264 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 29 October 1913.
opgetrokken schouders, de handen diep in do zakken,
of verstopt onder een dun katoenen doekje, dat de
meisjes nog om is geslagen en er zijn er die ook dit
zelfs nog moeten ontberen, wachtende op een warm
maal. Wat een weelde zou het zijn als die kinderen
eens een nieuw wollen kieltje of blouse, met een paar
nieuwe wollen sokken, het hunne konden noemen. Ja
inderdaad, wat een weelde voor deze jonge tobbers.
En Leeuwarden zou dit niet kunnen betalen?
Spreker noemt het een merkwaardig verschijnsel,
dat er bijna geen inenschen zijn, die kinderen kwaad
zullen willen brengen in hun leven. Bijna ieder her
denkt met weemoed en warmte zijn eigen jeugd en
wellicht wekt die herinnering aan die jeugd bij ons
ouderen dat gevoel van ontroering, dat over ons komt
bij het zien van een groep spelende kinderen. Teere
kleine menschjes. Niet één geestelijk normaal vol
wassen mensch zou iets kunnen doen, waardoor een
onschuldig jong leven werd geknauwd. De gemeen
schap echter, de verzameling van individuen, knauwt
in het groot aan dat jonge ontluikende leven. Of
dit riu gedachteloos in sleurgang geschiedt of wel
beredeneerd en met overleg komt er voor de kinderen,
die de dupe worden, niet op aan. Zij lijden, en hoe?
De eigen ouders voelen het niet, afgestompt en verdoofd
als zij zijn, door het drukken der levenszorgen. Spre
ker zal geen droeve tafreelen ophangen van al het
kinderleed, maar hij roept uitgij die zegt het kind
lief te hebben, in den laatsten tijd hebben wij dit zoo
dikwijls gehoord, b.v. bij het organiseeren van de
onafhankelijkheidskinderfeesten, toont nu dat ge het
kind liefhebt door het te helpen. Het geldt nu geen
feest, maar het gaat om nooden te lenigen, waar
onder tal van kinderen gebukt gaaD.
Spreker dringt er op aan vóór het voorstel van
rapporteurs te stemmen.
De heer Lautenbach zegt dat de tegenstanders nu
wel onwillekeurig van liefdeloosheid zullen worden
verdacht. Spreker moet echter zijn onkunde belijden
en vraagt of de liefdeloosheid van de schoolhoofden
dan zoo groot is dat ze slechts de helft toestaan van
hetgeen wordt aangevraagd Hij moet dan veronder
stellen dat ze opzettelijk de helft te weinig geven.
Dat komt hem vreemd voor.
Spreker stelt er een eer in dat de bijzondere scholen
er niet van profiteeren. De menschen van sprekers
richting helpen het gezin on daarmee het kind. Spreker
vraagt nu of er opzet in het spel is om lager cijfers
te kunnen uittrekken.
De heer Hiemstra zegt dat nu drie jaar lang/'450.
is uitgetrokken. Spreker veronderstelt nu dat er
grooter behoefte is geweest, maar dat de hoofden
hebben gezegd, het geld is op, wij kunnen niet verder
gaan. Het is echter toevallig dat het precies opgaat.
Dat is de reden van het voorstel van rapporteurs,
want dan blijft er nog 550.over als er maar
450.noodig is. Spreker ziet den heer Oosterhoff
ontkennend het hoofd schudden. Dat wil dus zeggen
dat het wel wordt uitgegeven.
Spreker heeft wel zooveel respect voor de school
hoofden, dat hij veronderstelt dat zij niet meer zuilen
uitgeven dan noodig is.
De heer Peletier voelt veel voor het voorstel van
rapporteurs, hoewel hij er niet geheel mee instemt.
Het zal toch veel van de omstandigheden afhangen
hoeveel er noodig is. Is de winter streng dan zal
het benoodigd bedrag veel grooter zijn dan in oen
zachten winter. Spreker zou in overweging willen
geven den post voor memorie uit te trekken.
Dan zijn Burgemeester en Wethouders vrij naar
omstandigheden te handelen.
De heer Schoondermark (wethouder) wijst erop dat
Burgemeester en Wethouders steeds naar omstandig
heden hebben gehandeld, afgescheiden van het toe
gestane crediet. Vandaar dat zij zelf verhooging van
dezen post, die vroeger 300.was, hebben voor
gesteld. Spreker kan zich de verwondering van den
heer G. W. Koopmans begrijpen als het waar was,
dat deze post juist opgaat. Die 450.nu zijn be
steed voor klompen, opdat Burgemeester en Wet
houders, die nog al veel keuze moeten hebben, een
magazijn konden hebben van klompen. Hot geld is
dus niet op, maar het ligt in het magazijn in den
vorm van klompen. Burgemeester en Wethouders
hebben indertijd zelf meer gevraagd en zullen, als
nog meer noodig blijkt, wel bij den Raad aankloppen.
