266 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 29 October 1919,
voortgezet op Donderdag 30 October 1913.
Do heer Tiemersma heeft in do sectie de opmerking
gemaakt omtrent de vrijheid der verpleegden in het
Armhuis. Burgemeester en Wethouders hebben dien
wensch overgebracht bij de Voogden en spreker dankt
hun daarvoor. Hij wensclit nog een kleine opmerking
te maken die Burgemeester on Wethouders wel als toe
lichting zullen willen beschouwen. Spreker bedoelt niet
de uitgangsdagen te bepalen op vaste dagen, maar als
er gelegenheid voor is. Men zal misschien zeggener
moet orde en regel zijn en men zal misschien niet aan
sprekers wensch kunnen voldoen, maar hij zou toch graag
zien, dat er geen vaste uitgangsdagen werden vastge
steld. Hij wil de oudon van dagen zooveel mogelijk vrij
laten, opdat er nog een beetje zonneschijn over
hun laatsten levenstijd wordt gebracht. Spreker wenscht
nog een andero opmerking te maken, n.l. deze, dat hij
gaarne zou zien dat de voogden het daarheen zullen
willen leiden, dat niet wordt afgetrokken van de
ondersteuning der thuiszittende bedeelden, hetgeon
de ouden van dagen krachtens de ouderdomswet
mocht toekomen.
De Voorzitter antwoordt dat de opmerkingen van
den heer Tiemersma gericht zijn tot de voogden der
Stads-Armenkamer. Dezen zullen er wel nota van
nemen.
De heer Hiemstra had verwacht op de laatste op
merking van den heer Tiemersma een antwoord van
Burgemeester en Wethouders te krijgen. Dit zal wel
moeilijk gaan, maar spreker zou toch gaarne hooren,
of zij op het standpunt staan dat de eventueele ouder
domsrente niet in mindering mag worden gebracht
van de ondersteuning. Wanneer die toch wordt af
getrokken, komt de rente aan de gemeente en niet
aan de oudjes ten goede.
De Voorzitter zegt dat dit een zaak is, welke Bur
gemeester en Wethouders absoluut niets aangaat. Het
is een zaak voor de voogden. Burgemeester en Wet
houders hebben in deze zaak geen standpunt in te
nemen.
Den heer Hiemstra is het wel bekend dat de beslis
sing bij de voogden berust. Waar echter in den Raad
de wenschelijkheid om niet af te trekken wordt uit
gesproken, zouden Burgemeester en Wethouders dien
wensch kunnen ondersteunen. Er blijft op het oogen-
blik niets anders over dan zich erbij neer te leggen.
Yolgnos. 249259 worden onveranderd vastgesteld.
Yolgno. 260. Onderhoud van het gebouw voor dalc-
loozen f 45.—.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Tulp wijst erop dat in dat gebouw, naar
hem is medegedeeld, een primitieve zedelooze toestand
heerscht. Spreker wil dit onder de aandacht van
Burgemeester en Wethouders brengen.
De Voorzitter onderschrijft de woorden van den heer
Tulp. De toestand is absoluut onhoudbaar. Spreker
hoopt er binnenkort verandering in te brengen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Volgnos. 260309 worden onveranderd vastgesteld,
volgnos. 264 en 273 zooals ze bij nota van wijzigingen
zijn voorgedragen.
Volgno. 310. Kosten van openbare vermakelijkheden,
het aanschaffen en onderhouden van de benoodigde toe
stellen daaronder begrepen 505.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Tiemersma doet opmerken dat vroeger de
klokken getrapt werden en dat er 75.voor werd be
taald. Later werd dat f 30.voor 10 man, die dus
bij drie uur luiden f 1.per uur hadden. Ha de
hernieuwing evenwel werden de klokken niet meer
getrapt, maar getrokken, de groote door 4, de kleine
door 2 man. Dit zou wel kunnen als de te verrich
ten arbeid ook zooveel gemakkelijker was geworden.
Dat is niet het gevalde arbeid is zwaarder gewor
den, waarom omwisseling om de 5 minuten is gebo
den. Zal het menschelijk werk zijn dan moeten er
12 man komen. Dat dat noodig is blijkt hieruit dat
de menschen, om het den bepaalden tijd te kunnen
uithouden, onder den klokkenstoel gaan staan. Daar
schijnt het gemakkelijker te werken. Daar evenwel
trekt men niet aan een touw, maar aan een staaldraad.
Ontvelde handen zijn daarvan het gevolg en boven
dien is de plaats daar onder het luiden zeer gevaar
lijk. Thans wordt nu veel zwaarder werk met 40
cent per uur beloond, dus veel slechter dan vroeger.
Spreker stelt dan ook voor dezen post met 25.
te verhoogen om de luiders beter te kunnen bezoldigen
en het aantal uit te breiden.
