Vergadering van Woensdag 29 October 1913. 234 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 21 October 1913. Het nemen van het besluit wordt ingevolge artikel 50 der Gemeentewet tot eene volgende vergadering uitgesteld. Onderdeel E wordt met algemeene stemmen aan genomen. Onderdeel D wordt in verband met de te nemen beslissing omtrent onderdeel A, aangehouden tot de volgende vergadering. VII. De Voorzitter geeft thans het woord aan den heer Beekhuis tot het stellen van zijn vraag. De heer Beekhuis zal, het is ook te laat, niet lang werk hebben. Spreker gelooft dat alle leden van den Raad en de geheele burgerij het met hem eens zullen zijn, dat de stank der grachten tegenwoordig ondragelijk is. Dit feit kan iedereen constateeren en velen, zoo niet allen, verwondert het dat de grachten in dezen tijd van het jaar zoo kunnen stinken. Men begrijpt er de oorzaak niet van, te meer daar de waterstand nog boven zomerpeil en het koel weer is. Spreker vraagt of Burgemeester en Wethouders ook de oorzaak kunnen opgeven. De Voorzitter antwoordt dat ongeveer een jaar- geleden hetzelfde geval zich met de grachten heeft voorgedaan. Toen is door twee deskundigen, de heeren Sonnega en de Vogel, een onderzoek ingesteld en uit het rapport is zonneklaar gebleken, dat de oorzaak is te vinden in de aardappelmeelfabriek in Leeuwarderadcel. De verontreiniging van het water was in de nabijheid dier fabriek het sterkst en nam naar de stad geleidelijk af. Burgemeester en Wet houders hebben zich, naar aanleiding van dat rapport, gewend tot den Inspecteur voor de Volksgezondheid, omdat zij van oordeel waren, dat deze meer invloed zou hebben op het gemeentebestuur van Leeuwar- deradeel, ten einde verbetering te krijgen. Deze Inspecteur is intusschen door een ander vervangen en daardoor is deze zaak in vertraging gekomen. De opvolger is hier gisteren geweest, heeft een onder zoek ingesteld en is overtuigd dat de aardappelmeel fabriek te Huizum de oorzaak is van den stank. Naar aanleiding daarvan hebben Burgemeester en Wethou ders zich tot hunne collega's van Leeuwarderadeel gewend en de Inspecteur zal zijn rapport indienen ter plaatse waar hij dat wenschelijk acht. Zoolang evenwel de Hinderwet luidt als nu, kunnen alleen Burgemeester en Wethouders van Leeuwarderadeel nieuwe voorwaarden stellen aan den fabrikant. Ove rigens is er niets aan te doen. De heer Beekhuis dankt voor de ontvangen inlich tingen. Niets meer te behandelen zijnde wordt de vergadering door den Voorzitter gesloten. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 29 October 1913. 235 Tegenwoordig eerst 18, later 21 leden, te weten de heeren Tulp, Hiemstra, Fransen, Gr. W. Koopmans, Lautenbach, Tiemersma, Peletier, Oosterhoff, Vonck, Zandstra, de Haan, Feitz, Berghuis, Haverschmidt, Menalda, J. Koopmans, Komter en Schoondermark. Later de heeren Beekhuis, Burger en Tijsma. Afwezig 3 leden, waarvan met kennisgeving de heer van Messel. Zonder kennisgeving de heerenWilhelmij en Boosman. Eene vacature. Voorzitter: de heer mr. J. A. N. Patijn, Burgemeester. I. De notulen der op Dinsdag 21 October 1.1. ge houden vergadering worden vastgesteld. II. Wordt medegedeeld 1. dat bij Koninklijk besluit van 14 October 1913 no. 49 zijn goedgekeurd de raadsbesluiten van 29 April en 22 Juli 1.1., houdende vaststelling van eene verordening tot heffing van schoolgeld voor onderwijs aan het gymnasium en tot het heffen van markt- en staangeld in deze gemeente 2. bericht van den heer K. E. Brunger, dat hij de benoeming tot niet-ambtelijk lid der commissie van aanslag voor de bedrijfsbelasting aanneemt. De mededeelingen 12 worden voor kennisgeving aangenomen 3. aanbeveling voor de benoeming van een lid der commissie van administratie der Stads Bank van Leening, vacature P. Attema Dz. 1. P. Attema Dz. en 2. O. Plantenga T.Bz. 4. alsvoren voor do benoeming van twee leden der commissie van toezicht op het lager onderwijs, wegens periodieke aftreding van Dr. C. .J. A. Meer- dink en J. Kardux a. 1. Dr. O. J. A. Meerdink, 2. C. R. Brinkman, 3. A. Rauwerda. b. 1. J. Kardux, 2. Mr. G. A. Boon, 3. Mr. A. A. Hingst. De stukken 3—4 zullen in eene volgende verga dering worden behandeld 5. adres met memorie van toelichting van J. H. Dobbinga en andere bestuurders van vereenigingen welke ten doel hebben hot propageeren of beoefenen van openluchtspolen, athletiek en gymnastiek, hou dende verzoek medewerking te verleenen tot het aanwijzen, gereed maken en beheeren van speelter reinen in deze gemeente. Wordt voor kennisgeving aangenomen. 