232 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 21 October 1913. komen, zal de heer Peletier in spreker een voorvechter daarvoor vinden. De heer J. Koopmans was ook tegenwoordig op de vergadering van de fabrikanten en handelaren. De zaak werd echter op die vergadering pas ingeleid en men kon zich er nog geen oordeel over vormen hoe het onderwijs moest zijn. Spreker wil er nog op wijzen dat handelsdagscholen ook zeer verschillend zijn. In Groningen bestond zij eerst uit een éénjarigen cursus in aansluiting aan de Hoogere Burgerschool met driejarigen cursus. Later is er, toen men een éénjarige opleiding niet voldoende achtte, een twee jarige cursus van gemaakt. De school wordt hoofd zakelijk bezocht door toekomstige bedienden voor den groothandel. Wanneer dezen de lessen hebben gevolgd, worden ze door de vereeniging „Het Buitenland" ge steund om naar het buitenland te gaan. Velen gaan dan naar de overzeesche bezittingen. Zij moeten daar het hun voorgeschotene terugbetalen. Na jarenlang een éénjarigen cursus te hebben gehad is men ten slotte er toe overgegaan er een tweejarige van te maken. Men is dus ook in Groningen zeer voorzichtig geweest. De heer Lautenbach zegt dat de wethouder van onderwijs getracht heeft hem met een handigheid in een bespottelijk daglicht te stellen. Maar spreker behoeft toch den wethonder niet te vertellen dat een jongen van 1516 jaar niet voldoende Fransch en Duitsch kent om in die talen te correspondeeren. Dit is te gek om los te loopen. Zij kennen er mis schien wat van, maar lang niet voldoende. Men heeft zich afgevraagd of de dagschool in Groningen voldoende wordt bezocht en dit als voor beeld genomen. Men kan nu zeggenwaar een groot deel der leerlingen de dagschool niet bezoekt, zullen ze op de avondschool komen, maar dit is zoowel ver moeden als het andere. Hot noemen van een voorbeeld is gevaarlijk. De heer Tulp vindt het antwoord van den wet houder eigenaardig. Hij beroept zich op het door den heer Burger gesprokene. Wanneer door Burge meester en Wethouders cijfers worden genoemd, con troleert spreker die ook niet en als de raadsleden zich door deskundigen laten inlichten, moeten die inlichtingen ook vertrouwd worden. Er wordt nu gezegd dat in Groningen met tweemaal zooveel inwo ners als Leeuwarden, slechts 35 leerlingen zijn. Spreker wil dan wijzen op Harlingen, dat tweemaal zoo klein is en 19 leerlingen heeft. Wat de leeftijd betreft, een der wethouders heeft als leerling de handelsschool te Amsterdam bezocht, en die inrichting verlaten op lateren leeftijd dan 15 a 16 jaar en hij is toch ook goed terecht gekomen. De heer Burger geeft toe, dat het voornaamste argument van den Wethouder voor de 9-jarige Meer Uitgebreid Lager Onderwijs scholen, het later doen van een beroepskeuze, ten deele juist is. Yoor de leerlingen van de scholen 1 en 511, die thans ge legenheid hebben om later op de Meer Uitgebreid Lager Onderwijs school te komen, moet dan echter op 6-jarigen leeftijd een beroepskeuze worden gedaan, en het kan dan wel eens blijken, dat die keus ver keerd is geweest. Spreker is van oordeel dat er een aparte Meer Uitgebreid Lager Onderwijs school moet zijn met éèn eenheidsprogram; daar kunnen alle leerlingen van verschillende kanten op komen en dan valt de beroeps keuze veel later. Die moet er komen zoolang niet alle scholen tot 9-jarige worden gemaakt. Wanneer evenwel school 12 niet geheel wordt ge reorganiseerd, moet er toch iets aan gebeuren. Wat en hoe weet spreker evenwel niet. Spreker hoopt dat de raadsleden, die met hem tegen onderdeel A van het voorstel van Burgemeester en Wethouders zullen stemmen, daaraan deze beteekenis zullen hechten, dat Burgemeester en Wethouders de zaak van school 12 nog eens in studie zullen nemen en hen uit te noodigen, met een program voor school 12 te komen, waarbij deze inrichting van onderwijs op haar eigen beenen kan staan. De heer Schoondermark (wethouder) zegt dat de heer Burger zal begrijpen, dat het plan van Burge meester en Wethouders van alle kanten is bekeken en dat het niet aangaat nu weer met een amendement te komen, waardoor de geheele opzet