Spreker gelooft dat de heer Peletier door deze
mededeelingen wol tevreden zal zijn gesteld.
De heer G. W Koopmans is dankbaar voor de in
lichtingen. Hij is tot de wetenschap gekomen, dat
Burgemeester en Wethouders voor 450.klompen
koopen en die opslaan in een magazijn. Dat is echter
niet de bedoeling van rapporteurs. Die willen Burge
meester en Wethouders een crediet verleenen om
daaruit te voorzien in de behoefte aan voeding en
kleeding. Zooals Burgemeester en Wethouders het
geld nu besteden, blijft er voor voedsel geen rooie cent
over. Spreker hoort van den heer Schoondermark dat er
ook niets overblijft als er meer wordt uitgetrokken.
Hij begrijpt dat niet. Den heer Peletier komt de
post te hoog voor. Spreker is van oordeel dat dit
niets beteekent, want wat er te veel is blijft wel in
kas, ondanks het gezegde van den heer Schoondermark.
De heer Zandstra meent dat zoom ernstige zaak
niet als paskwil moet worden behandeld. Het is
niet voldoende om de 450.in klompen om te
zetten. Wanneer hier een broekje, daar een jasje,
een paar kousen of iets dergelijks werd verstrekt, zou
het geld meer dan besteed worden. Spreker zal
alleen de kleeding in aanmerking nemen, omdat voor
een warm maal door St. Anthoon wordt gezorgd.
Den kinderen echter ontbreekt meer. Hun ontbreekt
een boterham en dat hongerende van het kind is
treurig om aan te zien. Spreker zou uitspraken
kunnen aanhalen van dr. Kuiper, Pijterson e. a. als
ooggetuigen van een uitdeeling op school. Hij zal dit
niet doen, inaar weet wel, dat een kind eens tot een onder
wijzer gezegd heeft, nadat het gevoed was ik voel
mij nu veel prettiger en heb meer lust te loeren.
Men mag dezen post afstemmen, spreker zal er tel
kens op terugkomen tot hij en zijne partijgenooten
voor het arme schoolkind hebben vorkregen wo.t het
toekomt.
De heer Beekhuis acht deze laatste tirade van den
heer Zandstra na de uiteenzetting van den heer
Schoondermark niet op haar plaats. Men weet nu
dat er naar behoefte zal worden uitgekeerd en dat
is toch de bedoeling.
De heer G W Koopmans hoort den heet Beekhuis
zeggen dat zal worden uitgedeeld naai behoefte.
Dat is niet het geval. De 450.worden omgezet
in klompen en daarmee is de zaak afgeloopon
Het voorstel der Commissie van Rapporteurs wordt
verworpen mot 13 tegen 7 stemmen.
Vóór stemmen de heeren Tulp, Hiemstra, G. W.
Koopman-, Tiemersma, Peletier, Zandstra en Berg
huis.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 29 October 1913, 265
voortgezet op Donderdag 30 October 1913.
Tegen de heeren Fransen, Lautenbach, Oosterhoff,
Vonck, de Haan, Haverschmidt, Menalda, J. Koopmans,
Komter, Schoondermark, Beekhuis, Burger en Tijsma.
Hiermede is afwijzend beschikt op het adres van
den Bond van Nederlandsche Onderwijzers, afdeeling
Leeuwarden.
Volgno's 225—228 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 229. Bijdrage in de hosten van schoolreisjes
van gemeentewege georganiseerd f 300.
Hierbij komt in behandeling het adres van den
Bond van Nederlandsche Onderwijzers, afdeeling
Leeuwarden, om dit bedrag met 800. te verhoogen.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Zandstra zal niet veel zeggen over deze
zaak. Er is al zoo dikwijls over geredeneerd en spreker
staat nog op hetzelfde standpunt dat de reisjes een
onderdeel moesten zijn van het leerplan. Zoolang ze
er niet in zijn opgenomen acht hij ze nuttiger dan de
bioscoop. Spreker steunt het adres van den Bond en
stelt voor den post tot f 800.te verhoogen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel wordt verworpen met 17 tegen 3
stemmen.
Vóór stemmen de heeren Hiemstra, Tiemersma en
Zandstra.
