hoogere Burgerschool met 5-jarigen cursus, en dit wordt dan ook door velen gedaan, doch hoe voortreffelijk ook daar het onderwijs wordt gegeven, voor hen die den cursus niet kunnen afloopen is het niet doeltreffend. En het grootste bezwaar is dan, dat de jongens uit den burgerstand tegenwoordig middenstand onmogelijk voor hun 18e of 19de jaar klaar kunnen zijn. Spreker acht dezen leeftijd te oud om dan met vrucht met do practijk van den handel te beginnen. Wanneer dan nog de militaire dienst plicht daaraan vooraf moet gaan, wordt het er niet beter op. Om nu aan de behoefte naar Meer Uitgebreid Lager Onderwijs tegemoet te komen, werd school 12 opge richt, die voor de hoogste klassen der lagere scholen de verzamelplaats zou zijn, waar het kind de verdere ontwikkeling zou deelachtig worden. Spreker wil niet beweren, dat dit plan mislukt is, doch geheel aan het doel beantwoordt deze ie richting niet. Ook school 4, die indertijd tot een lagere school is teruggebracht en later weer werd uitgebreid, kon niet meer als te voren het onderwijs geven dat werd verlangd. Dat er te dien opzichte dan ook meer gereorganiseerd moet worden spreekt van zelf, en spreker acht het een gelukkig denkbeeld om èn van school 4 èn van school 12 inrichtingen te maken met 9 klassen, waar vol doend Meer Uitgebreid Lager Onderwijs zal worden gegeven. Heeft men dit onderwijs genoten dan kan menig burger het hiermede alleen wel doen. Liever had hij nog een Hoogere Burgerschool met 3-jarigen cursus, doch deze is voorshands onbereikbaar. Als voorbereidend onderwijs voor het daarop volgend handelsonderwijs is het bovendien onmisbaar. Wat nu betreft het handelsonderwijs, dat in de laatste jaren meer naar voren is gekomen, spreker acht dit van groote beteekenis voor den middenstand. Hoe dit er echter voor eene plaats als Leeuwarden moet uitzien, hetzij dit op een handelsdagschool of avondcursus moet worden gegeven, hierover kan men van meening verschillen oppervlakkig beschouwd lijkt een dagschool beter dan een avondschool, wanneer het kan worden gegeven als vervolgklasse één of meer van het Meer Uitgebreid Lager Onderwijs, doch ook een avondcursus kan hiervoor dienen en deze heeft dit voor, dat de leerlingen dadelijk in de practijk kunnen gaan en den avond theoretisch kunnen aanvullen, wat hun in de practijk nog ontbreekt. Als vakonderwijs heeft het dan groote beteekenis, maar overigens moet men er zich niet te veel van voor stellen, vooral niet in een plaats als onze gemeente, en in geen geval voor den groothandel, als er ten minste hier van groothandel sprake kan zijn. De heer Yonck heeft terecht opgemerkt, dat men uit deze klasse der burgerij de jongens toch liever naar een handelsschool in een der groote centra's van den handel zou zenden. Daar bewegen zij zich te midden van den groothandel, zien om zich heen het gebeuren van den handel, en ademen als het ware het streven met de lucht in. Voor Leeuwarden begint men dan Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 21 October 1913. 229 ook beter een avondcursus, die door een breede schaar van leerlingen uit den werkenden stand en den midden stand kan worden bezocht en waarop men het doel kan bereiken. Naast de theoretische lessen heeft men dan de practijk die onmisbaar is. Op de beste han delsschool, zelfs op de handelshoogeschool, kan men toch de leerlingen niet tot koopman vormen. Men maakt den koopman niet, maar men geeft den leer lingen slechts de hulpmiddelen, die hen tot latere handelslieden vormen kunnen. Of er nu hier een handels dagschool komt of een avondcursus maakt voor het doel weinig verschilhet verschil zit alleen in den financieelen opzet en daarom gaat spreker gaarne met den heer Zandstra mee, die zegt„laat ons beginnen met een avondcursus", en als mocht blijken dat er later behoefte bestaat aan een dagschool, welnu wie zou er dan tegen zijn De heer de Haan doet opmerken dat het hem, bij het lezen van het amendement-Peletier c.s. en de bestrijding daarvan door Burgemeester en Wethouders, voorkomt, dat de motieven van beiden vrij zwak zijn. Hetzelfde heeft spreker opgemerkt bij de tot nu toe gehouden besprekingen. Noch van de voor-, noch van de tegenstanders heeft hij inslaande argumenten gehoord. De zaak is moeilijk en komt geheel neer op een kansberekening. De voorstanders van een dagschool zijn overtuigd dat er genoeg leerlingen zullen komen, de tegenstanders daarentegen niet. Spreker kan niet meegaan met de redeneering dat men met een avondschool moet beginnen, om als het blijkt goed te gaan, het volgend jaar een dag school op te richten. Tusschen beide inrichtingen toch bestaat niet het minste verband. Wanneer de avondschool bloeit, kan men niet be weren dat er behoefte bestaat aan een dagschool en omgekeerd kan een avondschool geen leerlingen trekken, terwijl een dagschool zou bloeien. Maar hoofdzaak is het onderwijs zoo te maken dat het de menschen van buiten naar Leeuwarden lokt, en de