van dat plan wordt vernietigd, zoodat Burgemeester en Wethouders weer van voren af aan moeten beginnen. Spreker wil nog doen opmerken dat, toen voor 14 dagen is besloten tot het stichten van een nieuw gebouw voor school 4, door hem is gezegd dat dit te klein werd. maar dat dit in verband stond met de reorganisatieplannen. Burgemeester en Wethouders hebben geweten dat school 4 te klein, school 12 te groot zou worden en daarom hebben ze gezegd maak nu twee gelijksoortige scholen, dan win je de verloren ruimte uit. De heer G W. Koopmans gaat van het standpunt uit dat er in Leeuwarden behoefte bestaat aan een inrichting waar iemand voor volledig handelsman kan worden opgeleid. Spreker vraagt of hier ter stede zoo'n inrichting bestaat. De heer Schoondermark (wethouder) „Neen, die is er niet". De heer Zandstra wijst er op dat de bloei van school 4 de richting aangeeft van het onderwijs, welke hier in Leeuwarden dient gevolgd. School 12 vol doet niet aan de gestelde verwachtingen. Wat is nu natuurlijker dan dat men door reorganisatie school 4 ontlast en school 12 gelijk maakt aan school 4. De heer de Haan zegt dat de heer Schoondermark in zijn antwoord betreffende de kosten naar het argument van den heer Burger heeft verwezen. De heer Burger heeft de cijfers, door den heer Tulp gegeven, niet geloofdvan den financieelen kant maakt de wethouder zich wel wat heel goedkoop af. De heer Schoondermark heeft toegegeven dat er hier ter stede geen inrichting voor volledig handelsonder wijs bestaat. Zijn er nu alleen financieele of ook andere bezwaren tegen de oprichting van een der gelijke inrichting? Wat is er nog meer tegen om een dagschool op te richten dan de bezwaren, genoemd in bijlage no. 47 De heer Schoondermark (wethouder) zegt dat dit duidelijk door hem is gezegd. Spreker heeft gevraagd of men met hetzelfde recht niet een school zou kun nen vragen voor doktoren, apothekers en tandartsen. Waarom, vraagt spreker, is er zoo 'n inrichting niet De heer de Haan „omdat men daarvan vooruit weet dat er geen voldoend aantal leerlingen zal komen". De heer Schoondermark (wethouder) „op dien grond moet er ook geen dagschool komen". De vergelijking Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 21 October 1913. 233 met Harlingen, zegt spreker, gaat niet op, want dan zouden er 36 leerlingen moeten komen. In Harlingen nu heeft men een Hoogere Burger school met driejarigen cursus en verder niets. Nu zijn er jongelui die redeneeren dat het beter is nog twee jaar handelsonderwijs te genieten, dan uit te scheiden. Vandaar dat er nog leerlingen zijn. Boven dien doet men in Harlingen pogingen om gelijk stelling te krijgen van het diploma met dat van een Rijks Hoogere Burgerschool met 5-jarigen cursus. De Voorzitter noemt de vraag van den heer de Haan zonderling. Wat is er tegen, zoo vraagt dit lid, om hier een daghandelsschool op te richten. Als er zoo wordt geredeneerd, is een voorstel moeilijk te verdedigen. De voorstellers van het amendement moeten aantoonen, dat de behoefte aan zoo 'n in richting bestaat. Op hen rust die bewijslast en zij hebben het bewijs, naar sprekers meening, niet ge leverd. Wat betreft het niet gelooven van de door den heer Tulp medegedeelde cijfers, wijst spreker erop dat men Burgemeester en Wethouders, als deze zeidendie school kost zoo en zoo veel, zonder spe cificatie daarvan te geven, zeer terecht ook niet zou gelooven. Waar spreker is ingelicht dat één leeraar niet veel minder dan 2000.verdient, is een kos- tencijfer van 3000.onmogelijk. De heer Beekhuis zegt dat de heeren Tulp en de Haan den bewijslast omkeeren en dat de heer Schoon dermark uitstekend heeft geantwoord door de op merking, dat Harlingen niet met Leeuwarden is te vergelijken, omdat daar een Hoogere Burgerschool met driejarigen cursus is en te Leeuwarden niet. De wethouder is er uitstekend in geslaagd aan te toonen dat hier geen behoefte bestaat aan een daghandels school. De heer Tulp wijst erop, dat de cijfers, die spreker heeft genoemd, afkomstig zijn van den heer Fockens, inspecteur van Middelbaar Handelsonderwijs. Daarbij is gerekend op een subsidie van 