254 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 29 October 1912.
woord van den Voorzitter. Deze zegt dat Burgemeester
en Wethouders bij het opmaken van aanbevelingen
rekening zullen houden met het gemeentebelang.
Spreker meent uit dit antwoord de conclusie te mogen
trekken dat het gemeentebelang tot nu toe heeft
geSeischt, dat een groot deel der bevolking, de ar
beidende klasse, buiten de commissies blijft.
De algemeene beraadslagingen worden gesloten.
De motie-Zandstra betreffende de uitkeering van
het subsidie voor bouw van openbare lagere scholen
op den voet van de bijzondere scholen wordt met
algemeene stemmen om prae-advies in handen van
Burgemeester en Wethouders gesteld.
De Voorzitter stelt voor de motie betreffende de
openbaarheid der vergaderingen van de Commissie
van toezicht om prae-advies te stellen in handen van
Burgemeester en Wethouders.
De heer Hiemstra neemt het voorstel van den
Voorzitter over.
De heer G. W. Koopmans zal nu niet spreken over
de openbaarheid der vergaderingen van de Commissie
van Toezicht. Waar Burgemeester en Wethouders
zeiven bereid zijn prae-advies uit te brengen en de
wethouder van onderwijs het. zelf zegt, hoe zal de Raad
er dan tegen zijn
De heer Schoondermark ..Subsidiair".
De heer G. W Koopmans .Zulks is mij niet bekend".
De Voorzitter zegt dat de Wethouder het niet noodig
acht prae-advies uit te brengen. Burgemeester en
Wethouders zijn er echter wel toe bereid.
Het voorstel-Hiemstra tot het vragen van prae-
advies omtrent de motie-Zandstra betreffende de
openbaarheid van de vergaderingen der Commissie van
Toezicht op het Lager Onderwijs wordt verworpen
met 14 tegen 4 stemmen.
Vóór stemmen de heeren Hiemstra, O. W. Koop
mans, Tiemersma en Zandstra.
Tegen de heerenTulp, Fransen, Lautenbach,
Peletier, Oosterhoff, de Haan, Berghuis, Haverschmidt,
J. Koopmans, Komter, Schoondermark, Beekhuis,
Burger en Tijsma.
De Voorzitter vraagt of de heer Zandstra hoofdelijke
stemming wenscht over de motie.
De heer Zandstra antwoordt bevestigend.
De motie wordt met 14 tegen 4 stemmen verworpen.
Dezelfde heeren stemmen vóór en tegen.
De motie-Zandstra betreffende het ambulantisme
wordt verworpen met 18 tegen 5 stemmen.
Vóór stemmen de heeren: Hiemstra, G. W. Koop
mans, Tiemersma, Zandstra en Berghuis.
Tegen de heeren Tulp, Fransen, Lautenbach, Peletier,
Oosterhoff, de Haan, Haverschmidt, J. Koopmans,
Komter, Schoondermark, Beekhuis, Burger en Tijsma.
De motie-Tiemersma betreffende een onderzoek naar
de demping der binnengrachten wordt verworpen
met 12 tegen 0 stemmen.
Vóór stemmen de heeren Hiemstra, G. W. Koop
mans, Lautenbach, Tiemersma, Zandstra en Tijsma.
Tegen de hoeren Tulp, Fransen, Peletier, Ooster
hoff, de Haan, Berghuis, Haverschmidt, J. Koopmans,
Komter, Schoondermark, Beekhuis en Burger.
De Voorzitter stelt voor te beginnen met volgno.
89 der uitgaven en de artikelen, waartegen geen be
denking bestaat, bij eenvoudigen hamerslag goed te
keuren.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
Volgno. 89 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgno. 90. Jaarwedden van de drie wethouders f3600.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Hiemstra wijst erop dat in de sectie is
gevraagd of het niet wenschelijk is een vierden Wet
houder te benoemen. Burgemeester en Wethouders
hebben geantwoord dat de wenschelijkheid daarvan
nog niet was gebleken. Waar echter de prae-adviezeu
op de motie omtrent gasprijsverlaging en op andere
zaken zoo lang uitblijven, vraagt spreker of dit er
een gevolg van is dat Burgemeester en Wethouders
met werk zijn overladen.
Is dit niet het geval dan kan spreker met de af
wijzing van Burgemeester en Wethouders meegaan.
Hij zou gaarne daaromtrent worden ingelicht.