De Voorzitter wijst er op dat de opmerkingen van
den heer Tiemersma nieuw zijn. Er staat niets van
in het verslag en spreker kan dan ook geen inlich
tingen geven. Dat een gewone plantsoenarbeider of
wegwerker 40 cent per uur verdient, al valt dit werk
buiten den gewonen werktijd, vindt spreker zeer vol
doende. Waar hij echter hoort dat het aantal personen te
klein is, zullen Burgemeester en Wothouders, als dit
juist blijkt, niet nalaten den post te verhoogen. Spreker
durft echter nu niet zeggen of het juist is. Als het
noodig blijkt zullen Burgemeester en Wethouders met
een voorstel komen.
Den heer Tiemersma doet het genoegen dat Burge
meester en Wethouders genegen zijn een onderzoek
in te stellen. Dat spreker echter verhooging van
den post voorstelde was omdat het luiden vroeger
beter werd betaald. Bovendien gebeurt het op een
feestdag, de verjaardag der Koningin wordt toch
gelijk gesteld met een feestdag en moet het loon 100
verhoogd worden. Spreker zal zich na de toelichtin_
van den Voorzitter bij den post neerleggen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Yolgno.'s 310321 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 322. Uitkeering aan de aanleggers van d.»
rioleering in de Spoorstraat van 3/4 van de opbrengst de
belasting ter zake van de kosten van aanleg dier rio
leering f 375.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Fransen heeft niet aan de sectievergade
ringen kunnen deelnemen, daar hij in die dagen elder-
de belangen der gemeente moest behartigen en hij
kou dus zijne opmerkingen niet maken. Met ver
bazing heeft hij dien post evenwel gezien, waarbij
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden vau Woensdag 29 October 1913, 267
voortgezet op Woensdag 30 October 1913.
wordt voorgesteld een som uit te betalen aan derden.
Er is toch nog in het minst geen kijk op dat er het
volgend jaar ook maar 1 M2. van de terreinen in
exploitatie zal worden gebracht, zoodat er ook geen
belasting kan worden geheven. Spreker weet niet
of hij deze zaak hier, dan wel bij volgno. 26 der
ontvangsten ter sprake moet brengen
De Voorzitter geeft den heer Fransen te kennen
dat hij nu wel door kan gaan.
De heer Fransen vervolgt en zegt verbaasd to
hebben opgezien, omdat er geen kijk op is dat ook
maar 1 M-. het volgend jaar in exploitatie zal komen.
Toen indertijd de concessie is verleend aan de
lieeren Bos en Stoett, stelden Burgemeester en Wet
houders als voorwaarde het maken van een riool van
grooterc capaciteit dan voor dit terrein noodig was,
omdat, indien de aangrenzende terreinen mettertijd
ook als bouwterreinen mochten worden worden inge
richt, de dan aldaar te maken rioleering hierop moest
aansluiten. Spreker heeft dit bestreden op grond
hiervan dat het niet aanging van de concessionarissen
te eischen oen duurder riool te maken dan voor hun
terrein noodig was. Het voorstel van Burgemeester
en Wothouders CC luidde
„in afwachting van de definitieve voorstellen van
Burgemeester en Wethouders zich in beginsel bereid
te verklaren tot medewerking aan de tot stand ko
ming van een belastingverordening, krachtens art.
'240i der Gemeentewet, volgens welke aan eigenaren
van gebouwde eigendommen, die gesticht zullen
worden bij straataanleg op terreinen, grenzende aan
of liggende nabij de sub AA bedoelde, een voldoende
bijdrage zal worden gevorderd in de kosten van het
sub I B 7° van het onder AA genoemde ontwerp
besluit vermelde rioleeringswerk, welke bijdrage ver
volgens aan de concessionarissen-Bos c.s. naar billijk
heid zal worden gerestitueerd."
De Raad is daarop ingegaan en toen is de veror
dening op de rioleeringsbelasting gekomen. In de
toelichting tot de verordening staat
„Bij Raadsbesluit van 25 Juni 1912 no. 247r/122
verklaarde Uwe vergadering, in afwachting van de
„definitieve voorstellen van Burgemeester en Wethou
ders, zich in beginsel bereid tot medewerking aan
,,de tot stand koming van een belastingverordening,
„krachtens art. 2401 der Gemeentewet, volgens welke
,,aan eigenaren van gebouwde eigendommen, die ge
sticht worden bij straataanleg op terreinen, grenzende
jaan of liggende nabij de kadastrale perceelen in sectie
G iios. 6638, 8980 en 8076 (het bouwplan Bos), een
„voldoende bijdrage zal worden gevorderd in de kosten
„van het sub B 7° van het Raadsbesluit van dezelfde
„dagteekening no. 274r/121 vermelde rioleerwerk,
„welke bijdrage vervolgens aan de concessionarissen
..Bos c.a. naar billijkheid zal worden gerestitueerd."