Tegen de heeren Tulp, Fransen, G. W. Koopmans,
Lautenbach, Peletier, Oosterhoff, Vonck, de Haan,
Berghuis, Haverschmidt, Menalda, J. Koopmans,
Komter, Schoondermark, Beekhuis, Burger en Tijsma.
Daarmee is afwijzend beschikt op liet adres van den
Bond.
Volgno's. 229236 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 237, Jaarwedden van reetor, conrector, leeraren
en bedienden aan het gymnasium f 28.625.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Tulp wenscht naar aanleiding van het toe
latingsexamen tot het gymnasium een paar vragen
te stollen. Het heeft spreker gefrappeerd dat vele
leerlingen, die elders voor het gymnasium en voordeRijks
Hoogere burgerschool hier slaagden, voor het gymna
sium zakten. Hij vraagt: wordt er alleen geletop bekwaam
heid of zijn er ook andere omstandigheden in het spel. Ook
heeft het spreker getroffen dat de toelatingsexamens
voor Rijks Hoogere burgerschool en gymnasium op
dezelfde dagen worden gehouden.
Op de Rijks Hoogere burgerschool werden 3 leerlingen
onpasselijk en op het gymnasium viel er een flauw.
Spreker vraagt of vroeger de leerlingen niet werden
toegelaten op een rapport van het hoofd der school
en of die proef mislukt is.
De heer Tijsma heeft intusschen de vergadering
verlaten.
De heer Schoondermark (wethouder) antwoordt dat
dit een kwestie is, die curatoren aangaat en dat Burge
meester en Wethouders er niets mee te maken hebben.
Ook niet dat de examens tegelijkertijd worden ge
houden. De heer Tulp zal zich derhalve tot curatoren
moeten wenden.
Wat de toelating betreft, men heeft naar spreker
meent, wel eens bij hoofden geinformeerd en dit van
eenigen invloed op den uitslag van het examen doen
zijn, maar men is tot de conclusie gekomen dat men
er niet mee kon doorgaan.
De heer Tulp meent dat hij bij de begrooting over
onderwijszaken aan den wethouder van onderwijs
inlichtingen moet vragen en niet aan de curatoren.
Spreker begrijpt niet dat de proef hier is mislukt,
daar in Apeldoorn hiermede zulke beste resultaten
worden verkregen.
De Voorzitter verwijst naar artikel 24 der Hooger
Onderwijswet.
De heer Beekhuis schaart zich in deze aan do zijde
van den heer Tulp. Hij weet geen anderen weg voor
den heer Tulp dan zich te richten tot Burgemeester
en Wethouders, die zich dan op hunne beurt tot cura
toren kunnen wenden.
De heer Schoondermark (wethouder) zegt dat de
heer Tulp zijn vraag dan anders had moeten stellen.
Hij had dan moeten vragen of Burgemeester en Wet
houders zijn klachten aan curatoren zouden willen
overbrengen. En dan is er voor Burgemeester en
Wethouders geen motief om dat niet te doen.
De heer Tulp vraagt of Burgemeester en Wet
houders aan curatoren inlichtingen willen vragen.
De Voorzitter antwoordt dat de vragen van den
heer Tulp aan curatoren zullen worden overgebracht.
De beraadslaging wordt gesloten.
Volgnos. 237248a (het laatste bij de nota van
wijzigingen voorgedragen) worden onveranderd vast
gesteld.
Hierdoor is tevens een gunstige beschikking ge
nomen op de adressen van het bestuur der vereeniging
„Openbare leeszaal en biblioteek" en van den Leeu
warder Turnbond, om verhooging onderscheidenlijk
toekenning van een subsidie.
De vergadering wordt verdaagd tot Donderdag 30
October, des voormiddags te 10 uur.
De vergadering ivordt voortgezet op Donderdag 30
October, 's voormiddags 10 uur.
Tegenwoordig 19 leden, te weten: de heeren Tie
mersma, G. W. Koopmans, Zandstra, Haverschmidt,
Fransen, Tulp, Hiemstra, Lautenbach, Burger, Peletier,
Menalda, Oosterhoff, Tijsma, Vonck, J. Koopmans,
Schoondermark, Komter, Beekhuis en Feitz.
Afwezig 5 leden, waarvan met kennisgeving de
heeren Berghuis, Boosman en van Messel.
Zonder kennisgeving de heeren Wilhelmij en de Haan.
Eene vacature.
Aan de orde is: Volgno. 249 der ontwerp-gemeerite-
begrooting voor 1914, Subsidie voor de Stads-Armen-
hamcr f 38967.63.