De Voorzitter antwoordt dat Burgemeester en Wet
houders niet met werk zijn overladen. Het voorbeeld
door den heer Hiemstra genoemd, n.l. het wegblijven
van het prae-advies over de motie tot verlaging van den
gasprrjs, gaat niet op. Die motie toch is in handen
gesteld van de Commissie voor de lichtfabrieken en
door Burgemeester en Wethouders nog niet terug
ontvangen. Dat gebeurt trouwens wel meer met
zaken welke in handen van eene commissie worden
gesteld.
De heer Komter (wethouder) wijst erop dat hij nog
op hetzelfde standpunt staat als voor eenige jaren.
Destijds was spreker voor de benoeming van een
vierden Wethouder en hij is dat nog op ongeveer
dezelfde gronden als hij indertijd heeft aangegeven.
Spreker was in de vergadering van Burgemeester
en Wethouders, waarin dit antwoord is opgesteld, niet
tegenwoordig en meent verplicht te zijn hier mode te
deelen, dat hij er zich niet mede vereenigt.
De heer G. W. Koopmans wil even terugkomen op
de laatste zinsnede van de Memorie van Antwoord
over dit volgnummer. Er staat
„Waarom de Burgemeester zou moeten worden
„ontheven van zijn departement openbare werken,
„wordt door het lid, hier aan het woord, niet nader
„aangetoond".
Spreker wil mededeelen dat het niet do bedoeling
van het hier bedoelde lid is geweest om den voor
zitter onaangenaam te zijn, maar dat hierbij alleen
het denkbeeld heeft voorgezeten om den burgemeester
te ontlasten van te veel werk. Het is dus niet ge
beurd om te kennen te geven, dat de burgemeester
de zaken niet goed zou behartigen.
De Voorzitter neemt gaarne acte van de vriendelijke
verklaring van den heer G. W. Koopmans. Wanneer
spreker zelf' tien indruk had gekregen dat het beter
was dat hij de openbare werken niet onder zijn be
heer had, zou hij meegaan met het denkbeeld. Spreker
ziet er echter het belang voor de gemeente niet van in.
De beraadslaging wordt gesloten.
Verslag" van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 29 October 1918. 255
Volgno's 9092 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 93. Presentiegeld van de leden van den
Jiaad 500.—.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer G. W. Koopmans zegt dat het de bedoeling
is Burgemeester en Wethouders uit te noodigen Ge
deputeerde Staten te verzoeken het presentiegeld te
verhoogen tot f 2.per zitting.
Do heer Tiemersma kan zich veroenigen met het
voorstel der Commissie van Rapporteurs tot verhoo-
van het presentiegeld, ofschoon het houden der raads
vergaderingen op avond hem niet minder sympathiek
is. Zooals de Memorie van Antwoord aangeeft is
evenwel de Raad niet bevoegd den tijd der vergade
ringen te bepalen, daar zulks tot de competentie van
den Burgemeester behoort. Toch gelooft spreker dat
deze er zich niet tegen zou verzetten als de Raad
zich in het algemeen voor avondvergaderingen ver
klaarde, daar de Raad af en toe reeds bewijzen van
de vriendelijkheid van het hoofd der gemeente heeft
ondervonden. De meer juiste oplossing evenwel zal
te vinden zijn in een verhoogd presentiegeld, omdat
daardoor mogelijk verlies voor de leden wordt voor
komen, zoodat het lidmaatschap voor financieel minder
krachtigen geen bezwaar behoeft te zijn. Spreker
beveelt het voorstel aan.
Den heer Hiemstra verwondert het dat Burgemeester
en Wethouders niet gezegd hebben het voorstel over
to nemen, omdat er in de Memorie van Antwoord
staat dat Burgemeester en Wethouders de meening
deelen, dat het presentiegeld voor de leden van den
R,aad iets moet worden verhoogd. Overneming van
het voorstel door Burgemeester en Wethouders zou
de debatten bekorten.
De Voorzitter acht avondvergaderingen niet zoo goed
als dagvergaderingen. Hij is op psychologische gronden
van oordeel dat het college bij dag beter vergadert.
Evenwel zal hij zich, de veronderstelling van den heer
Tiemersma was juist, niet verzetten als de groote
meerderheid van den Raad 's avonds wil vergaderen.
Wat het voorstel tot verhooging van het presentie
geld betreft, een dergelijk voorstel moet niet van
Burgemeester en Wethouders uitgaan. Het is beter
dat het komt uit den boezem van den Raad.
