'262 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 29 October 1919.
gaan niet altijd een even dankbaar werkdit is
gebleken toen een lid van den Arnhemschen Raad,
hoogwaardigheidsbekleder bij den wielrijdersbond,
zich op weinig vleiende wijze over Leeuwarden heeft
uitgelaten, terwijl hij hier zeer hoffelijk was ontvangen.
Spreker nu weet stellig dat de raadsleden van deze
ontvangsten een mededeeling hebben ontvangen.
Wat nu de zwanen betreft, de bestrijding van dit
voorstel is ook een ondankbaar werk. Deze dieren
verheugen zich in een zekere populariteit. Nu zegt
de heer Haverschmidt dat de Leeuwarder zwanen
dezelfde eigenschappen hebben als alle andere zwanen.
Do onze hebben de eigenschap dat ze voortdurend
weg zijn. Nog onlangs heeft de geheele zwanen-
familie de wijk genomen naar de Kurkemeer. Dan
zijn er twee menschen met een bootje 5 uren bezig
om ze weer op te halen. Ze zijn dan ook nog zeer
bezwaarlijk te vangen. Voor de beesten is een man
oen gepensionneerde in dienst, die 3.50 per
week verdient. Het eten komt op 160.per jaar, dus
te samen 832.50. Daarbij komt nog het loon van de
plantoenarbeiders, die ze telkens moeten ophalen en
de boothuur. Bovendien strekt het hok in de gracht
nu niet tot versiering der omgeving. Spreker ziet
de zwanen ook gaarne, maar het zijn duro houkinderen.
De heer Haverschmitit is van meening dat, wanneer
het door hem voorgestelde niet voldoende is voor een
dozijn zwanen, de burgerij zich ook met minder te
vreden stelt.
Mocht het op den duur te bezwarend worden, dan
zou wellicht Vreemdelingenverkeer de behulpzame
hand bieden.
Waar deze nuttige instelling banken, bloemen, een
monument en meer van dien aard aanbiedt, ligt het
geheel in haar lijn ook iets tot behoud der zwaneu
te doen.
De heer G. W- Koopmans heeft zoo even van den
Voorzitter gehoord dat een lid van den Arnhemschen
Raad zich minder vleiend over Leeuwarden heeft uit
gelaten. Was dat over het officieële Leeuwarden
De Voorzitter antwoordt dat de minder aangename
uitdrukking was gericht tegen Leeuwarden in het
algemeen. Spreker gaat af op wat er terzake in het
Handelsblad heeft gestaan, daar hij het officieële raads-
verslag niet heeft. Het trof spreker echter dat de
uitdrukking zou zijn gebezigd door iemand, die Hei-
zeer hoffelijk is ontvangen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel-Haverschmidt wordt aangenomen met
10 tegen 9 stemmen.
Vóór stemmen de heeren Tulp, Hiemstra, Gr. W.
Koopmans, Lautenbach, Tiemersma, Peletier, Haver
schmidt, Zandstra, Menalda en Schoondermark.
Tegen de heeren Fransen, Oosterhoff, de Haan,
Berghuis, J. Koopmans, Komter, Burger, Tijsma en
Beekhuis.
Volgno. 187, aldus gewijzigd en volgnos. 188—217
worden thans vastgesteld.
Volgno. 218. Verlichting, verwarming, en schoon
houden der lokalen f 12,200.
De heer Tiemersma zegt dat Burgemeester en Wet
houders in de Memorie van Antwoord verzoeken het
onderzoek naar de belangen der schoonmaaksters af
te wachten. Spreker zal daaraan voldoen en op de
zaak terugkomen als Burgemeester en Wethouders
do resultaten mededeelen.
Volgno's 218221 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 222. Schoolbibliotheken, belooningen en cere-
blijken, f 735.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Zandstra zegt dat het verkeerde van dezen
j liederenbundel op een ander terrein ligt dan waar
Burgemeester en Wethouders het zoeken. Vooraf wil
spreker opmerken dat er bij het onderwijs zoo iets
is, dat kind heet. Dat wordt wel eens vergeten.
I De aard van het kind is niet zoo, dat het zich tot
diepzinnige zaken voelt aangetrokken. Het wil opge
wektheid, wat lief en kinderlijk is. In strijd daarmeo
acht spreker de passage al kleurt zich uw rood met
ons bloed of moedige, bloedige, woedige swaart, blon-
cke en het klonck, of menig Spanjaard in zijn hut
f in zijn bloed versmoorde.
Dat is wel wat al te bloedig en geen kost voor
kinderen om zich in te verlustigen. Zegt niet het
Bijbelwoord, die het zwaard neemt zal door het
j zwaard vergaan Daar doet het vreemd aan te ver
nemen dat het zoo goed is het zwaard te grijpen,
zooals een ander liedje luidt.