6. adres van de vereeniging ter behartiging van do belangen der vrouw te Rotterdam, houdende be zwaren tegen de door Burgemeester en Wethouders voorgestelde regeling van de salarieering der onder wijzeressen bij het openbaar lager onderwijs alhier, die 25.per jaar minder ontvangen dan de onder wijzers. Zal bij de betrekkelijke stukken worden gevoegd; 7. adres van R. van der Tempel alhier, houdende verzoek om ten behoeve van een electrische schei- geleiding tusschen perceelen aan den Stienserweg daarover een dubbelen draad te mogen spannen. Wordt ten fine van afdoening gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders 8. alsvoren van de afdeeling Leeuwarden der ver eeniging- van hoofden van scholen in Nederland, O O waarbij opmerkingen worden gemaakt omtrent het voorstel van Burgemeester en Wethouders tot her ziening van de jaarweddenregeling van het personeel bij het openbaar lager onderwijs alhier, o. a. wat betreft het aanvangssalaris, de vergoeding voor huis huur en periodieke verhooging der belooning ook van de tijdelijke onderwijzers(essen) 9. adres met memorie van toelichting van de af deeling Leeuwarden en omstreken van den Bond van Nederlandsche onderwijzers, waarbij onderscheidene bezwaren tegen de voorgestelde regeling van de sa larieering der onderwijzers bij het openbaar lager onderwijs worden geopperd, met verzoek zoodanige maatregelen te nemen, dat daaraan wordt tegemoet gekomen 10. alsvoren van de afdeeling Leeuwarden van het Nederlandsch Onderwijzers Genootschap waarbij den Raad eenige punten ter overweging worden aan geboden, betrekking hebbende op meergenoemde sa larisregeling. De stukken 810 zullen bij de betrekkelijke stuk ken worden gevoegd 11. adres van dezelfde afdeeling, houdende verzoek om in het onderwijs aan achterlijke kinderen to voorzien. Wordt voorgesteld dit adres voor kennisgeving aan te nemen. De heer Hiemstra vraagt of Burgemeester en Wet houders geen prae-advies kunnen uitbrengen. De Voorzitter antwoordt dat Burgemeester en Wet houders geen bezwaar hebben hunne meening omtrent deze zaak in een prae-advies neer te leggen, wanneer de Raad zulks wenscht. Spreker meent echter dat tot nu toe niet is gebleken dat de wensch wordt ge koesterd, dat er een school voor achterlijke kinderen komt. De heer Hiemstra wijst er op dat men dit onder wijs in andere plaatsen reeds ter hand heeft genomen. Spreker is dan ook van oordeel dat het wel goed is, dat de Raad deze zaak eens onder de oogen ziet en dat kan het best geschieden als Burgemeester en Wethouders prae-advies uitbrengen. De Voorzitter zal het voorstel-Hiemstra in stemming brengen. De heer Schoondermark (wethouder) deelt mede dat reeds een paar maal is medegedeeld dat dezo kwestie door de schoolartsen onder de oogen zou worden gezien. Vroeger is er een voorstel gekomen van de Com missie van Toezicht op het Lager Onderwijs om een crediet van f G00.te verleenen, ten einde een onder zoek in te stellen. Later is het instituut schoolartsen in het leven geroepen en heeft men gezegd dat men eerst wilde afwachten hoe die heeren over de zaak denken omdat zij het best tot oordeelen bevoegd zijn. Wanneer dus de Raad prae-advies wenscht zal het voor Burgemeester en Wethouders de weg zijn om bij de schoolartsen te informeeren. Zij hebben zich. evenwel tot nu toe niet uitgelaten dat er aan een dergelijke school behoefte bestaat. Den heer Vonck doet het genoegen dat het plan bestaat de schoolartsen de zaak te doen onderzoeken. Spreker twijfelt niet of de heeren zullen met een voorstel komen om in dien zin werkzaam te zijn, want hij is overtuigd hij heeft met enkele hoofden over deze zaak gesproken dat er aan een dergelijke inrichting behoefte bestaat. Daarom is spreker er

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1913 | | pagina 1