Nu blijkt evenwel door dezen post, dat de con
cessionarissen voor hun eigen terrein belast worden
en dat is niet 's Raads bedoeling geweest. Spreker
geeft toe dat de Raad er zelf schuld aan heeft, omdat
n art. 1 het terrein-Bos is ingelascht. Spreker heeft
er destijds niet bij stilgestaan omdat hij overtuigd
was, en de geheele Raad zeker met hem, dat de be
lasting alleen zou worden geheven van de aangren
zende terreinen. Het woord argure in art. 1 het
terrein-Bos is er bij vergissing in gekomen. Het
komt hem onbillijk voor dat de concessionarissen van
hun eigen terrein belasting betalen en spreker stolt
ian ook voor dezen post te schrappen.
De heer Burger is ook van meening dat hier een
vergissing in het spel is en dat op deze wijze niet
wordt nagekomen wat eerst is toegezegd. In het
voorstel betreffende de bouwvergunning aan Bos c.s.
staat dat de belasting zal worden geheven van de
terreinen, grenzende aan of liggende nabij de terreinen
Bos c.s. De opbrengst van die belasting zou worden
teruggegeven aan de heeren Bos c.s., die zoo een
deel van het door hen betaalde zouden terugkrijgen.
Nu is de verordening er en heeft men niet alleen
de aangrenzende terreinen, maar ook het eigendom
van Bos c.s. belast. Zij moeten nu zelf meebetalen
en krijgen het langs een omweg terug, maar slechts
voor 3/4, want de gemeente neemt 1/4 deel. Wanneer
nu na jaren de andere terreinen meebetalen, krijgen
Bos c.s. 3/4 ook van dat geld terug. Hun terrein is
bijna 8/4 van het geheele bedrag. Wat ze dus terug
krijgen is weinig meer dan voor hunne terreinen aan
belasting zal worden betaald. Yan werkelijke restitutie
van een deel van hunne uitgaven voor liet werk zal
in het geheel niets inkomen.
De verordening heeft dus haar doel gemist, daar de
gedane belofte niet nagekomen zal worden en spreker
acht het dan ook billijk om te overwegen of de ver
ordening niet moet worden herzien.
De Voorzitter wijst er op dat de heer Burger totaal
dwaalt. Het is doodeenvoudig een vergissing. Eerst
wil spreker echter opmerken dat de heer Fransen
don indruk vestigt alsof niet Burgemeester en Wet
houders, maar hij op de billijkheid heeft gewezen dat
zij, die door het werk werden gebaat, daarin meebe
taalden.
Lang voor den heer Fransen heeft spreker over deze
zaak met den heer Stoett gesproken en deze oplossing-
gevonden. De heer Fransen zegt dat de grond nog
niet in exploitatie komt. Spreker gelooft echter dat
er al gebouwen staan.
De zaak, waarvan de heer Burger sprak, is deze.
De gemeente heeft oorspronkelijk als eisch gesteld
dat het riool met duiker onder de spoorlijn er kwam.
Dit werk was aanvankelijk veel hooger geraamd.
Spreker heeft toen geredeneerd dat het onbillijk was
dat concessionarissen al die kosten zouden betalen,
terwijl anderen er later van zouden profiteeren. Daar
om is een middel gezocht om die anderen mee te
laten betalen. Zelf echter moesten de heeren Bos c.s.
in de eerste plaats betalen. Zij hebben nu 3/4
van het werk betaald. De gemeente heeft ook
kosten gemaakt, voor opmeting e. d. en het gekapi
taliseerde onderhoud. Dat is de verklaring van het
1U gedeelte, dat de gemeente terug krijgt. Wanneer
nu alleen de belasting zou worden geheven van de
aangrenzende terreinen, zou de gemeente haar 1fi
niet terug krijgen. De belasting wordt geheven van
alle terreinen en daarvan krijgen de heeren Bos c.s.
3/4 terug. Spreker moent dan ook dat de zaak vol
komen juist is.
De heer Burger wijst er nogmaals op dat in de
verschillende stukken en in de toelichting op het
voorstel betreffende de bouwvergunning wordt gezegd
dat de belasting geheven zal worden van de aan
grenzende en in de nabijheid liggende terreinen, terwijl,
in onderdeel CC van hot voorstel van Burgemeester
en Wethouders restitutie van de te heffen belasting
aan do heeren Bos c.s. in uitzicht wordt gesteld. Die
belofte is door de inrichting der verordening te niet
gedaan.
De lieer Bos c.s. hebben het werk betaald. Er is
gezegd dat is niets, later krijg je wat terug. Nu
mogen ze bovendien zelf nog betalen. Wel krijgen
ze dat godeeltelijk terug, maar van hetgeen ze oor
spronkelijk hebben betaald zien ze nooit één cent
terug. Er is dus, spreker herhaalt het, een belofte
gedaan, welke niet is nagekomen. Gelukkig is hot