Leeuwarders niet noodzaakt naar elders te gaan. Wat het financieel verschil betreft tusschen een dag en een avondschool, dat is niet groot. Spreker is toch van oordeel dat een nieuw gebouw niet noodig is voor twee klassen. De kosten kunnen dan ook niet het bezwaar zijn, waarop de dagschool moet stranden. De heer Tulp is dankbaar gestemd tegenover het voorstel van Burgemeester en Wethouders, voor zoover het beoogt de gelegenheid te openen tot het ont vangen van handelsonderwijs. Het is nu echter de vraag of dit een dag- of een avondschool moet wor den. Langen tijd heeft spreker sympathie gevoeld voor een avondschool, omdat ook hij bevreesd was dat een dagschool niet voldoende zou worden be volkt en de kosten voor de gemeente te zwaar zouden worden. Of de school wel genoeg zal worden bevolkt, weet spreker niet, maar bij het verleenen van het subsidie aan de Middelbare Technische school heeft de Raad ook een sprong in het duister gedaan. Nu spreker is gebleken dat de kosten voor een dag handelsschool niet zoo groot zullen zijn, is spreker van gedachten veranderd. Spreker voelt veel sympathie voor een dagschool, ook al zal de toevloed van leer lingen niet groot zijn. De bewering van sommigen, dat de leeftijd van 18 jaar te laat is om in den handel te gaan, onderschrijft spreker niet. Wanneer zulke jongelui wat breed onderlegd zijn, zullen ze zich een betere positie veroveren. Spreker zal dan ook voor een dag handelsschool stemmen. De heer Lautenbach kan ook kort zijn. Hij heeft ook eerst behoord tot degenen die aan den kant van Burgemeester en Wethouders staan, maar hij heeft dat standpunt verlaten omdat hij van oordeel is dat enkele heeren, die gesproken hebben, een verkeerden kijk op de zaak hebben. Men spreekt van groothandel. Spreker vraagt waar die begint en eindigt. Hij weet dat niet, maar in Leeuwarden is het kwantum groot handelaren toch zeker zeer klein. Hij wijst echter op de breede klasse van winkeliers, die men tevreden zal moeten stellen. Bovendien ziet spreker verder dan Leeuwarden. Er is hier een tak van handel die vrij wat beteekent, n.l. de aardappelhandel. Een aardappelhandelaar van buiten nu is zeer dankbaar als hij iemand vindt, die een brief in of uit het Duitsch kan vertalen. Voor die menschen zou het een groot genot zijn als er een inrichting bestond, waar dit kon worden geleerd. De aardappelhandel beweegt zich bovendien tegenwoordig ook al over zee. Dezer dagen toch is spreker gebleken dat men onderhandelingen heeft aangeknoopt om den handel naar die zijde uit te breiden. De kennis echter ontbreekt den menschen om flink op te treden en wanneer er nu gelegenheid bestaat tot het aanleeren van de noodige kundig heden, twijfelt spreker niet of de toevloed van bui tenleerlingen naar een dagschool zal groot zijn. Wij verkeeren hier in een andere conditie dan Harlingen. Daar is een bloeiende zeevaartschool. Leeuwarden ligt in een centrum en daarom is spreker van oordeel dat de school als dagschool wel bevolkt zal worden. De heer Hiemstra heeft van den heer Lautenbach gehoord dat hij kans ziet de aardappelhandelaren hier te krijgen, maar argumenten heeft spreker niet gehoord. Wel zegt de heer Lautenbach dat die men schen zooveel last hebben dat ze geen Duitsch ken nen. Op het oogenblik echter kan men overal les nemen in vreemde talen en als die menschen zich nu de moeite niet willen getroosten om les in het Duitsch te nemen, zullen zij zich zeker niet de groo- tere opofferingen getroosten om hunne jongens 2 a 3 jaar naar de handelsschool te sturen, tengevolge waarvan zij nog langer uit het bedrijf zullen worden gemist. De jongens zullen dan ook niet op de daghandels school komen, daar zij veel gemakkelijker en goed- kooper twee talen kunnen leeren. De argumenten van den heer Lautenbach zijn dan ook geen argu menten om voor een daghandelsschool te stemmen. De heer Burger heeft gehoord dat de kosten van een daghandelsschool niet veel grooter zullen zijn dan die van een avondschool. Spreker hoort dat met verbazing, want daarvan is hem niets gebleken. De heeren, die dit beweren, schijnen met geheime gege vens te werken. Spreker gevoelt wel veel voor de bewering van Burgemeester en Wethouders, dat er aan een daghandelsschool hier ter stede les zal moeten worden gegeven door aparte leeraren, terwijl zulks in Groningen niet noodig is, omdat men daar heeft een Hoogere Burgerschool met driejarigen cursus. Hij begrijpt dan ook niet dat een dagschool niet veel meer geld zal kosten De heer Tulp: „de cijfers zijn verstrekt door dr. Fockens, den inspecteur van het Middelbaar handels onderwijs". De heer Burger vervolgt en zegt dat van die cijfers in de stukken niets te vinden is en dat zij hem dus ontzettend koud laten. Hoewel de heeren de Haan en Tulp menschen zijn wier woord gezag heeft, laat spreker zich er niet door bekeeren. Misschien heeft de heer de Haan wel gelijk dat

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1913 | | pagina 6