In een tijd, waarin de afkeer van den oorlog en
van het militairisme in het volk toeneemt, mag zoo
iets niet en nog veel minder aan kinderen -worden
voorgezet. Zaken als verheerlijking van den doodslag
zijn niet christelijk en ook anti-maatschappelijk en
daardoor in strijd met art. 35 der Onderwijswet. Dat
I artikel wil het onderwijs dienstbaar maken aan het aan-
leeren van christelijke en maatschappelijke deugden.
Opwekking tot verdediging des lands is bij kinderen
ook niet op haar plaats. Dat hoort thuis bij groote
menschen en de wet is mans genoeg om daarin te
voorzien.
In een tijd, waarin vredesconferenties worden bijeen
geroepen, gaat het niet meer aan chauvinistische
gedachten bij de jeugd te wekken en welk een chau
vinisme Daar wordt geen beroep gedaan op echte
vaderlandsliefde, die mee wil werken aan de hoogste
ontwikkeling van wat er in eigen aanleg en roeping
is, neen op de barbaarsche vaderlandsliefde, die het
eigene kortweg voor het beste houdt en al het overige
met vijandige oogen aanziet. Die vaderlandsliefde wil
alles onderdrukken of vernietigen of ten eigen bate
aanwenden, die verheerlijkt militairisme en oorlog ais-
de schoonste uiting van menschelijk handelen. Er is
daarbij een doelbewust streven waar te nomen, dat
rechtstreeks er op uit is om met gebruik van alle
middelen de bevolking en de regeering voor den
chauvinist te winnen, adres aan cle brochureNederlands
welvaart in gevaar. Ook het bedoelde liederenboekje
moet daaraan zeker meehelpen.
Een ander bezwaar ligt voor spreker in don tekst
van het Wien Neêrlands Bloed. Die tekst moest
noodig herzien worden om genietbaar te worden. De
oproep aan hen, wiens bloed van vroemde smetten
vrij is, deugt niet meer in een land met een bevol
king van zoo gemengde afkomst.
Bovendien is het lied oen uiting van minder vriend
schappelijke gevoelens jegens België en dat mag na
80 jaren wel wat uitslijten. Spreker en zijne partg-
genooten, die steeds den strijd der Belgische arbeiders
met belangstelling gadeslaan, die in den uitersten nood
de kinderen onzer Zuidelijke naburen met liefde zouden
opnemen en dat voor een deel reeds eenmaal dede
wenschen in den zang geen uitdrukking waarbij rc< u
laag neerziet op den nabuur Ook is er al een stroomim
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 29 October 1913, 263
voortgezet op Donderdag 30 October 1913.
merkbaar om een bond met België te sluiten op
handelsgebied.
Liefde tegenover vorstelijke personen, die niet op
verdienste maar slechts op toeval van geboorte be
rust, een liefde die enkel bedoelt om ontzag aan te
kweeken, daarover zal spreker niet uitweiden. Boven
dien moet spreker wijzen op een groote onwaarheid
n.l. de bewering in een der liedjes dat men in Ne
derland eigen meester en niemands knecht is. Dat is
een leugen onder de tegenwoordige kapitalistische
verhoudingen en met veel voorbeelden is dat te staven.
Spreker wenscht maar één staaltje naar voren te
brengen, n.l. een artikel uit een huurcontract van de
firma van Heek Co. te Enschede met de fabrieks
arbeiders. Dat artikel luidt
„dat verhuurster het recht heeft deze huurover
eenkomst, mede zonder eenige aanmaning, sommatie
of in gebrekestelling of rechterlijke tusschenkomst te
doen eindigen, indien de kinderen van huurder, voor
zoover verhuurster dat verlangt en in te termen val
len, niet werkzaam zijn bij verhuurster."
Wie durft daarop nog zeggen eigen meester, nie
mands knecht Weg het heilige gezinsleven, weg
het ouderlijk gezag, weg met de vrije beroepskeuze.
Slaven, zegt spreker, slaven zijt gij, van ouder tot
kind, bah
Spreker en zijne partijgenooten kunnen dat boekje
niet zonder protest de wereld in laten gaan. Wordt
do tekst der liederen niet hier en daar gewijzigd, dan
kunnen zij den post van 60.niet toestaan. Mocht
men het niet met spreker eens zijn, dan is dit een
treffend bewijs voor de kloof, die er ligt tusschen
de denkwijze der burgerlijke maatschappij en sprekers
standpunt.
De Voorzitter vraagt of de heer Zandstra een voor
stel doet om den post van 60.te schrappen.
De heer Schoondermark (wethouder) zal niet ingaan
op het door den heer Zandstra gesprokene. Hij wil hem
alleen wijzen op art. 21 der Lager Onderwijswet, waar
bepaald wordt dat do bepaling der te gebruiken boeken
berust bij het hoofd der school in overleg met Burge
meester en Wethouders en den districts-schoolopziener.
Het betreft hier een boekje, dat ook op school gebruikt
wordt en dezo zaak behoort alzoo niet tot do compe
tentie van den Raad. Wel kan de Raad het geld
weigeren, maar spreker gelooft niet dat het aangaat
Burgemeester en Wethouders op die manier te dwingen.