Het voorstel der Commissie van Rapporteurs, om
dezen post met 500.te verhoogen, wordt met
12 tegen 6 stemmen aangenomen.
Vóór stemmen de heeren Tulp, Hiemstra, G. W.
Koopmans, Lautenbach, Tiemersma, Peletier, Ooster
hoff, Zandstra, de Haan, Berghuis, Schoondermark en
Tijsma.
Tegen de heeren Fransen, Haverschmidt, J. Koop
mans, Komter, Beekhuis en Burger.
Volgno. 93, aldus gewijzigd en volgnos. 94 en 95
worden vastgesteld.
Volgno. 90 wordt vastgesteld zooals dit bij nota
van wijzigingen is voorgedragen.
Volgnos. 97 108 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 109. Uitgaven voor personeel, materieel en
andere kosten van het kantoor van den gemeenteontvanger,
f 1850.—.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Hiemstra wil een enkel woord sprekon naar
aanleiding van de jaarwedde van den len klerk.
Die jaarwedde is, gezien de drukke werkzaamheden
en de verantwoordelijkheid der betrekking, te laag.
Hij doet alleen wat op de Rijkskantoren door meerderen
wordt gedaan. Spreker stelt voor het salaris te ver
hoogen tot 1,100.Wanneer spreker het salaris
van den Directeur van de Arbeidsbeurs met dit salaris
vergelijkt, moet het op f 1100.worden gesteld.
De heer Komter (wethouder) wijst er op dat deze
zaak het vorig jaar bij de begrooting uitvoerig is
behandeld en wat toen gold, geldt nog. Er is nage
gaan wat in het algemeen het salaris van een len
klerk is en daarop is de regeling gebaseerd. Er wordt
gezegd dat de man belangrijk werk heeft te doen.
Het is mogelijk dat hij soms het werk van den ont
vanger doet, maar het werk dat hem bij instructie
is opgedragen, is niet zoo heel belangrijk. Vergeleken
bij andere klerken acht spreker het salaris voldoende
en hij ziet geen reden om het te verhoogen.
De heer Hiemstra hoort den wethouder zeggen dat
het werk, hetwelk den len klerk bij instructie is op
gedragen, niet zoo belangrijk is en de heer Komter
laat ook doorschemeren dat de klerk het werk van
den ontvanger opknapt. Burgemeester en Wethouders
leggen hem dat werk wel niet op, maar voor een
ondergeschikte is het moeilijk weigeren. Waar de
klerk echter zijn bijbetrekking heeft moeten opgeven
moet het salaris verhoogd worden.
De heer Komter (wethouder) wil nog dit zeggen,
dat hij deze kwestie niet lang geleden met den ont
vanger en diens klerk heeft besproken, naar spreker
meent naar aanleiding van een verzoek van den heer
G. W. Koopmans tot den Burgemeester gericht.
Spreker heeft er toen op gewezen dat als de klerk in
zijn vrije uren, waarin hij vroeger werk voor derden deed,
nu werk voor den ontvanger doet, deze hem daarvoor
ook moet salarieeren. Er werd niet gezegd of dit al
of niet gebeurt, maar spreker heeft den indruk gekregen
dat de ontvanger den klerk voor dat werk honoreert.
Geen van beiden heeft zich daar echter over uitgelaten.
De Voorzitter deelt mede dat door de heeren Hiemstra,
Zandstra en G. W. Koopmans een voorstel is inge
diend om het salaris van den len klerk van den
gemeenteontvanger te verhoogen tot 1100.Spreker
wijst er op dat hiervoor de verordening, die pas V-fc
jaar geleden is vastgestold, moet worden gewijzigd.
Bij de vorige begrooting is deze kwestie uitvoerig
besproken on de Raad heeft zich ter zake nu reeds
tweemaal uitgesproken. Spreker is van oordeel dat het
toch niet aangaat alweer hierover een stemming uit
te lokken.
De heer Hiemstra zegt dat er reden zou bestaan het
tractement van den ontvanger te verlagen en dat van
den klerk te verhoogen. Hij wijst er echter op dat in
twee jaar tijds de helft der raadsleden door anderen
zijn vervangen en dat het daarom wol aangaat een
zaak te bespreken, al is die vroeger ook reeds ter
tafel geweest.
De heer Menalda is intusschen ter vergadering
verschenen.
De heer G. W. Koopmans is ervan overtuigd dat de
belooning te laag is. Men behoeft spreker niet te ge-