50 van het Rijk en provincie en dan wordt het bezwaar voor de ge meente 8000. Bewijzen dat er behoefte bestaat aan een dag handelsschool, kan spreker niet, evenmin kan de heer Beekhuis bewijzen dat er geene behoefte ismen moet dat afwachten. De middenstanders echter voelen de behoefte aan een dergelijke inrichting, maar men kan niet vooruit zeggen er zullen zooveel leerlingen komen. Spreker voor zich zou zijn zoon wegens de finan cieele lasten liever in Leeuwarden handelsonderwijs willen laten geven dan in Amsterdam, en zoo zijn er velen met hem. De heer Peletier neemt aan dat het de bedoeling van Burgemeester en Wethouders zal zijn, door middel van de avondschool eene oplossing te zoeken voor de behoefte aan handelsonderwijs. Meent nu de heer Schoondermark dat dit onderwijs niet in beteekenis zal winnen als het gegeven wordt naast het onderwijs aan een dagschool, n.l. met het oog op de leeraren Voor een avondhandelsschool zal men hier, met alle respect van de onderwijzers gesproken, niet vinden de geschikte personen om les te geven. Waar men toch aparte leeraren moet hebben, wil men verzekerd zijn van goed handelsonderricht, is een dagschool de eenige goede oplossing. De heer Schoondermark (wethouder) zegt dat het voor de hand ligt dat men het op een avondschool met de hier aanwezige leerkrachten moet doen. Mis schien kan uit Harlingen een leeraar komen. Laten wij een proef nemen. In dien tusschentijd komen er ook meer leeraren. In Heerenveen bestaat een handels cursus en spreker bewondert de ambitie der leeraren, die zich zelf hebben moeten inwerken. Laat ons dus eerst kalm aan een poosje werken met een avond school, dan kunnen wij eerst eenige ervaring opdoen. Die ervaring zal daarin bestaan dat wij zullen te weten komen of wij in de toekomst een dagschool en dan met een 2- of 3-jarigen cursus moeten hebben en welke vakken daar gedoceerd moeten worden. Er is misschien geen leerling, of slechts een of twee, die Fransche correspondentie willen hebben en daarvoor kan toch geen leeraar worden aangesteld. Spreker wil daarom eerst een proef met een avondschool nemen. De heer Berghuis, niet van plan aan de discussiën deel te nemen, wordt hiertoe thans genoodzaakt, waar de wethouder, ondanks de woorden van den heer de Haan, volhoudt dat de avondschool een proef mag worden genoemd. Het is echter geen proef. Op de avondschool toch zullen nooit die leerlingen komen, die anders wel op de dagschool zullen gaan. Toch aan het woord, verzoekt spreker den Voorzitter eerst onderdeel B in stemming te brengen. Als toch de dagschool valt, zal spreker tegen A stemmen, als zijnde dan het doel z. i. voor twee Muio's vervallen. De eene had tevens voor opleidingsdaghandelsschool kunnen dienen. De beraadslaging wordt gesloten. Het amendement-Peletier c. s. wordt verworpen met 12 tegen 10 stemmen. Vóór stemmen de heerenFransen, Lautenbach, Feitz, Peletier, Tulp, G. W. Koopmans, Tijsma, van Messel, de Haan en Berghuis. Tegen de heerenZandstra, Komter, Tiemersma, Beekhuis, J. Koopmans, Hiemstra, Oosterhoff, Menalda, Burger, Schoondermark, Haverschmidt en Vonck. Aan de orde is onderdeel B. De heer Haverschmidi wil het programma niet overladen, omdat zij, die dag en avond op kantoor en school doorbrengen, weinig tijd voor studie in huis hebben, maar wanneer Zutphen met een 2-jarigen avondcursus kans ziet, behalve de hier genoemde vakken, nog stenografie en machineschrijven te onder wijzen, dan bestaat er goede aanleiding deze beide vakken ook in het leerplan van onzen 3-jarigen cursus op te nemen. De heer Schoondermark (wethouder) antwoordt dat Burgemeester en Wethouders later met een uitgewerkt plan zullen komen. Onderdeelen B en C worden met algemeene stemmen vastgesteld. Aan de orde is onderdeel A. Hierover staken de stemmen. Vóór stemmen de heerenZandstra, Komter, Tie mersma, J. Koopmans, Hiemstra, Tijsma, de Haan, Oosterhoff, Menalda, Schoondermark en Vonck. Tegen de heeren Fransen, Lautenbach, Beekhuis, Feitz, Peletier, Tulp, G. W. Koopmans, van Messel, Burger, Haverschmidt en Berghuis.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1913 | | pagina 8