De heer Zandstra heeft niet ten doel Burgemeester
en Wethouders te dwingen of rechten van autoriteiten
te verkorten. Als zij echter sommige boekjes verder
felijk achten dan kunnen zij den daarvoor uitgetrokken
post niet goedkeuren. Spreker stelt voor den post te
schrappen.
Dit voorstel wordt ondersteund en maakt tegelijk
met volgno. 222 een onderwerp van beraadslaging uit.
Do beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel-Zandstra wordt verworpen met 16
tegen 3 stemmen.
Vóór stemmen de heerenHiemstra, Tiemersma
en Zandstra.
Tegen de heerenTulp, Fransen, G. W. Koopmans,
Lautenbach, Peletier, Oosterhoff, de Haan, Bei'ghuis,
Haverschmidt, Menalda, J. Koopmans, Komter, Schoon
dermark, Beekhuis, Burger en Tijsma.
Volgnos. 222221 worden onveranderd vastgesteld.
De heer Vonck is intusschen ter vergadering ver
schenen.
Volno. 225. Kosten van rechtstreeks van gemeentewege
verstrekte voeding en kleeding aan behoeftige school
kinderen f 450.
Hierbij komen in behandeling het adres van de af-
deeling Leeuwarden van den Bond van Nederlandsche
Onderwijzers en het voorstel van Rapporteurs om
dezen post met 1,000.te verhoogen.
De heer G. W. Koopmans gelooft wel dat het voor
stel der Commissie van Rapporteurs de meerderheid
van den Raad niet naar den zin is en hij is dan ook
overtuigd dat het zal vallen. Waar spreker overtuigd
is dat het een gemeentebelang is, dat er zooveel
mogelijk wordt voorzien in de behoefte aan voedsel
en kleeding bij het arme schoolkind, zal spreker nog
een enkel woord in het midden brengen. Spreker
behoeft niet te herhalen wat hier alle jaren door de
sociaal-democratische raadsleden is gezegd, ten opzichte
van deze zaak zonder veel resultaat. Spreker wil
echter doen opmerken dat hot hem bij het nazien der
gemeenterekening, dienst 1912, is gebleken, dat de
f 450.precies zijn gebruikt voor klompen en één
paar schoenen
De heer Burger: „Nauwkeurige raming".
De heer G. W. Koopmans vervolgt en erkent dithij
zegt dat de heer Komter deze kwestie wel zal ver
dedigen en dan is de zaak in orde. Niet alleen in
1912 maar al deze jaren is dit bedrag precies opgegaan.
Daarom kwam het rapporteurs billijk en noodzakelijk
voor Burgemeester en Wethouders meer te geven.
Dat is toch eenvoudig en natuurlijk. Burgemeester
en Wethouders zullen den post moeten aanvaarden
om meer geld voor dit doel te hunner beschikking
te hebben.
De heer Zandstra zegt dat hij bij dit punt nog al
eens ernstige woorden heeft gesproken, over de nood
zakelijkheid van schoolvoeding en -kleeding. Men
schijnt echter nog niet overtuigd te zijn van welk groot
belang het is, dat het arme kind goed gevoed en ge
kleed ter school komt. De leerplichtwet, die voor
het lichamelijk onverzorgde kind een zware plicht, een
ware marteling wordt, kan bij een goede verzorging
der kinderen een kostbaar recht voor individu en
maatschappij worden. Een land, dat de leerplicht
betracht, dient ook te zorgen dat het onderwijs tot
zijn recht komt. Dat verstaat men in Zwitserland.
Er is nog veel te doen voor wij hier zoover zijn, als
de gemeente Zürich. Daar werd verleden jaar toch
namens hot gemeentebestuur aan de schoolautoriteiten
het volgend verzoek gericht.
„Wij verzoeken den schoolbesturen, zooveel mogelijk en
op kiesche wijze te willen vaststellen, hoeveel kinderen
er dagelijks zonder toezicht blijven en voor hoeveel ver
strekking van voedsel en kleeding als noodzakelijk be
schouwd moet worden. Daarbij moet in het oog gehouden
worden, dat het hier niet betreft een armenondersteuning
in den gewonen zin van het woord, maar een plicht van
de gemeenschap tegenover kinderen, wien door de
maatschappelijke toestanden geen behoorlijke voeding
kan ten deel vallen. Kinderen, die slecht gevoed en
niet behoorlijk gekleed het onderwijs moeten ontvan
gen, kunnen niet behoorlijk werken. Een gepaste
voorzorg zal hun arbeidsvermogen doen toenemen en
zelf vertrouwen in hun wekken."
Daar voelt men voor het ellendige schoolkind,
want het kind dat slecht gekleed en gevoed is en
bovendien nog leeren moet, is niet slechts hongerend
of koulijdend, het is ellendig.
Straks is de tijd weer daar, dat wij een deel
van Leeuwardens schooljeugd naar de scholen zien
gaan, of bij het St. Anthonygasthuis, met smalle